Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 28 (1914-1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.69 MB)

Scans (95.78 MB)

ebook (6.75 MB)

XML (4.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 28

(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Middenstandsbelangen.
Iets over ‘bewijzen’.

Bewijzen is het aantoonen der waarheid van feiten. Het is de plicht van dengene, die eene vordering in rechten instelt. (B.W. 1902).

Een zeker Franschman beweerde eens, dat alle eigendom diefstal is, terwijl onze wet een ander standpunt inneemt; zij namelijk huldigt het beginsel der goede trouw: wat gij in eigendom hebt, is het uwe op rechtmatige wijze verkregen. En als ik nu vermeen, dat een stuk land of een huis b.v. hetwelk thans ten uwen name als eigendom is geboekt, het mijne is, dan kan ik U in rechten aanspreken en als ik daartoe overga, dan rust op mij de verplichting om de waarheid der door mij beweerde feiten aan te toon en of te wel te bewijzen.

Het is bekend, dat het succes der eischende partijen in de rechtzaal niet altijd evengroot is. Integendeel: de gedaagden over het geheel genomen hebben meer succes dikwijls dan zij, die als eischende partij optreden. En geen wonder, vermits op den eischer volgens artikel 1902 van het Burgerlijk Wetboek de ‘bewijslast’ rust. Zoodra iemand als gedaagde wordt aangesproken, kan hij voorhands den eisch der tegenpartij (de eischer namelijk) begroeten met een algeheele ontkenning of met een gedeeltelijke erkenning der door den eischer gestelde feiten, waarvan in beide gevallen het gevolg is, dat de eischer de door

[pagina 178]
[p. 178]

hem gestelde feiten dient te bewijzen, waaraan intusschen vele praktische bezwaren zijn verbonden, hetgeen ons duidelijk wordt, zoodra wij maar letten op aard en wezen der zoogenaamde bewijsmiddelen, waarvan art. 1903 melding maakt.

Gemeld artikel noemt in de eerste plaats op als bewijsmiddel: het schriftelijk bewijs.

 

Schriftelijk bewijs bestaat in twee vormen:

a.de authenthieke acte.
b.de onderhandsche acte.

De eerste biedt meer rechtszekerheid dan de laatste, jammer maar, dat de authenthieke acte zoo duur moet worden betaald. Rechtszekerheid is op zichzelf een artikel, waarmede de maatschappij in haar geheel is gebaat; alzoo ligt het voor de hand, dat ieder Middenstander voor zichzelven de wenschelijkheid zal bepleiten, dat de authenthieke acte weinig kosten met zich brengt.

Waar dit niet het geval is, spreekt het vanzelf, dat wij hier te doen hebben met een tastbaar en praktisch middenstandsbelang, hetwelk van lieverlede meer en meer voorwerp van middenstandsbelangstelling dient te worden. De authenthieke acte wordt in wettelijken vorm opgemaakt door de Regeering voor dat doel benoemde ambtenaren.

Intusschen is het een gelukkig verschijnsel in ons rechtsleven, dat men bijna nimmer er van hoort, dat eene authenthieke acte valschelijk is opgemaakt of wel later vervalscht is.

De bewijskracht van het bewijsmiddel, hetwelk als authenthieke acte bekend staat, is zeer groot. In vele gevallen staat eene dergelijke acte met een vonnis gelijk en kan evenals dit tegen den betrokken schuldenaar ten uitvoer worden gelegd. (Art. 436 v. B.R.V.)

Bewijzen, bewijsmiddel en bewijskracht staan met elkaar in zeer nauw verband. Zoo weten wij, dat de verklaring van één getuige door de Romeinen niet als volledig bewijsmiddel werd aangemerkt. Kort en bondig zeiden de Romeinsche juristen: ‘Eén getuige geen getuige’, of met andere woorden: de verklaring van slechts één getuige kon in rechten niet als volledig bewijs worden aangenomen. Dit is volgens ons recht wel het geval met de authenthieke acte, welke gewoonlijk in tegenwoordigheid van twee getuigen wordt opgemaakt.

De onderhandsche acte staat in bewijskracht niet in alle opzichten gelijk met de bewijskracht der authenthieke acte.

Bovendien heeft deze nog een groot voordeel opzichtens de plaats waar zij wordt bewaard.

Zij wordt (gewoonlijk) in ‘minuut’ verleden ten overstaan van den notaris, die dezelve onder zich houdt en daarvan afschriften (bekend onder de benaming van grossen) aan belanghebbende partijen afgeeft.

Gewoonlijk worden zulke gewichtige documenten opgeborgen in een brandvrije kluis.

De notaris is verantwoordelijk voor eene goede bewaring; zijn eigenbelang brengt dus mede, dat hij doeltreffende maatregelen neemt tot opberging en bewaring.

Dat voordeel van een goede verzorging en bewaring geniet de onderhandsche acte niet altijd. De mogelijkheid bestaat, dat deze tengevolge van slordigheid of door brand verloren gaat.

Maar ook heeft de authenthieke acte dit voor, dat zij wordt opgemaakt door een deskundige, die daarvoor heeft gestudeerd, daarin is geëxamineerd en bovendien door het verplichte praktisch werkzaam zijn op een kantoor eene groote ervaring heeft gekregen.

Zoo gelukkig is de onderhandsche acte niet; deze blijkt maar al te dikwijls te zijn het geesteskind van ‘Jan en alle man’.

Op die wijze wordt meermalen ‘goedkoop’ ‘duurkoop’ en moet de belanghebbende partij later daarvoor ernstig boeten.

Alzoo brengt het praktisch middenstandsbelang mede, dat met het oog op de rechtszekerheid de authenthieke acte als bewijsmiddel met zijn volledige bewijskracht hoe langer hoe meer toegankelijker wordt voor den Middenstand in zijn geheel. Daaruit blijkt al wederom van hoeveel belang het is, dat de Middenstanders zich voor recht en rechtspraktijk gaan interesseeren.

Juist door het georganiseerd optreden, door het op den voorgrond plaatsen van deskundige personen in dienst der georganiseerde vereenigingen kan hier zooveel goeds tot stand worden gebracht.

De onderhandsche acte is goedkooper, doch de praktijk wijst uit, dat in deze materie zich bevinden voetangels en klemmen, welke ook wederom op hunne beurt door deskundige voorlichting stelselmatig kunnen worden ontweken en vermeden.

Indien de middenstandsbeweging ‘arbeidsmoede’ besloot zich alleen te gaan interesseeren voor recht en gerechtigheid, dan zou nochtans de ervaring na verloop van eenige jaren uitwijzen, hoeveel op dit terrein is te verrichten en door hare actie tot stand zal kunnen worden gebracht.

EEN JURIST.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken