Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 29 (1915-1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.32 MB)

Scans (98.55 MB)

ebook (5.40 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Zee-oorlog.

Dat Engeland avond of morgen een zee-oorlog zou voeren moeten, werd door de Engelsche Admiraliteit als een vaststaand feit beschouwd.

Wat dan de taak der Britsche Marine zou zijn, heeft Lord Spencer voor een klein tiental jaren duidelijk uiteengezet, terwijl hij zich daarbij beriep op het rapport van de Koninklijke Commissie voor de kolenstations, onder voorzitterschap van Lord Carnarvon.

‘De Marine heeft niet voor taak, als locale macht, de Engelsche zeehavens te beschermen en te verdedigen. Zij moet de havens van den vijand blokkeeren, zijn handel vernietigen, de vijandelijke schepen in zee aanvallen en buitendien krachtig optreden tegen iedere vijandelijke poging om iets te ondernemen tegen welke bezittingen der Engelsche Kroon ook.’

Zoo sprak genoemd rapport. Lord Selborne preciseerde die uiting nog eenigszins meer. ‘De plicht van de Engelsche Marine is niet alleen het Engelsche Rijk en de hoofdstad te beschermen tegen een mogelijken inval, en zoodoende de Engelsche mannelijke bevolking tegen de conscriptie. Zij heeft nog een andere taak en wanneer zij daartoe niet in staat zou zijn, dan ware het met Engeland gedaan. De Marine moet in staat zijn in iedere omstandigheid zorg te dragen, dat alles wat Engeland behoeft aan voedingsmiddelen, katoen, kortom alles wat het noodig heeft voor zijn industrie en bevolking, ook vrij aangevoerd kan worden.’ En als men aan die geweldige taak denkt, zegt Selborne, dan moet men erkennen, dat de ontzaggelijke sommen, uitgegeven voor de Engelsche Marine, inderdaad goed besteed zijn.

Inderdaad heeft de Engelsche Marine in dezen oorlog woordelijk aan de haar in deze woorden gestelde eischen voldaan. De Engelsche handel is bijna even vrij alsof er geen oorlog is. De Duitsche handel is vernietigd, de Duitsche havens zijn geblokkeerd en wel zoodanig, dat als het ware het geheele Duitsche Rijk belegerd en uitgehongerd wordt.

Zoo lang Engeland nog trotsch was op zijn ‘splendid isolation’ moest bij alle vlootplannen niet slechts gedacht worden aan één vijand, maar aan een vijandelijke combinatie. Daardoor ontstond de zoogenaamde ‘two power standard’. De Engelsche vloot moest in staat zijn de vereenigde vloten van de twee, na Engeland sterkste maritieme naties, te weerstaan. Daarbij had men voornamelijk het oog op de tegenwoordige bondgenooten Frankrijk en Rusland. De snelle ontwikkeling der Amerikaansche, Japansche en Duitsche Marines maakte het eventueele nut van de ‘two power standard’ twijfelachtig. Daarom werd in Engelsche maritieme kringen er aan gedacht de vloot in het vervolg in te richten volgens een ‘three power standard’. Engeland heeft de enorme finantieele bezwaren van dat systeem weten te ontkomen door een verbond te sluiten met Japan. De Europeesche pers heeft de Engelsche diplomaten over dat verbond hard gevallen, maar ten onrechte. Nooit toonde de Engelsche diplomatie zich grooter en wijder van blik, dan toen zij dit voor Engeland zoo voordeelige verbond sloot. Het gevaar van de krachtige Japansche Marine tegenover zich te zien werd daardoor voorkomen, terwijl bij een eventueelen oorlog met twee Europeesche Mogendheden niet slechts de oude ‘two power standard’ voldoende bleef, maar buitendien op de hulp van Japan gerekend kon worden. De overwinning van Admiraal Togo op de Russische vloot schakelde ook die zeemogendheid voor eenigen tijd geheel uit. Door die overwinning kon de Engelsche Admiraliteit er toe besluiten in 1904-1905 een pantserkruiser minder op stapel te zetten dan in de vorige jaren, hetgeen een bezuiniging was van 25 millioen.

Koning Eduard was de man, die de toenadering tot Frankrijk en later ook tot Rusland wist te bewerken. De Entente en het verbond met Japan maakte het duidelijk, dat Engeland slechts één vijand ter zee zou hebben te duchten en wel de steeds krachtiger wordende Duitsche Marine.

De Amerikaansche Marine werd ook wel voortdurend sterker, maar het bleek dat de Regeeringen dier beide Staten, Engeland en Amerika niet ongenegen waren om op de zelfde wijze samen te werken als Engeland en Japan. Een feit is, dat een dergelijk verbond bepleit is in Amerikaansche couranten als The Sun en dat in 1904 de Times zich daarover zeer verblijd betoonde. Wel wees The Sun er op dat de Times het mis had met te denken, dat er bij dergelijke

[pagina 88]
[p. 88]

plannen sprake kon zijn van sympathie. Evenals bij alle politiek werd er slechts aan eigen voordeel gedacht.

In elk geval is het een feit, dat Engeland zijn maritieme macht in de Amerikaansche wateren sterk verminderde, evenals geschiedde met het Middellandsche Zee-eskader. Daarentegen werd de zoogenaamde Home-fleet, sinds dien Channel-fleet genoemd, enorm versterkt. Die versterking ging gepaard met de opruiming van een groot aantal oudere vaartuigen, als hebbende minder militaire waarde. Natuurlijk werden die oudere schepen allen zoo spoedig mogelijk door nieuwe en grootere vervangen.

Dat al deze veranderingen in de stationneering en sterkte der Engelsche vloot gericht waren uitsluitend tegen de Duitsche vloot sprak reeds vanzelf. Maar buitendien liet Arthur Lee op 27 Januari 1905 in een rede op een diner van de Unionistische partij te Fareham en 2 Februari daaropvolgende in een toespraak tot zijn kiezers te Eastleigh, daarop het volle licht vallen. Lee roemde daarbij zeer het doorzicht en de maatregelen van den First Sea Lord John Fisher en van Lord Selborne. De Duitsche couranten, zooals het Berliner Tageblatt, gaven woedende commentaren over die redevoeringen van Lee, waarop niemand minder dan Chamberlain trachtte de woorden van Lee voor Duitschland te verzachten. Hij zeide, dat Lee slechts bedoelde te zeggen, dat Engeland zeer ongaarne een conflict op de Noordzee zou zien, maar dat Engeland zich toch troosten kon met de gedachte, dat als dat conflict zou voorkomen, het in staat zou zijn het eerst en het krachtigst toe te slaan.

Het schijnt, dat Lee dit inderdaad zoo gezegd heeft, doch er nog aan toevoegde dat die eerste klap zou toegebracht worden nog voordat de tegenstander (Duitschland) de oorlogsverklaring in de courant gelezen had. Het antwoord der Duitsche couranten liet niet lang op zich wachten. Iemand als Lee moest al ontslagen zijn, voordat hij in de couranten beschouwingen over zijn praatjes kon lezen.

Dat toebrengen van den eersten klap zooals de Japanners dat in Port Athur deden kwam in dezen oorlog niet voor, maar wel was de Engelsche vloot ten volle gereed voor haar taak. Tot die taak behoorde ook, zooals Lord Goschen indertijd opmerkte, Engeland de macht te geven ook krachtig tegen de pretenties der Neutrale Mogendheden te kunnen optreden.

In het begin van dezen oorlog liepen onmiddellijk geruchten over een groote zeeslag in de Noordzee: zeventien Duitsche schepen zouden gezonken zijn. Het sprak vanzelf, dat zulk een bericht onwaar moest zijn. De Engelschen zijn in alles de beste diplomaten der wereld, dus ook in het oorlogvoeren. Voor het volledig volbrengen van de aan de Engelsche Marine gestelde taak was het totaal onnoodig de Duitsche Marine bij haar Marinebasis op te gaan zoeken. In het genoemde rapport wordt gezegd, ‘de vijandelijke schepen aanvallen in volle zee’, maar niet ze opzoeken aan hun basis. En dat de Duitsche vloot in volle zee die Engelsche niet zou durven opzoeken sprak ook vanzelf. En vooral zou zij dit niet doen in het eerste stadium van den oorlog. Wellicht later, als eerst de vijand te land geslagen was en men dan zou trachten met Engeland af te rekenen, en wellicht ook zonder die overwinning te land als ‘coup de désespoir’.

De Duitsche Marine heeft het er echter tot nu toe treurig afgebracht. Zelfs de beroemd geworden Embden. Wat deed die anders als ongewapenden aanvallen?

De raids naar de Engelsche kust kunnen toch werkelijk niet aanspraak maken op den naam van wapenfeiten, in elk geval niet als men het woord ‘eervol’ erbij zou willen gebruiken.

Ieder weet, dat de gevechtswaarde der tegenwoordige schepen bepaald wordt, niet alleen door de bewapening, de geoefendheid der bemanning, maar dat ook een groote factor voor succes is: de snelheid. Voor de Duitsche schepen blijkt de snelheid ook inderdaad zeer gewichtig te zijn. Door die snelheid toch kunnen zij de Engelsche schepen ontvluchten. Bewapening, om weerlooze schepen en havensteden te beschieten. Snelheid, om gewapende Engelsche schepen te ontvluchten.

Dat is tot nu toe het teeken waarin de zee-oorlog tusschen Engeland en Duitschland staat. Engeland wacht af en kan afwachten, heeft den tijd voor zich en Duitschland kan en durft niets anders doen als weerloozen aanvallen, zooals nu ook weer in den edelen duikbootenoorlog der Duitschers.

Hoeveel nobeler hielden zich dan èn Russen èn Japanners toen die elkander opzochten om den eindstrijd te leveren bij Tjoushima waar de Russische vloot ten onder ging.

Die slag bij Tjoushima, gewichtiger èn als gevecht èn als resultaat dan den slag bij

[pagina 89]
[p. 89]

Trafalgar, is wel waard in deze tijden met een enkel woord herdacht te worden.

De Russische vloot ging den vijand in de Aziatische wateren opzoeken. Dat was een waagstuk, maar ook het eenige, waardoor de oorlogskansen ten voordeele van Rusland konden keeren. Gelukte het de Japansche vloot te verslaan, dan was het Japansche leger afgesneden van zijn hulpbronnen en kon daartegenover de Russische vloot optreden tegen de Japansche havensteden. De kans op die zoo gewenschte en noodzakelijke overwinning was echter niet groot. Reeds wist men van te voren, dat de Russische Oost-Zee vloot numeriek de mindere was tegenover de Japanners, zoowel wat bewapening als wat tonneninhoud betrof. Daarbij was de Japansche bemanning al eenigen tijd aan het oorlogvoeren gewend en streed de Japansche vloot vlak bij haar basis, terwijl de Russische vloot maanden varen moest om het tot een ontmoeting met de vijandelijke vloot te brengen.

Door die lange reis waren de kielen der schepen vuil geworden, met het noodzakelijke gevolg: vermindering van snelheid. En gedurende den slag bleek die mindere snelheid een groot nadeel voor de Russen te zijn. Alleen daarom lag het op den weg van Admiraal Rodjestvensky een slag te vermijden en zonder gevecht Vladivostock te bereiken. Daar toch zou zijn eskader versterkt worden met een divisie torpedojagers, met den kruiser Bogatyr en met de pantserschepen Rossia en Gromoboi. Maar het vermijden der Japansche vloot ging niet zoo gemakkelijk. Daarvoor toch was de inlichtingen-dienst der Japanners te goed. Buitendien liep men kans opgesloten te worden in Vladivostock, zonder daar den noodigen tijd te vinden om de schepen door reiniging hunne oude snelheid terug te geven. Een andere faktor was nog, dat de Russische vloot niet voldoende steenkolenvoorraad had voor zoo'n langen reis, terwijl men in Vladivostock niet genoeg steenkolen zou vinden.

Lichte Japansche kruisers hadden Togo reeds gewaarschuwd, dat de Russische vloot in aantocht was. Op het oogenblik der ontmoeting, 's middags twee uur, teldede Russische vloot achttien schepen, die op ongeveer 8000 meter afstand het vuur openden. De Japanners beantwoordden dat vuur niet, voor dat de afstand verminderd was tot op 6000 meter. Reeds in den aanvang van den slag werd de Kniaz Souvorof zwaar beschadigd en in brand geschoten en Rodjestvensky zelf gewond. Deze gaat met de admiraalsvlag over naar de Borodino. Tegelijkertijd is een ander Russisch schip de Osliabya zoo zwaar beschadigd dat het de gevechtslinie verlaten moet, en ongeveer kwart over drie zinkt. De Admiraal Felkersham was gedood. Ook de Borodino en de Alexander de Derde worden in brand geschoten. En de Admiraal Nakhimoff wordt zoo gehavend, dat dit schip verloren ging.

Toen de gang van zaken zoo voordeelig voor de Japanners was, zond Togo de divisie Kanimoura weg om langs een omweg de Russische vloot in den rug aan te vallen. In het vervolg van den slag wordt de Borodino door vijf Japansche schepen zoo beschoten, dat Rodjestvensky, die een nieuwe wonde opgeloopen had, dat schip verlaten moest en zich aan boord van een der torpedojagers begaf. Ook de Alexander de Derde gaat verloren evenals de Sissoï-Veliki en daarna ook de hulpkruiser Oural. In dat gedeelte van den slag werden de overblijvende Russische schepen ook nog aangevallen door de Japansche torpedobooten. De eerste aanval werd nog door de Russen afgeslagen, maar bij den tweeden aanval gingen behalve de reeds genoemde Sissoï-Veliki ook de Admiraal Ouchakof en de Vladimir Monomakh te gronde, terwijl bij den eersten aanval de Navarin als slachtoffer viel. Den volgenden ochtend streden de wrakken van de Nicolaas de Eerste, de Orel, de Admiraal Apraxine en de Admiraal Seniavine nog door, tot tenslotte Admiraal Nebagatof besloot zich over te geven.

Het resultaat van den slag was dus niet slechts een nederlaag van de Russische vloot, maar een totale vernietiging.

Hiervoor zijn verschillende oorzaken op te noemen. Een Duitsche vloot zou een dergelijke ramp niet overkomen zijn. Zoodra men toch op 8000 meter een vijand ontdekte ging men met ‘à grande vitesse’ aan den haal. Daaraan dachten de Russen niet. Tot het laatste streden zij met grooten moed. De namen der Borodino, der Sissoï Veliki en der Kniaz Souvorof staan met gulden letters in de geschiedboeken der Russische Marine geboekt. Niet één enkel man deed niet zijn plicht. Zoodra Togo de vijandelijke vloot zag, seinde hij naar al zijn schepen: ‘De toekomst van het Keizerrijk hangt van dezen slag af; ik hoop dat iedereen zijn plicht zal doen.’ Dat deden de Japanners zonder uitzondering, maar in dapperheid en plichtsbetrachting overtroffen zij de Russen niet.

[pagina 90]
[p. 90]

Was dus de moed van beide partijen gelijk, zoo was dit niet het geval met de bevarenheid. In ieder opzicht was daarin de Japansche vloot beter, dan de Russische. Het manoeuvreeren der Japanners was bewonderenswaardig, al moet men toegeven dat zij daarin juist de snelheid zeer veel tot hun voordeel hadden, boven de zooveel langzamer varende Russische schepen.

Verder bleken de Japanners veel beter artilleristen te zijn. Ook deze slag is evenals de strijd der Engelsche vloot tegen de vluchtende Duitsche, waarbij de Blücher verloren ging, in hoofdzaak beslist door het geschut. De Russen waren buitendien te vroeg begonnen met schieten, daardoor ontbrak de munitie later op verscheidene schepen, juist toen de afstand zooveel kleiner was geworden, dat de trefkans in het voordeel was van dengene die nog schieten kon. De Japanners waren ook niet zuinig met munitie, maar pas toen zij zeker waren te treffen. Nog een ander feit is aansprakelijk voor de nederlaag der Russen. Nobogatof vertelde aan Togo, dat alle projectielen der Japanners door de pantserplaten der schepen drongen. Togo was verbaasd, toen hij hoorde, welk pantser die schepen wel bezaten. Dus weer de oude kwestie, dat alles wat bij het Russische leger en bij de vloot op papier staat, er nog in werkelijkheid dikwerf niet aanwezig is.

 

Wij noemden met een enkel woord den slag bij Trafalgar. Daar streed Nelson met 27 Engelsche schepen tegen de Fransche vloot onder Villeneuve, die 33 schepen sterk was. De Franschen werden verslagen. Nelson nam zelfs 17 schepen. Hij sneuvelde echter zelf, evenals meer dan 3000 man van zijn volk, terwijl al zijn schepen geduchtig gehavend waren. Na den slag stak een geweldige storm op, waardoor de Engelschen zeer veel moeite hadden met hunne half stukgeschoten schepen Gibraltar te bereiken. Dit deed Kapitein Cosmoa van de geslagen Fransche vloot besluiten opnieuw de Engelsche vloot aan te vallen. Admiraal Collingwood deed om dit gevaar af te wenden zijn vloot positie nemen tegen Cosmoa, maar moest daarbij de genomen schepen vrijlaten. Twee, de Santa Anna en de Neptuno, nam Cosmoa mede naar Cadix, terwijl Collingwood vele der anderen liet verbranden, zoodat hij met slechts vier genomen schepen in Gibraltar aankwam. Uit het heldhaftig optreden van Cosmoa, ziet men, hoe de Fransche vloot wel geslagen was, maar absoluut niet zoodanig als de Russen bij Thoushima. Die zouden niet in staat geweest zijn nog iets te ondernemen tegen de overwinnaars. Op het resultaat van den oorlog had de slag bij Trafalgar niet den minsten invloed. Alleen werd het gevaar voor een vijandelijken inval in Engeland afgewend en zooals gebleken is voor minstens ruim honderd jaar.

 

En ook nu is door de laatste overwinning der Engelschen op de Duitschers het gevaar voor een vijandelijken inval opnieuw afgewend. Zooals Gabriel Hanotaux schreef: ‘Chaque fois qi'une escadre allemande se risque, elle sait d'avance, maintenant qu'elle est battue si elle ne fuit.’ Zoo is het ook. Daarom is voorloopig de zeeoorlog uit, voor zooverre het niet-onderzeebooten betreft. De onderzeeboot-oorlog en vooral nog die tegen non-combattanten is wel het meest weerzinwekkende, wat wij in dezen barbaarschen oorlog te zien kregen. Maar tegenover de Engelsche vloot en den Engelschen handel zal die duikbooten-oorlog blijken te zijn de oorlog van een kefhond tegen een buldog en dus voor Duitschland niet het minste praktische resultaat opleveren.

Daarom zal ten slotte, nadat het gebleken zal zijn, dat het Duitsche leger niet in staat is haar reusachtige taak aan beide fronten te vervullen, wel overgegaan moeten worden tot den ‘coup de désespoir’, waartoe ook Rusland in den Russisch-Japanschen oorlog besloot, en wel een uitval der geheele Duitsche vloot tegen de Engelsche vloot. Het ontbreekt den Duitschers niet aan moed, de bijna absolute zekerheid van een nederlaag zal hen niet weerhouden, als de tijd daar is, waarop zij zelf dien aanval noodig vinden. En dan wordt de Duitsche vloot behandeld als de Russische bij Thoushima, en alle kans is er, dat dan na dit te verwachten Duitsche Thoushima de Vredesonderhandelingen geopend zullen worden. Het ziet er echter helaas nog niet naar uit alsof dit spoedig gebeuren zal.

P.J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTEL.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • P.J. de Bruïne Ploos van Amstel


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)