Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 29 (1915-1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.32 MB)

Scans (98.55 MB)

ebook (5.40 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mijn eerste bezoek aan het hof van Napoleon III.
Inleiding.

Madame de Hegermann-Lindencrone, de schrijfster van deze brieven, welke ons zulk een levendig beeld van het schitterende hof van den laatsten Napoleon weergeven, is de vrouw van den tegenwoordigen Deenschen gezant te Berlijn. Toen zij nog miss Lillie Greenough was, gaf zij reeds op vroegen leeftijd blijken in het bezit van een merkwaardige stem te zijn, zoodat zij, vijftien jaar oud zijnde, door haar moeder naar Londen gebracht werd, om onder leiding van Garcia voor den zang opgeleid te worden. Twee jaar later huwde zij met Charles Moulton, de zoon van een welbekenden Amerikaanschen bankier, die zich gedurende den tijd van Louis Philippe te Parijs had opgehouden. Als madame Charles Moulton, werd de bekoorlijke Amerikaansche als een welkome gast aan het hof van Napoleon III gaarne ontvangen. De Parijsche couranten zijn in de dagen van het Tweede Keizerrijk steeds vol lof geweest over hare persoonlijke aantrekkelijkheden en haar prachtige stem, die ze niet genoeg wisten te prijzen.

Na negen jaren van plezier en voortdurende amusementen in de vroolijkste stad ter wereld te hebben doorgebracht, kwam de oorlog van 1870 tusschenbeide en de daarop volgende Commune. Bij den val van het Keizerrijk en den dood van haar echtgenoot keerde Mrs. Moulton naar Amerika terug, waar zij eenige jaren later opnieuw in het huwelijk trad met M. de Hegermann-Lindencrone, in dien tijd Deensche gezant der Vereenigde Staten, en daarna achtereenvolgens vertegenwoordiger van zijn land te Stockholm, Rome en Parijs.

Weinig personen van haar tijd hebben ons zooveel van hen weten te vertellen, die door de wereld als groot en machtig werden beschouwd; onder hare vrienden telde zij niet alleen de regeerende vorsten van de verschillende landen en de meest bekende personen aan het hof, waar zij verscheen, maar ook bijna al de werkelijk belangrijke figuren in de muziekwereld van de laatste halve eeuw, waaronder o.a. Wagner, Liszt, Auber, Gounod, en Rossini. En van vele dezer beroemde mannen geeft zij ons in hare brieven een intiem kijkje, waardoor zij in een eigenaardig licht verschijnen; maar meteen doet zij ons een blik slaan op het intieme leven aan het hof van Napoleon III, dat in de meest mogelijke zorgeloosheid en in oppervlakkige vermaken werd doorgebracht, zonder er nog eenig vermoeden van te koesteren, dat men zich nog slechts een paar jaar van den oorlog verwijderd bevond, welke aan al die genoegens wreedaardiglijk een einde zou maken, met als nasleep den val van het Keizerrijk, den dood van Napoleon III en de vlucht der Keizerin Eugenie.

Laat ons evenwel eerst eens een kijkje in die brieven van de toenmalige madame Charles Moulton slaan:

Compiègne, 22 Nov. 1866.

Lieve A -:

 

Je weet wel dat het altijd mijn vurige wensch geweest is om met eigen oogen het leven van den Keizer in Zijn paleis te Compiègne gade te kunnen slaan, en nu is díe wensch in vervulling gegaan en bevind ik mij hier.

Wij ontvingen die uitnoodiging twaalf dagen geleden. Daardoor had ik nu al den tijd om mijn garderobe in orde te brengen, hetgeen natuurlijk alles in de puntjes moest zijn voor dit bezoek van een week aan het keizerlijk hof. Ik was verplicht minstens twintig japonnen mee te nemen - acht dagjaponnen, mijn reiscostuum, een groen jachtcostuum, hetgeen me gezegd was absoluut noodzakelijk te zijn, zeven baljaponnen en vijf voor de tea. Zulk een hoeveelheid kisten en doozen arriveerden er bij ons aan huis te Parijs, dat Mlle. W... een en al zenuwachtige gejaagdheid werd en me zoodanig met nietige, totaal overbodige vragen overstelpte, vergezeld van een waren woordenvloed, dat ik haar maar het liefst op den bodem van de Roode Zee wenschte.

We lieten iemand komen die de kunst van goed in te pakken verstond en weldra had ik negen groote koffers klaar staan en C. - had er twee; de kamenier en de knecht elk een, zoodat we alles te zamen een aardige stapel bagage verzameld hadden, als je ten-

[pagina 157]
[p. 157]

minste maar voor een week denkt op reis te gaan.

Er waren ongeveer een vijftig à zestig gasten, die aan het station te Compiègne afstapten, waar zich twee landauers opgesteld hadden, een voor den Oostenrijkschen gezant, Prins en Prinses Metternich en een voor den Duitschen gezant. De tentwagens, waarvan er zeker wel een tiental stond, waren met donkergroen en rood fluweel bekleed, elk met vier vurige paarden bespannen, waarop twee postillons gezeten waren, die er keurig netjes uitzagen in hun korte fluweelen jasjes, met goud geborduurd en bedekt met een eindelooze rij knoopen.

Prinses Metternich was voorzien van veertien koffers en had twee kameniers meegegebracht; de Prins was vergezeld van zijn particulieren secretaris en een bediende. Bij onze aankomst in het paleis ontving ons de Groot-thesaurier aan het boveneinde der trap met tal van strijkages. Hij verwees ons naar een Zouaaf die, gekleed in een zwarte livrei met zware ketens om zijn hals, er zeer gewichtig uitzag en ons met groote waardigheid den weg naar onze appartementen wees. Onze namen stonden op de deuren vermeld en weldra traden we de schitterend verlichte vertrekken binnen, welke ons, na de reis, niet weinig toelachten met hun vroolijk vuur in den haard, dat zulk een huiselijken en gezelligen aanblik bood. De thee en chocolade stond reeds op de tafel voor ons klaar, terwijl de soldaten (die hier de rol van de man-voor-alle-werk schijnen te vervullen), de koffers binnenbrachten.

Ik liet me door mijn kamenier in een eenigszins opgewonden toestand verkleeden, zij scheen zelf ook verward en geagiteerd door de nieuwe omgeving te zijn - en ik dacht nooit op tijd klaar te zullen komen. Misschien zal het je wrel interesseeren te hooren wat ik dien avond droeg. Het was een lichtgroen tullen costuum, met zilver geborduurd, de taille gegarneerd met zilveren franje. Op den tailleband stond met groote letters Worth vermeld; ik dacht dat het maar het beste zou zijn, dien eersten avond een goeden indruk te maken, en trok daarom mijn mooiste japon aan.

Bij het verlaten van ons appartement, even voor zeven, vonden we een lakei voor de deur op ons staan te wachten, om ons den weg naar den salon te wijzen. Deze leek me onmetelijk groot toe; aan het einde ervan merkte ik de buste van madame Loetitia op, terwijl aan het andere einde er een van Napoleon 1 stond; het plafond was een meesterstuk van Girodet-stijl Empire.

De groot-thesaurier wierp een blik door het vertrek, nadat al onze plaatsen waren aangewezen en verdween daarna in de private vertrekken van Hare Majesteiten. Weldra ging er een geheimzinnig ritselen, een geagiteerd fluisteren door onze rijen, alle gasten namen een stijve houding aan en stonden in gespannen verwachting, zich naar hun rang en waardigheid opstellende, totdat de deuren werden opengeworpen en Hare Majesteiten binnentraden. De heeren maakten een eerbiedige buiging, terwijl de dames tot op den grond toe negen; de keizerin wendde zich direct tot de laatsten, de keizer tot de heeren, vijftig of zestig, ‘bon soirs’ en ‘charmé de vous voirs’ klonken er door de zaal; maar gedurende al dien tijd hielden Hare Majesteiten in stilte hun blik op den Groot-maarschalk gericht, terwijl deze zijn oogen op de klok gevestigd hield, want alles moest precies op tijd geëindigd zijn.

De Keizerin zag er bekoorlijk uit; Zij droeg een witte gebrocheerd-zijden japon, met lovertjes bezaaid, een prachtige diamanten diadeem op het hoofd en om haar hals een verrukkelijk paarlsnoer.

Toen de hofmaarschalk de gelegenheid schoon zag, naderde hij Zijne Majesteit, die zich naar de Keizerin begaf en reikte haar zijn arm, waarop de hofdignitaris langzaam en plechtig vooropging om ons allen naar de eetzaal te geleiden.

Bij het binnenkomen daarvan scheidden zich Hare Majesteiten: de Keizer begaf zich naar den eenen kant van de tatel en de Keizerin naar den anderen, zoodat beide tegenover elkaar kwamen te zitten; de eerste had Prinses Metternich aan zijn rechterhand, de Keizerin den Oostenrijkschen gezant, Prins Metternich en aan Haar linkerhand den Duitschen gezant, Graaf von der Golz. De andere gasten waren allen naar hun rang en waardigheid geplaatst, mijn nietig persoontje verdween geheel en al tusschen die hooge personen, zoodat ik ergens onder aan de tafel bij de leden van de hofhouding terecht kwam.

Het servies bestond uit wit Sèvres porcelein met niets dan een ‘N’ in goud, omgeven door den Keizerlijken kroon, erop gedrukt. De lakeien stonden allen op een rij door de geheele banketzaal verspreid en maakten niet weinig indruk in hun rood met wit afgezette livreien; de chasseur van den Keizer stond

[pagina 158]
[p. 158]

stijf opgericht achter diens stoel en mag slechts hem alleen bedienen, door telkens een schotel van elk gerecht dat er binnengebracht werd, uit de handen van den maître d'hôtel aan te nemen en eerst zelf daarvan te gebruiken.

Terwijl de Keizer zich daarna ervan bediend heeft, reikt de chasseur den schotel weer over aan den bottelier, deze geeft dien aan de andere bedienden, die daarop de gasten ermee bedienen. Bij de Keizerin gaat het op dezelfde manier toe.

Ik denk dat dit gebruik nog dateert uit den tijd der Borgia's, die, teneinde hun eigen leven te sparen, gewend waren dat van hun trouwe huisbedienden eraan te wagen, door hen eerst van het eten te laten gebruiken, voordat het aan tafel werd opgebracht. Het diner duurde ongeveer een uur. (De Keizer houdt er niet van om lang aan tafel te zitten.) Het leek me bijna iets onmogelijks toe om door zooveel spijzen en dranken, met de telkens wisselende gerechten, in zulk een korten tijd heen te komen, maar het gelukte ten slotte toch! Terwijl Hare Majesteiten ermee ten einde waren, stonden zij direct op, terwijl iedereen terzelfder tijd zich van hun zitplaatsen verhief. Alle stoelen werden onder je weggetrokken, tant pis als je soms nog juist bezig waart een peer te eten en je vingers nog niet gewasschen hadt. Aan het diner kwam er nog een amusant tooneeltje voor: een der buitenlandsche gezanten, die zeer ijdel op zijn kleine voeten bleek te zijn, had een paar schoenen van mooi glacé-leer aangetrokken, dat hem blijkbaar veel te eng zat. Gedurende den maaltijd was het knijpen van den schoen hem zeker te machtig geworden en had hij zijn teenen uit dat lijden verlost, door ze uit het schoeisel te laten slippen. Alles ging goed totdat zijn stoel plotseling onder hem weg werd getrokken, daar Hare Majesteiten op het punt stonden hem te passeeren. In uiterste wanhoop gaf hij zich de meest mogelijke moeite om de zich onder de tafel bevindende schoenen weer naar zich toe te halen, maar helaas! mocht hem dit niet gelukken, ze lagen reeds te ver buiten zijn bereik, dientengevolge was hij wel genoodzaakt om over het roode vloerkleed te trippelen en zich zoo goed mogelijk zonder die akelige dingen zien te redden. De Keizerin, die veel oog voor humor scheen te bezitten, had met zichtbaar genoegen zijne manoeuvres gadegeslagen en de verlegenheid waarin hij verkeerde opgemerkt en (was het juist voor de grap?) hield in het voorbijgaan bij hem stil en sprak een enkel woord tot hem, hetgeen zijn verlegenheid slechts deed toenemen, want het was hem onmogelijk zijn witte onbeschoende voeten voor haar verborgen te houden.

Daarop begon de cercle en bewogen Hare Majesteiten zich ongedwongen onder de gasten. Toen de Keizerin bij mij genaderd was, reikte ze me de hand en zei eenige vriendelijke woorden tot me; de bracelet die zij mij geschonken had viel haar direct in 't oog en het scheen haar genoegen te doen dat ik die droeg. Ik weet niet of je die mooie armband ooit gezien hebt - ze bestaat uit groote robijnen en diamanten in goud gezet, de datum waarop de Keizerin mij die schonk en haar naam staan er van binnen in gegraveerd. De Keizer sprak iedereen aan dien hij slechts kende, hij heeft een zeer aangename stem, zulke zachte manieren en is bijzonder innemend wat zijn persoonlijkheid betreft; hij spreekt uitmuntend Engelsch, hetgeen mij direct opviel.

Waldteufel, le fabricant de valses, zette zich in eigen persoon voor de piano, aan het einde van de onmetelijke balzaal en speelde eenige van zijn meest meesleepende walsen; maar ofschoon hij er uit al zijn macht op sloeg, was het toch bijna onmogelijk om te onderscheiden wat soort van dans het was, daar de muziek zich in de ruimte verloor. Het deed er evenwel niet veel aan af, daar er slechts weinigen waren die aan den dans wenschten deel te nemen en men kon duidelijk zien dat deze nog op aandringen van den thesaurier daartoe overgegaan waren. Waldteufel heeft zijn apartementen in de stad Coropiègne waar hij overdag zijn walsen componeert, om ze des avonds aan het hof te komen spelen.

Tegen 10 uur trokken Hare Majesteiten zich in den privaten salon van den Keizer terug, vergezeld van eenige weinige uitverkorenen, waarna het dansen veel algemeener en levendiger werd. Thee en cakes werden rondgediend tegen elf uur en kort daarop namen we afscheid van onze vrienden en was ik blij mijn vorstelijk bed op te kunnen zoeken.

Goedennacht!

Zondag, 23 Nov. 1866.

Lieve M....:

 

Vandaag was ik een weinig uit 't veld geslagen toen men mij zei, dat de beroemde

[pagina 159]
[p. 159]

dichter Gautier mijn tafelheer zou zijn. De gedachte aan zulk een buurman boezemde mij werkelijk een soort van vrees in, daar ik bang was niet tegen hem opgewassen te zullen zijn. Zou hij over de dichtkunst tegen me spreken, en zou ik me over zijn gedichten met hem moeten onderhouden? Of over de dichtkunst in het algemeen?

Ik trachtte me, gedurende onze wandeling door de hall, Longfellow's ‘Psalm of Life’ te binnen te roepen, ingeval hij iets in die richting van mij mocht verlangen en ook trachtte ik mijn geheugen op te scherpen over iets dat hijzelf geschreven had, maar al had mijn leven er ook van afgehangen, schoot me niets anders van hem te binnen dan een zeer schuin boek, dat hij in het licht had gegeven, getiteld Mlle M..., wat men mij nooit had toegestaan te lezen, zoodat ik er moeilijk met hem over zou kunnen discussieeren.

Ik kon mezelf evenwel al die moeite wel bespaard hebben, want vanaf het oogenblik dat hij aan tafel gezeten was, sprak hij over weinig anders dan van honden en katten, daar hij een eerste dierenvriend bleek te zijn. Hij hield van alle dieren (en om die reden wist hij dadelijk mijn hart te winnen), en men kon direct wel aan hem merken dat dit boven alle andere gesprekken zijn geliefkoosd onderwerp was. Wat zijn uiterlijk betreft, geloof ik, dat hij het meest op Charles Dickens gelijkt, ik heb deze laatste alleen maar als photografie gezien, maar in elk geval had Gautier, met zijn schralen haardos hier en daar heengeborsteld en zijn vollen baard heel veel daarvan.

Hij vertelde me o.a. dat hij acht of tien katten bezat, die met hem aan tafel aten. Elk had zijn eigen plaats en eigen bord, en nooit begingen ze daarmee ook maar de minste vergissing door op de plaats van den ander te gaan zitten of van diens bord te eten. Hij was ervan overtuigd dat ze evengoed als de menschen een hemel en een hel voor zichzelf bezaten, waarheen ze na hun dood zouden trekken, en dat ze er ook een ziel en een geweten op nahielden. Al zijn katten droegen klassieke namen en hij placht met hen te praten alsof zij menschelijke wezens waren. Hij beweerde dat ze elk woord dat hij sprak uitstekend verstonden en gaf mij toen eenige brokstukken uit zijn conversatie met hen weer, waarom ik niet weinig moest lachen, zoo grappig klonk me die in de ooren:

‘Cleopatra, ben je in de keuken geweest om in 't geniep van de melk te drinken?’ Cleopatra legt haar staart tusschen de pooten en haar ooren naar achteren en ziet er meer dan schuldig uit, waardoor ik direct kon zien, dat hetgeen de meid me verteld had waar was. Daarna weer: ‘Julius Caesar, je was gisteravond bijzonder laat voor je doen. Hoe komt dat zoo, wat heb je uitgevoerd?’ Hij zei dat als hij hem zulke verwijten deed, Julius Caesar direct van zijn stoel afkwam en met zijn staart hoog in de lucht zich tegen zijn beenen begon aan te wrijven, alsof hij wou zeggen het nooit weer te zullen doen.

‘Gelooft U maar gerust’, voegde hij erbij, ‘ze weten alles wat we doen en.... meer’.

Ik vroeg hem toen:

‘Als Julius Caesar van zijn nachtelijke wandelingen terugkeert, is hij dan gris (dronken)?’

‘Dronken! Wat bedoelt U daarmee?’

‘U schreef eens een gedicht (hoe trotsch was ik erop me dit nog te kunnen herinneren!) “Te middernacht zijn alle chats (katten) gris (grijs”).

“Dat is waar, maar ik had het over den Shah van Perzië.”.

“Zijn alle Shahs van Perzië dan te middernacht dronken?”,

“Elke Shah van Perzië. die ik de eer gehad heb te kennen en te middernacht ontmoette waren steeds zoo dronken comme des Polonnais”.

Maar de chats waar U over schreef gingen te middernacht miauwende over de daken. Doen de Shahs van Perzië dit dan ook?’

‘Heb ik dat dan geschreven?’ zei hij. ‘Dan heb ik natuurlijk katten bedoeld. U is erg nieuwsgierig, madame.’

‘Dat beken ik graag,’ antwoordde ik. ‘Ziet U, dat gedicht van U is op muziek gezet en dat zing ik nu, en U zult toch hoop ik wel inzien, dat ik precies dien te weten wat ik eigenlijk zing. Men moet natuurlijk een heel verschillende uitdrukking eraan weten te geven als men iets zingt over grauwe katten of over dronken Perzische souvereinen.’

Hij lachte en vroeg met een onschuldigen blik:

‘Is het niet in U opgekomen dat ik wel eens bedoeld kon hebben, dat te middernacht niets van een bijzondere kleur is, dat alles dan grauw is?’

‘Ik weet niet wat U bedoelde; maar vertelt U me als 't U blieft maar alles wat U wilt

[pagina 160]
[p. 160]

dat ik zal gelooven, want ik geloof alles wat men mij vertelt.’

En met dergelijke nonsens-gesprekken, die voor anderen zoo weinig beteekenis hebben, maar waarmede wij ons als kínderen amuseerden, brachten wij den tijd aan tafel door, totdat Waldteufel weer een zijner meesleepende walzen begon te spelen; nooit te voren had hij met zulk een entrain gespeeld, hij scheen werkelijk geïnspireerd te zijn. Tegen elf uur gingen we naar de salon van den Keizer, waar de thee werd rondgediend.

Maandag, 24 Nov. 1866.

Lieve M....:

 

Hedenmorgen zat ik aan het ontbijt naast Prins Metternich. Hij vertelde me dat er vandaag ministerraad gehouden werd en er daarom geen sprake van kon zijn, dat Hare Majesteiten aan de uitstapjes deel konden nemen en er dus geen bijzondere plannen voor dezen namiddag gemaakt waren. Prins Metternich's vruchtbaar brein had zich evenwel reeds aan 't werk gesteld om iets amussants te bedenken, ten einde Hare Majesteiten dien avond daarmee te verrassen. Hij stelde voor charades op te lossen, daar hij deze kunst meesterlijk verstond.

De markiezin de Gallifet dacht dat tableaux meer in den smaak zouden vallen. Graaf de Vegné sloeg eenige spelletjes voor (hij kende er verscheiden nieuwe, die hij ons mededeelde). Maar alles tevergeefs! Prins Metternich drong aan op charades en was daarvan niet af te brengen en we hadden ons daaraan dus te houden; de Prins had reeds aan het woord exposition gedacht en al bij zichzelf overlegd welke rol elk van ons zou hebben te vervullen.

De Keizerin is altijd bij den ministerraad tegenwoordig, welke vandaag bijzonder lang van duur scheen te zijn, daar er niemand op haar tea uitgenoodigd werd. 's Avonds gaven we onze uitvoering op het kleine tooneel, dat in een ruime zaal opgeslagen was, maar ik zal je maar niet vermoeien met al de détails van deze nonsens-vertooning, die je zelf moet meegemaakt hebben om ze te kunnen apprecieeren, de flauwste gezegden werden daverend toegejuicht, Prins Metternich was volkomen in zijn element en bedrijviger dan ooit. om alles in de puntjes te verzorgen. Hare Majesteiten beweerden na afloop dan ook nooit zooveel in hun leven gelachen te hebben dan dien avond en complimenteerden de executanten elk op hun beurt. Het was reeds één uur toen de thee in den salon van den Keizer werd rondgediend. Je kunt je zeker wel voorstellen hoe vermoeid ik daarna was.

 

(Wordt vervolgd).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief van Anna Lillie de Hegermann-Lindencrone


landen

  • over Frankrijk


datums

  • 22 november 1866

  • 23 november 1866

  • 24 november 1866