Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 29 (1915-1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.32 MB)

Scans (98.55 MB)

ebook (5.40 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).

I.
Utrecht, October 1915.

Geachte Redactrice,

Het groote aantal lezers van Uw blad geeft mij grond te veronderstellen, dat zich hieronder ook vele Arnhemsche bevinden.

En dat is weer de reden van mijn verzoek aan U, onderstaand artikel een plaatsje te geven.

Als de oudheidkenner uit is, let hij in den vreemde op de overblijfselen van een vroeger tijdperk; - de botanicus onderzoekt welke kinderen uit 't plantenrijk er zijn; - en de dierenvriend wijdt natuurlijk z'n aandacht aan de dieren en aan de omstandigheden, waaronder ze leven en werken.

Zoo liep ik dan eenigen tijd geleden door Arnhem's dreven vol belangstelling naar de dieren te kijken, onder voortdurende overweging, of de Arnhemsche toestanden te dezer zake beter of slechter leken dan de Utrechtsche.

Dat tal van paarden waren voorzien van netten tegen de vliegen, deed mij aangenaam aan, en de veelvuldige afwezigheid van oogkleppen vond ik heerlijk.

Ook zag ik met blijdschap, dat er in Arnhem heel wat minder trekhonden liepen dan in Utrecht; de idée ‘trekhond’ is mij zóó antipathiek, dat ik liefst zoo weinig mogelijk ervan zie.

Anhem kwam dus nogal voordeelig onder de kritiek uit!

Toch zag ik een leelijk vlekje op 't mooie geheel, èn dit wil ik even aanwijzen.

In tegenstelling van de onze, die altijd op den bok zitten, loopen de Arnhemsche voerlui veeltijds naast het paard.

Dat lijkt nu wel erg kameraadschappelijk, maar 't is het niet altijd. Luistert maar!

De geleider draagt een stok (mogelijk is het ook wel eens een zweepje) onder den arm.

Loopt nu 't dier niet hard genoeg naar den zin van den man, dan komt soms de stok in werking, en wel op zoo'n eigenaardige wijze, dat een minder oplettend voorbijganger volstrekt geen erg in de quaestie heeft.

Bijna zonder van houding te veranderen, steekt de geleider dan met het achtereind van den stok in de zijde van 't paard. Deze beweging lijkt me dubbel onverkieslijk. Eerstens toch steekt de man het dier op een teere plaats, waar kwetsuur licht kan volgen en verder ziet hij niet wààr hij steekt.

Mogelijk willen de Arnhemsche wandelaars wel eens bijzondere nota nemen van deze aangelegenheid. Dan zal dit misbruik van den stok spoedig tot het verledene behooren!

Natuurlijk bracht ik ook een bezoek aan het asyl voor dieren. De plaats kan al niet mooier aan den schoonen Velperweg! Dit voordeel is echter aan de zijde der bezoekers; 't kan de zwervertjes niet veel schelen waar ze zitten, als ze er maar liefde en zorg vinden.

En die genieten ze daar in ruime mate! Ja, 't moet mij van 't hart - in dit asyl voelde ik eene toewijding, die ik nog in geen toevluchtsoord zoo sterk heb waargenomen. De zwervertjes zijn niet in een hoek gedrongen door den exploitatiegeest voor kostdieren, en beide soorten van gasten verheugen zich in gelijke belangstelling van de verzorgers.

Er is niet alleen gedacht aan een onderdak voor de dieren - er is ook gepeinsd op ontspanning. Twee mooi-beschaduwde speelplaatsen, één voor de honden, en één voor de katten, gaven hiertoe gelegenheid.

Een ouden trekhond zag ik dartelen met een jongen terrier, of hij z'n gansche leven zon had gehad, of hij niet was afgebeuld voor de kar.

Stumperig als hij werd opgenomen, wekte hij groote deernis. De eigenaar van 't asyl, de heer van Ravenstein, vond er toen een genoegen in, het dier nog eenigen tijd vergoeding te schenken voor z'n vroegere droeve dagen. Hoe dit gelukte wezen de feiten uit! 't Arme dier leefde weer geheel op, zoodat de hoop niet was uitgesloten, nog een tehuis voor hem te vinden!

[pagina 315]
[p. 315]

Een poes met jongen lag in d'r mandje glundertjes te kijken naar al 't gespeel. Zij had haar kindertjes 't leven geschonken onder de dakpannen van 't asyl. Een aardig toeval, niet waar? Toen men de dakgasten opmerkte heeft men ze gauw in beter conditie gebracht.

Zulke tooneeltjes geven een aardigen kijk op de inrichting!

Er zijn natuurlijk ook met zorg ingerichte hokken voor honden en katten, niet alleen buiten, maar ook binnen, waar 's winters de kachel warmte en de electriciteit licht geeft.

De operatiekamer en 't ziekenvertrek zijn nog zonder inventaris. Erg jammer!

Dan 't allernieuwste: een best ingerichte honden-badkamer.

Kortom, den zwervers en ook den kostdieren wordt hier, naar mijn inzicht, alles geschonken, wat ze graag hebben.

Onderdak, voedsel, lichaamsbeweging, zon en schaduw, - maar bovenal vriendelijke liefde.

Dit alles zag ik in 't asyl op den Velperweg.

En toen ik weer buiten liep, kwam over mij een groot verlangen, dat mooie stuk werk tot voltooiing te brengen.

Edoch, daarvoor is geld noodig, en dit heb ik niet!

Maar de dierenvrienden, die de prachtige huizen bewonen, die ik in Arnhem bewonderde, en de schoone villa's om Arnhem, zij hebben het wel; naar ik veronderstel! Ik hoop van harte, dat zij dit lezen! Dan weten ze, dat een vriendelijk werk ligt te wachten op hunne financiëele hulp, dan komt de zaak spoedig in orde!

't Is zoo verbazend moeilijk den grondslag te krijgen voor een asyl voor dieren; daarom zou 't wel jammer zijn, dat eene inrichting als deze moest te niet gaan, omdat men, toen 't tijd was, verzuimde de noodige gelden daarin te steken. Maar ik wil aan zoo'n treurige mogelijkheid niet gelooven!

Ik denk veeleer, dat de gefortuneerde dierenvrienden in en om Arnhem zich in dezen met elkaar willen verstaan, en in overleg zullen treden met den heer van Ravenstein!

Dan zal Arnhem weldra een goed toevluchtsoord voor dieren bezitten, dat door stevige fondsen wordt gesteund.

U dankend voor de verleende ruimte, ben ik, waarde Redactrice,

onder hoogachting,

Uwe dw.

JOH. WILH. TADEMA.

II.
Stof en geest
door A.J. Servaas van Rooijen.

Als ik het verzet,Ga naar voetnoot1) - geen aanval op, - tegen mijn opstelletje: ‘Geen geestverschijningen, enz’ goed begrepen heb, dan moet ik in de eerste plaats aan spoken gelooven, omdat anderen er ook aan gelooven; dan dicht Mevr. H.H. mij toe, dat ik spoken en geestverschijningen gelijk stel, wat ik juist heb vermeden; en dan ben ik een materialist. Dat is geen aantijging, want als ik een stofvergoder ben, dan steekt daarin, dat ik ook in den geest geloof, zonder daarvan iets meer te willen maken dan hij in waarheid is.

Als Mevr. H.H. meent alleen de waarheid te hebben gevonden, dan moet HEd. juist aan mij en aan anderen die waarheid betoogen. De wetenschap kan veel, vermag veel, maar de wetenschap spruit voort bij mannen en vrouwen die menschen zijn, en dus feilbaar.

In stof zit geest, zit leven. Elke stof leeft door de natuur. Doode stof ken ik niet.

Ik ben volstrekt niet fel gekant tegen ‘Psychische verschijnselen, die den naam van spiritisme aanduiden’. Ik laat ieder vrij te gelooven wat hij wil; het lag dan ook niet in mijne bedoeling proselieten te maken in mijn geloof aan stof, waarin geest zit.

Herinneringsbeelden noem ik de geesten, die men onwillekeurig voor zich krijgt, zonder ze op te roepen, of ze door anderen te doen vertoonen. Ik heb aan die beelden genoeg; ze behoeven niet tot mij te spreken, of voor mij te schrijven. Ik klop ze niet uit tafels of kasten, maar als zij zich vertoonen op mijn netvlies, dan zijn het dikwerf dierbare herinneringen.

Voor zoover ik wetenschap wetenschap kan noemen, ga ik niet ter markte naar kwakzalvers, evenmin als ik op een bierwagen zal plaats nemen, als ik den edelen wijn mag vervoeren.

In elk geval staan Mevr. H.H. en ik niet zoo ver van elkaar. Zij noemt het spiritisme ‘zotteklap’, wat ik wel niet schreef, maar dacht, en waar zij in mij een stofvergoder ziet, geeft zij mij den lof ook aan ‘geestelijke werkingen’ te gelooven, want stof en geest zijn één.

's Grav., 3/11 1915.

voetnoot1)
Ged. w. in de H.L. v. 3 11 1915.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J. Servaas van Rooijen

  • Johanna Wilhelmina Tadema


datums

  • oktober 1915

  • 3 november 1915