Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 29 (1915-1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.32 MB)

Scans (98.55 MB)

ebook (5.40 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
De weg tot het licht.

Let the truth once enter
And it is like a star new-born,
That all the world cannot shake.

De tijd, waarin wij leven, is rijk aan gedachtenstroomingen van allerlei aard.

Enkele loopen parallel, en andere, komende van den tegenovergestelden kant, vloeien te zamen om hun loop vereenigd te vervolgen.

Maar er zijn er ook, die, uitgegaan van denzelfden oorsprong, slechts korten tijd te zamen loopen om daarna den tegenovergestelden weg op te gaan.

Deze laatste beginnen hoe langer hoe meer aller aandacht te vragen.

Dagbladen wijden er nu en dan artikelen aan en bij menig gesprek is het een onderwerp van discussie.

[pagina 466]
[p. 466]

Deze twee stroomingen kunnen wij noemen: ‘Het Christendom naar de letter, het naam-Christendom; en het Christendom naar den geest van Christus.’

Vanwaar toch komt dat gedurige conflict tusschen letter en geest, dat, vooral in den laatsten tijd, sterk op den voorgrond treedt?

Laat ons beide stroomingen eens voor een oogenblik onze volle aandacht schenken.

Bij aandachtige beschouwing treft het ons meer en meer, dat het naam-Christendom zich overal kan aanpassen. Dat het kan samengaan met al wat de wereld biedt, met aanzien en eer, én met machtsvertoon, en dat het kan verbergen onder een vernisje godsdienst: ‘Materialisme, barbarisme en heidendom.’

Dat het eigenlijk slechts stoffelijke belangen dient met militairisme aan het hoofd, om die stoffelijke belangen te verdedigen.

De mooiste godsdienstige vormen kunnen daarbij worden in acht genomen, waarbij soms allerlei schoonklinkende phrasen dienst doen.

Van de vroegste tijden af hebben wij het kunnen waarnemen, dat de naam-Christenen tot op zekere hoogte wel willen medegaan, maar wanneer het er op aankomt hunne stoffelijke belangen te moeten prijsgeven, dan scheiden zij zich af met droefheid evenals de rijke jongeling in het verhaal van Jezus van Nazareth, en gaan den tegenovergestelden kant uit.

Gansch anders is het gesteld met hen, die naar den Christusgeest willen leven.

Die Christusgeest sluit in: een reinen levenswandel; dagelijksche zelfbeproeving; geen geschipper met goed en kwaad; toewijding aan den evenmensch; kracht van overtuiging tegenover de wereld der naam-Christenen.

Het naam-Christendom noemt deze menschen: ‘Idialisten’, ‘Droomers’, ‘Eenvoudigen’.

Maar zouden zij inderdaad zoo begrensd zijn?

Hebben zij niet veeleer de diepten van het oneindige gepeild? Heeft niet hun blik de wijdte van het eeuwige doorvorscht? En ziet nu slechts dit ééne: dat het edele en schoone in den mensch - de Christusgeest - moet worden naar voren gebracht. Dat haat niet door haat kan worden vernietigd. Dat de menschheid slechts kan worden bevrijd van den vloek van oorlog en ellende en onwaardige wretten door de allesopofferende liefde van den Christusgeest.

De wereld der naam-Christenen erkent deze Idialisten liever niet; en meent dàt zij hunne overtuiging niet te luid moeten uitspreken, opdat anderen niet zullen worden opgewekt om haar te volgen. Zij beweert, dat dit drijven uit- of voòr den tijd is en geeft den welgeraeenden raad, die overtuiging nog wat op te bergen tot het haar gelegen komt.

Dwaze wereld. De wind blaast, waarheen hij wil en evenzoo Gods geest; en wie of wat vermag dien geest tegen te houden?

Nu schuwt de stoffelijke mensch niets zoo zeer dan te breken met zijn sleurleven; om oude denkbeelden op te geven voor nieuwe.

Hij knijpt zijne oogen dicht om het nieuwe maar niet te zien uit vrees er afstand van te moeten doen; totdat het oogenblik komt, waarop Gods geest zijne ziel heeft aangeraakt; het oogenblik, waarop het Woord des Lichts hem is geopenbaard en hij voelt: ‘Het oude is voorbijgegaan, en ziet, het is alles nieuw geworden’.

Dan worden hem bij verder zoeken de geheimnissen en wonderwerken Gods ontsluierd.

Zou de geschiedenis van de vrouw van Lot misschien eene geestelijke waarheid bevatten, waaruit wij deze les kunnen putten, dat wij versteenen, wanneer wij slechts achterwaarts zien inplaats van voorwaarts te blikken, verstand en hart openend voor de nieuwe en frissche denkbeelden, die telkens tot ons komen uit de sferen, wanneer de oude hebben afgedaan?

Verstand en hart te openen evenals de bloemkelk zich opent, telkens opnieuw, voor het nieuwe licht van den komenden dag.

Er wordt veel geklaagd, dat de menschen geen licht zien in deze duistere tijden; maar gaan deze klagers wel tot het licht, opdat het hen verlichten moge?

Onze planeet geeft een aanblik te aanschouwen van verwarring en van ellende; en een ieder is het er over eens, dat het zoo niet kan voortgaan; dat er verandering moet komen. Maar wij kunnen geen beteren weg vinden; tenzij wij zoeken naar betere denkbeelden in den geest van Christus; tenzij wij de letter, die doodt, laten varen en den levendmakenden geest ontvangen en dien geest in verstand en hart laten doorwerken.

Het halsstarrig zich vastklampen aan den sleurgang van afgeleefde denkbeelden is een beletsel ook voor anderen om mede te werken aan die groote verandering, die toch eens moèt komen, n.l. om menschwaardige toestanden in het leven te roepen.

[pagina 467]
[p. 467]

Toen de natuuronderzoeker Darwin zijne ontdekkingen in zijn boek ‘the descent of man’ 1870 met groote beslistheid bekend maakte, sloten de letter-Christenen oogen en ooren zorgvuldig toe, alsof zij wilden zeggen: ‘Ons gaat dat in 't minst niet aan, wij blijven ons houden aan ons mooi scheppingsverhaal.’ En zij bleven zich daaraan vasthouden, zelfs toen de geschriften over Brahmanen, Indieërs en Egyptenaren aan het licht hadden gebracht, dat onze planeet reeds met menschen was bevolkt vijftig duizend jaren vóór onze Christelijke jaartelling.

Eeuwen dus vóór den tijd, waarop het eerste menschenpaar, volgens het boek Genesis, op aarde kwam.

Zou de verwarring der denkbeelden in der Christenen landen misschien grootendeels zijn te wij ten a an het feit, dat de boeken van het Oude Testament, die blijkbaar behooren te worden geplaatst in de rij der volkerenkunde, in de rij van de ontwikkeling der geslachten, worden genomen naar de letter om nog tot richtsnoer te dienen voor de tegenwoordige samenleving?

Want, hoewel niemand in de hedendaagsche maatschappij het zoo nauw neemt, berust toch feitelijk dat gedeelte van de wetgeving in kerk en staat, dat de verhoudingen regelt tusschen man en vrouw, nog steeds op het scheppingsverhaal van het Jodendom door de Christelijke kerk geadopteerd; dat, hoe verheven en schoon van conceptie en hoe groot de geestelijke en symbolische waarde, die er in verborgen ligt, ook moge zijn, het doode punt is, waar wij niet overheen kunnen, en dat moet worden prijs gegeven om tot betere denkbeelden te kunnen komen.

En het is geen verlies, al moge het zoo schijnen, om het oude te verwisselen voor het nieuwe. Het is eene groote winst, omdat wij voor het lagere, waarvan wij vrijwillig afstand doen, altijd het hoogere in de plaats ontvangen.

Laat ons daarom oogen en ooren wijd openen, opdat de frissche wind der nieuwe gedachte door onzen geest ga.

Uit den ondergang van het letter-Christendom zal de Christusgeest heerlijk verrijzen.

Wij zien reeds den dageraad gloren van een nieuwen dag. Der teekenen tijden wijzen er op, dat de Christusgeest langzaam maar zeker de harten zal doortrekken. Dat, in den voren, die ellende en afschuw voor het bloedvergieten achterlaat, zal ontkiemen en hoog opbloeien het besef van de eerbiediging van de rechten voor anderer leven en welzijn, en dat dit besef zal uitroeien, met wortel en tak, den afgodendienst gewijd aan het gouden kalf, met name, militairisme en marinisme. Dan zullen staats- en gezinsverhoudingen op hooger peil zijn gebracht en behoeven er geen dienstweigeraars meer te zijn, omdat anderer overtuiging niet meer geweld zal worden aangedaan.

Dat in den eersten Christentijd de Romeinsche Christenjongeling het zwaard niet droeg in tegenstelling van den Heidensche, bewijst klaar en duidelijk, dat het zwaard onvereenigbaar werd geacht met den geest van den Meester; terwijl het tevens bewijst hoe vèr de Christenen zijn afgedwaald van den weg door den Meester aangewezen.

Laat ons wel beseffen, dat wij terug moeten van onzen dwaalweg en ons nederzetten aan de voeten van den Meester, dien velen wederom op aarde verwachten, om uit Zijne woorden de eeuwige geestelijke wetten te leeren verstaan en ons leven te brengen in harmonie met den Oneindige.

Arnhem.

N.E.G.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken