Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 29 (1915-1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.32 MB)

Scans (98.55 MB)

ebook (5.40 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 29

(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nequeo oblivisci.

Gisteren avond in den schouwburg zag ik ze, mijn vrouw, in gezelschap van Vader en Moeder. Ze zal misschien willen hebben, dat ik nu spreek van haar Vader en Moeder, maar dat doe ik niet. Haar Vader en Moeder zijn de mijne, hunne dochter is mijn vrouw, mijn eigen vrouw, van niemand anders. Ik heb haar lief boven alles en niet egoïstisch, zooals zij zelf mij eenigen tijd geleden, toen ik haar 's avonds om een uur of 10 alleen ontmoette, mij durfde toevoegen. Oprecht, eerlijk en heel trouw is mijn liefde voor haar en weten doet ze dat ook; ze moet het voelen zooals ik het voel, hoe lief ik haar heb, haar en ons kindje, van ons samen, en toch slingerde ze mij naar het hoofd, dat mijn liefde egoïstisch was en dat ik haar niet meer vrouwtje mocht noemen. Wat er toen opdat oogenblik precies in mij is omgegaan weet ik niet meer, verschrikkelijk heb ik geleden toen, gehuild als een klein kind en over mijn gedachten was ik geen baas meer. Dat ons gesprek zoo zou zijn, daarop had ik niet gerekend. Thuis gekomen, ben ik direct naar mijn kamer gegaan zonder van de familie notitie te nemen en op mijn kamer, geheel alleen, heb ik nog eens over alles nagedacht. En ik heb haar brieven voor den dag gehaald, het heele bundeltje, en ben toen weer sterk geworden, geen traan is meer langs mijn wang gerold of het moest zijn van blijdschap, want ik wist weer, dat de woorden, zoo juist door mijn vrouw gesproken, niet waren hare uitgesproken gedachten; dat het de woorden waren van hen, die hun best blijven doen ons te scheiden. Nu ben ik weer in staat dat groote lijden, die de scheiding van haar en ons kind ons elken dag opnieuw weer brengt, te dragen, al vordert het ook reuzenkracht. Nu weet ik weer dat zij het niet kan meenen, die woorden, zoo kort geleden nog tot me gesproken; al zou ze het zweeren met duizend eeden dat alles, wat ze mij had toegevoegd, door haar werd gemeend, zulks zou me toch niet overtuigen; nooit zou ik het willen, zou ik het kunnen gelooven, omdat haar brieven, haar eigen woorden, haar eigen innerlijke gedachten, die thans voor me liggen, zoo geheel anders tot me spreken: ‘ik zal je vanmiddag een primula brengen; zul je aan me denken als je 't plantje ziet? Binnenkort moet je eens een avond rustig bij me komen praten, daar verlang ik zoo naar. 't Kindje dat komen zal is nu al bezig ons met zijn kleine handjes nog dichter bij elkaar te brengen, voel je dat wel? Sinterklaas moog je bij mij vieren, onder voorwaarde, dat jij je vast voorneemt aan den anderen kant van de tafel te blijven zitten en op alle mogelijke manieren je fatsoen te houden. Weet je, jij moet niet neerslachtig zijn, dat past niet bij je, jij met je opgewekte voorkomen; ik mag later met de raarste stemmingen aankomen, maar jij volstrekt niet. 'k Had dien Zaterdagavond samen met jou onder de parapluie wel tot aan het andere eind van de wereld willen loopen. Straks zal ik niet weten waar je bent, of je gezond bent of ziek en je bent toch mijn man. 'k Zal niet eens weten of je dat nog wilt wezen, dan of ze allemaal gelijk hebben en je met

[pagina 648]
[p. 648]

een jaar of wat getrouwd bent met een ander en kindjes hebt om te vertroetelen. O God, man, we zijn toch zeker van elkaar als van onszelf hè, en zijn toch man en vrouw. 'k Zou me ook niet kunnen voorstellen dat je weer ging trouwen, want je hebt een vrouw en een kind. Toe, zeg me even uit den grond van je hart, dat je van me bent, van je kleine Poedel en neem me dan in 't holletje van je armen en hou me daar een heelen tijd stevig geborgen. Och, 'k weet het wel, je bent een man en de verleiding is soms zoo razend sterk, maar houden van een ander, dat toch niet hè? Voor mij behoef je geen oogenblik bang te zijn.’

Dit zijn haar woorden, ik voel het, deze zijn van mijn vrouw, van haar, die mij waar geluk heeft leeren kennen.

Die primula, in den geest staat ze nog steeds voor me, alles weet ik mij precies te herinneren nog, al de bloemen, die ze mij bracht, die primula en die seringen, ze bloeien nog steeds in mijn hart en nooit zullen ze sterven. Weer voel ik me bij haar, die eerste keer en al die andere malen en ik herinner me alles; nooit zal de herinnering aan die dagen bij me verbleeken; altijd zal ik voelen de band, die ons bindt, de band van oprechte liefde en trouw, wier einden zoo kunstig en teer en tòch zoo ijzersterk door de knuistjes van ons klein peutertje in elkander zijn geweven. En loop ik alleen op een regenachtigen Zaterdagavond door de straten, onwillekeurig denk ik dan weer terug aan dien anderen Zaterdagavond, waarop we samen inkoopen deden en zij me vertelde dat je met mij zoo zou willen doorloopen tot aan het ander eind van de wereld. En al denk ik aan een van haar laatste brieven, Goddank, dat het de laatste niet was, want weer heeft ze me moeten troosten, later, dan voel ik, dan weet ik, dat niets ons zal kunnen scheiden, maar dat ze dien bewusten avond zóó tot me sprak, omdat onze plicht ons gebood niet langer met elkaar om te gaan, dat ze mij die pijnlijke woorden toevoegde, om mij mijn plicht gemakkelijker te doen vervullen. Maar meenen doet ze het niet, omdat ze weet, dat mijn liefde niet egoïstisch is; dat ik, door haar zoo nu en dan te laten merken, dat ik steeds aan haar dacht, slechts een vroegere wensch van haar vervulde; dat ik haar in haar hart een genoegen deed, zooals het mij goed doet iets te hooren van hen, die mijn alles zijn. Nu ik echter weet, dat het haar onaangenaam is op zoo'n, ook voor anderen zichtbare, manier van mij iets te vernemen, ben ik daarmee opgehouden. 't Was trouwens ook niet noodig zoo iets te doen, want door duizend dingen bij en om ons worden we aan elkaar herinnerd, nooit zullen we elkander kunnen vergeten, niet uit egoïsme, maar omdat onze liefde voor elkaar is zoo oneindig groot. Dat voelen we van elkander en weten het.

Maar steeds het weer moetende hooren van ‘die allemaal’, van wie ze mij eens schreef, dat ze beweerden, dat ik met een paar jaren stellig met een ander zou zijn getrouwd en ik niet meer aan haar zou denken; dat mijne liefde voor haar geen ware, eerlijke, zelfopofferende liefde is, een liefde, zooals moet bestaan, wil er waarachtig huiselijk geluk op kunnen worden gebouwd en elken dag weer opnieuw moetende voelen al de ellende en het leed, die de band tusschen ons met zich medebrengt, heeft haar doen besluiten sterk voor twee te willen zijn en tot me te spreken, zooals ze sprak, maar niet hare woorden waren het; zij kon zooiets niet zeggen; het waren de woorden van ‘die allemaal’, die steeds doorgaan met hun best te doen ons van elkaar te rukken.

Soms zou ik het leven vaarwel willen zeggen, maar heb ik mijn kalmte herkregen en weer over alles rijpelijk nagedacht, dan kan ik er niet toe komen; 'k geloof, dat ze dan nooit de rust zou vinden, want ons beider verlangen is toch eenmaal voor een ieder van elkaar te mogen zijn.

'k Zal trachten het leven voor haar zoo dragelijk mogelijk te maken; 'k zal mijn groote verlangen naar haar en ons kind elken dag opnieuw weer met kracht onderdrukken. Om dat te kunnen moet ik niet in Nederland blijven, want steeds zou ik weer door ontelbare niet-zichtbare banden worden getrokken naar de plaats van mijn liefde, daarheen zou ik willen terugvliegen, telkens wanneer mijn verlangen naar hen me te machtig werd, 'k zou me, door daar weer te zijn, waar zij woont, waar hare voeten gaan, waar zij leeft met ons kind, weer eenigszins getroost gevoelen, maar.... haar zou ik misschien in moeilijkheden brengen ook. Daarom zal ik dit land verlaten; 'k schreef gisteren naar een invloedrijk vriend in New-York in de hoop mij als dokter aldaar een plaats te kunnen bezorgen aan een of ander Ziekeninrichting. Ofschoon het nog wel eenigen tijd zal duren voor en aleer deze zaak in orde komt, zoo hoop ik toch dat zij, die mij eens

[pagina 649]
[p. 649]

beloofde alles voor mij te zullen zijn later, mij dàn dubbel zal vergoeden al het leed, hetwelk ik nu moet doormaken, dat zij er thans elk oogenblik reeds aan zal willen denken, dat ze mijn vrouw is en blijft, dat er tusschen ons een band bestaat, die nooit verbroken kan worden, opdat ze mij nooit weer woorden toevoege, als boven aangehaald, die me veel pijn hebben gedaan, opdat ze nooit weer sieraden, die ze niet kreeg van mij, zal willen dragen, zooals op dien bewusten schouwburgavond, sieraden, waarmede zij niet mag, niet kan schitteren, omdat ze droef stemmen haar eigen man.

En wanneer zij dan later voor een ieder de mijne mag zijn, dan hoop ik, dat ze mij zoo spoedig mogelijk zulks zal laten weten, opdat ik haar kan komen halen op een zonnigen morgen, na in dat verre land van haar geleerd te hebben het kruis te kussen, stil te zijn.

52712


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken