Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek eerste jaargang · nummer 2 · 27 mei 1959

Circusbeesten

Er zijn op het ogenblik in ons land geen grote misstanden. Wie de partij der onderdrukten wil kiezen kan hier en daar nog wel wat vinden, maar minder dan ooit tevoren. Niemand heeft het gevoel in een gouden eeuw te leven, maar er is ook niemand die aan het voorbereiden van een revolutie denkt. Het deltaplan loopt; Rotterdam bouwt Babelse masten. Het S.E.R.-advies over de lonen en huren, waarop maanden met spanning gewacht is, bestaat uit drie verschillende adviezen. Wij zullen er wel wat op vinden, want niemand dringt al te hard, ook de tijd niet. Wij overdrijven het belang van Nieuw-Guinea, maar wij gedragen ons, anders dan voor 1940, correct bij het taxeren van het voornaamste gevaar dat ons bedreigt. Schoolstrijd, klassestrijd en godsdienststrijd zijn niet verdwenen, maar zij leiden niet meer tot de collectieve opwinding van vroeger jaren. Het voornaamste probleem is niet meer de werkeloosheid, ook niet een verkeerde, weinig effectieve of weinig fatsoenlijke besteding van de werktijd,

maar de lusteloze besteding van de vrije tijd. De kerken, zowel de Rooms-Katholieke als de Protestante, besteden het geld van hun lidmaten aan het inwinnen van adviezen bij bureaux voor public relations, ‘om met hun tijd mee te gaan’. Maar deze vorm van meegaan met de tijd houdt de erkenning in, dat het geloof voor steeds meer mensen een van de duizend misbare luxe-artikelen geworden is, die het moeten hebben van de verpakking en van de reclame.

 

Van ‘groots en meeslepend leven’ komt tegen deze achtergrond niets terecht. Men kan in theorie wel zeggen dat het nu juist de kunst is het eigen bestaan te dramatiseren en kleur te geven, ondanks de handicap van een ondramatisch, kleurarm decor, maar zo makkelijk laten mijn ondervindingen zich niet naar mijn hand zetten. De welvaartstaat is het hoogst bereikbare voor een gemeenschap, maar hij maakt sommigen van haar leden landerig en lacherig. Het is een staat die een mensentype kweekt dat zich graag

[pagina 2]
[p. 2]

opdringt: vriendelijk, vrijgevig en onverstoorbaar.

De verbeten individualist, die zich opsluit in zijn zolderkamer om het beter te weten en hartiger te leven, is, wanneer hij de resultaten van zijn activiteiten bekend maakt, niet strafbaar maar vermakelijk. Hij weet dat, het remt hem in zijn bezigheden, en het is een voorbeeld van de onontkoombare invloed van de samenleving waarin hij, schijnbaar op zijn eigen houtje opererend, zich bevindt. De gemeenschap geeft hem er nog een beurs bij, want zij houdt wel van haar culturele circusbeesten, die het leven voor zichzelf zo moeilijk maken, en voor de anderen zo amusant. Het beest denkt: barst maar, maar zij barsten niet. Zij slenteren rustig verder, van het ene festival naar de andere contour, tot zij thuis komen en hun jas ophangen naast het Delftse porseleinen wandbord met ‘Komt tijd, komt raad’, dat zij met Sinterklaas gekregen hebben.

En wat is daartegen? Zijn wij dan geen gelukkig volk? Is het dan niet wat kinderachtig om over zulke dingen zo'n spul te maken, om op zo'n zure toon te praten over een bereikt ideaal? Zouden jullie soms liever willen, dat wij weer onder een bezetting leefden, of dat wij armer waren, of minder meegaand, of fanatieker in ons geloof, of vaker ziek en eerder dood? Dat jullie de kans kregen te fungeren als de heroïsche, scherpzinnige wegbereiders van een toekomst die er net zo zou uitzien als ons heden? Maak je toch niet zo druk over niets, wees liever blij, tevreden, behoudend en voorzichtig, want morgen kan het labiele democratische evenwicht weer verbroken worden.

Wat valt er terug te zeggen op deze koorzang? Zijn wij de ontevreden hoeders van onze tevreden broeders? Het antwoord op de laatste vraag lijkt mij: ja, al was het alleen al om ons de bemoeizieke broeders van het lijf te houden.

 

Schrijven is, onder andere, willen bekeren, anderen willen overtuigen. Ook als ik zeg, dat het een mooi ding zou zijn wanneer de

mensen elkaar minder leefregels voorschreven, ben ik er zelf al mee bezig. Ik kan dan aan mijn stelling toevoegen dat ik haar alleen voor mezelf opschrijf, of alleen ‘voor vrienden’, of in het besef dat het toch niet helpt, maar dat maakt mijn schrijven niet minder moraliserend. Zodra een ander de zin onder ogen krijgt, ondervindt hij mijn invloed en is hij het, misschien maar voor een halve seconde, al of niet met mij eens.

Dat is, voor degene die niet gelooft in één moraal voor allen, een oud en vervelend dilemma. Hij wil tegelijkertijd wel en niet de les lezen, wel en niet gelijk hebben. Hij gelooft niet in objectiviteit, maar hij stelt veel prijs op onweerlegbare argumenten. Hij ergert zich vaak aan zijn omgeving, maar hij weet dat het gekkenwerk is om te proberen die omgeving te veranderen. Hij beroemt zich op zijn gebrek aan aanpassingsvermogen, en hij doet zijn best dat gebrek bij meer mensen te laten ontstaan, maar het vooruitzicht van een samenleving vol onaangepasten lijkt hem even ridicuul als angstaanjagend. Hij is een welsprekende stotteraar, een bescheiden stumper die zich vermomt als onbescheiden vlerk en omgekeerd. Hij staat met lege handen op de markt te schreeuwen, en hij is beurtelings boos en lachend onverschillig als het publiek onbewogen langs zijn kraam sloft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken