Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Korte commentaren

Planton Ereboek

In het juni-nummer van ‘Houwe zo’, het blad van het ‘Contact oud mariniers’, staat beschreven wat de mariniers in de Van Ghent-kazerne in Rotterdam doen met het ereboek, dat de Rotterdamse burgerij ter gelegenheid van het 285-jarig bestaan van het Korps Mariniers heeft aangeboden. In dit boek staan de namen van alle mariniers die in de loop der tijden een onderscheiding hebben gekregen, en van hen die sinds 1940 zijn gesneuveld.

De commandant van het Korps heeft besloten dat elke dag een bladzij van het boek plechtig moet worden omgeslagen. De voorschriften voor het ceremonieel zijn als volgt: ‘Degene, die de bladzijde omlegt, is de Planton Ereboek [.........]. Na het hijsen van de vlag op werkdagen begeven zich de commandant, de eerste officier, de chef der equipage en de tamboer van de wacht naar de overloop tussen 1e en 2e etage in het hoofdgebouw. De Planton Ereboek bevindt zich reeds voor de geopende vitrine, waarin het Ereboek ligt. De commandant stelt zich rechts en de officier links van de vitrine op, de Planton midden tussen hen in en iets naar voren. De chef der equipage stelt zich ter rechterzijde en de tamboer ter linkerzijde van de vitrine op. Op order van de chef der equipage blaast de tamboer het signaal “Stilte”. In het gehele gebouw wordt op de gangen stilte in acht genomen en vindt geen verkeer meer plaats. De Planton marcheert daarna aan en maakt twee passen voorwaarts, hij houdt halt vlak voor de vitrine en legt met behulp van een zilveren vouwbeen, waarop het wapen van het Korps Mariniers is aangebracht, een bladzijde om. Hij treedt vervolgens terug door het maken van achterwaartse passen. Gedurende enige ogenblikken wordt de stilte daarna in acht genomen. De tamboer van de wacht blaast vervolgens op order van de chef der equipage het signaal “Doorgaan”, waarna commandant en eerste officier vertrekken. Tenslotte wordt de vitrine door de Planton gesloten, die de sleutels aan de chef der equipage overhandigt’.

Deze doden- en heldenverering is lachwekkend door de vorm en door de frequentie. Het is een caricatuur van de normale dodenherdenking op 4 mei, en het enige voordeel daarvan is, dat het kenmerk van geforceerdheid waardoor iedere massale verplichte herdenking wordt ontsierd hier zo duidelijk zichtbaar wordt. Dode of flinke mariniers zijn niet verdienstelijker dan dode of flinke soldaten en vliegers. Militairen verdienen niet meer eerbied dan burgers, Nederlanders niet meer dan buitenlanders. Wanneer alle levenden ‘hun’ doden en helden even vaak en plechtig herdachten als het Korps Mariniers de zijne, zou de stilte op de wereld compleet zijn, alleen verstoord door het gegons van het onderdrukte lachen van vrijwel iedereen.

K.L.P.

Overbeleefdheid

‘Wat me hindert is, dat ik bij mezelf de neiging waarneem tegen negers over-beleefd te zijn, deuren voor hen open te houden en soortgelijke uitingen van overcompensatie, waarop zij dan ook met begrijpelijke verbazing reageren.’ Zo noteerde Kronkel vorige donderdag in het Parool een van zijn belevingen in Harlem. De volgende dag al demonstreerde het Parool deze troebele voorkomendheid in de kop over twee Amerikaanse aanranders: Doodvonnis voor blanke en Neger in de V.S. De neger heeft een kapitaal en de blanke prijkt in onderkast: waarlijk capital punishment! Of is de hoofdletter ter compensering van het feit dat de blanke het eerst genoemd is? Maar de b komt toch voor de n? Dit zijn de gewetenspijnen waaronder de hamitofiel moet kronkelen.

Maar met de term hamitofiel is men er nog niet. Daarbinnen is nog wijde variatie mogelijk, van de vrouw met het slepend schuldbesef, die zo graag negers aanstoot om althans enige reden te hebben om zich te verontschuldigen, tot het ‘baasskap’ met zijn neerbuigende vertedering die een Zuidafrikaans student de volgende zinnen in de pen geeft: ‘Die fynopgevoedheid en wellewende beleefdheid van hierdie Bantoeleiers was opvallend. Uit hulle gesprekke het dit duidelik geblyk met watter entoesiasme en dankbaarheid hulle die nuwe bedeling van aparte ontwikkeling aanvaar.’ (Weeg, 21 mei 1959). Door de projectie van de blanke gestreeldheid heen bespeurt men toch ook tegenover deze Bantoe's iets van de neiging, waarover Kronkel schreef.

d'O.

Luns en Londen

De heer H. Rengracht schrijft ons:

Mijn artikel over minister Luns in Hollands Weekblad van 1 juli behoeft enige correctie. Ik had daarin o.a. gesteld, dat het nu koek en ei was tussen Luns en Londen. Ik verneem nu uit kringen van het ministerie van buitenlandse zaken, dat minister Luns de Engelsen hun houding in de Indonesische kwestie nog steeds even kwalijk neemt als hij het de Amerikanen doet. Waarvan akte.

[pagina 8]
[p. 8]

Het addertje op voetjes

‘De Brug is een anti-communistisch vod en voetje voor voetje komt het giftige addertje onder zijn listige camouflage vandaan’ schreef Paul de Groot in de Waarheid. De afgescheiden secte die vele maanden onze kranten met leedvermaak vulde, bestaat nog, al verdwenen hun vertegenwoordigers uit de Tweede Kamer. Het biologisch mirakel ‘De Brug’ verschijnt nog steeds. Uit de laatste nummers blijkt dat alle afdelingen van de bruggroep met een eensgezindheid, die aan de goede oude C.P.N. doet denken, het besluit hebben genomen om een nieuwe socialistische partij op te richten. Niemand hield het voor mogelijk de harde kern van communistenstemmers nog aan te tasten, maar deze kern zal daar nu dus zelf voor gaan zorgen.

Deze nieuwe partij zou misschien weer eens een nationaal-communistische partij kunnen worden. Dergelijke niet van Moskou afhankelijke partijen hebben altijd weinig levensvatbaarheid. Er is maar één streek waar het chauvinisme sterk genoeg is om zoiets te laten lukken: Friesland, en daar is dan ook een onafhankelijke communistische partij geweest onder leiding van de heer Roorda. Bij een verblijf in Rusland werd deze van de zegeningen van het Sovjetstelsel overtuigd: men gaf hem namelijk een nieuw gebit. Voor de radio mocht hij ook nog even. Na eerst zijn Friese landgenoten tot Marx te hebben gebracht besloot hij zijn rede met: ‘dag Antje!’

B.C.

Inuk-Titut

Deze maand is het eerste nummer verschenen van Inuk-Titut, een periodiek voor Eskimo's in Canada. Voor de buitengewoon ingewikkelde taal is indertijd door een zendeling een alfabet opgesteld en in dit schrift wordt het blad uitgegeven. Het eerste nummer bevat geen artikelen die een vermelding hier rechtvaardigen. Maar opmerkelijk zijn de pagina's 8 en 9: deze zijn namelijk onbedrukt gelaten om, zoals de redactie zegt tituglitgupya, ofwel: er zelf iets op te schrijven.

De eskimo's hebben namelijk zeer weinig gebruiksvoorwerpen in hun igloos en zeker geen papier. Voor de halfjaarlijkse winternacht staan voor de schrijvende eskimo's dus twee bladzijden ter beschikking en men is benieuwd wat de 2000 abonné's daarop zullen schrijven of dat ze de pagina's als poesie pure het omliggende ijslandschap laten vertolken. Een zo strenge beperking van schrijfmogelijkheid zou misschien ook voor sommigen van onze auteurs nuttig kunnen zijn.

B.C.

De twee maskers

De aartsbisschop van Canterbury heeft een groep acteurs, vergaderd in Covent Garden, doen weten dat hij twee dingen van ze verwacht: dat ze hem zullen doen lachen en huilen, in gelijke mate, zodat hij tenslotte opgelucht naar huis kan gaan. Volgens deze opvatting kan het nooit van meer dan secundair belang zijn of wij geïnteresseerd, geboeid, verbluft, ontsteld worden; de gemoedsbewegingen die daarbij optreden, dienen alleen om ons voor te bereiden op het lachten en het huilen - om ons vast in de war te brengen en ontvankelijk te maken.

De voorkeur van de aartsbisschop is tenminste voor de helft aannemelijk. Velen van ons hebben nooit zoveel hart voor het toneel als wanneer zij er vrolijk bij worden; maar dat huilen ook bevredigend zou zijn, kunnen zij alleen vermoeden. Het verdriet is onderdrukt. Er is misschein een tijd geweest toen het even verbazend was om te zeggen ‘dit is diep aangrijpend, ik ben geheel ontroerd’, zonder te huilen, als het nu zou zijn om te zeggen ‘wat buitengewoon grappig, dat amuseert mij geweldig’ zonder te lachen; uit de litteratuur blijkt in ieder geval dat er nog honderd jaar geleden door beide geslachten ongedwongen gehuild kon worden.

Die tijd is voorbij, en het zal geen zin hebben een herstel van de huilgewoonte aan te bevelen voordat wij ons weer overstelpt voelen door verdriet over al het lelijks dat het goede en schone en zuivere wordt aangedaan. Hoe verschrikkelijk de eeuw ook is, wij zijn lachende generaties: wij weten allang dat het goede en schone in de werkelijkheid niet onvermengd voorkomen, en worden daar behalve vrolijk alleen bitter of mismoedig over. Zij die het niet volhouden, verontschuldigen zich zo gauw zij kunnen voor hun sentimentaliteit.

Zo zijn onze manieren, in veel opzichten tot ons eigen voordeel en dat van anderen; maar waarschijnlijk niet tot dat van het theater, en ook niet tot dat van de kerk. Wie toch bepaald willen huilen, doen het in het donkere isolement van de bioscoop, waar de woorden zich met orkestbegeleiding loszingen van hun koele dubbelzinnigheid.

 

J.J.P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • K.L. Poll

  • H.U. Jessurun d'Oliveira

  • Hugo Brandt Corstius

  • J.J. Peereboom