Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vertrek van koningin Wilhelmina naar Londen
door J.H. Smeets

‘Het verplaatsen van de zetel van de Regering naar Londen in de meidagen van 1940 is’, aldus de slotsom van de enquête-commissie regeringsbeleid 1940-1945 (Deel 2A, pag. 262, Staatsdrukkerij 1949), ‘een daad geweest van eminent historisch en politiek belang.’ Inderdaad, de jongste vaderlandse geschiedenis laat zich niet denken zonder deze zetelverplaatsing en - achteraf beschouwd - moet men hiervoor dankbaar zijn.

In 1949 was het nog de vraag - en het is daarna lang een open vraag gebleven - in

hoeverre die zetelverplaating moet worden beschouwd als een ‘daad’, een ‘besluit’ zoals de commissie het wil zien, dan wel als een reeks gebeurtenissen en improvisaties, die toevallig hebben geleid tot de uiteindelijke aankomst van koningin en ministers in Londen op 13 mei 1940.

 

Een belangrijke gebeurtenis in deze reeks, misschien wel de belangrijkste en meest bepalende, is geweest de reis van koningin Wilhelmina naar Londen. De beschrijving die de enquête-commissie van deze reis geeft kon tot voor kort als ‘authentiek’ worden beschouwd: koningin Wilhelmina was op 13 mei 1940 scheep gegaan op een Engelse destroyer met - uiteindelijke - bestemming: Breskens in Zeeuws-Vlaanderen. Toen men eenmaal op zee was kwam er een radiobericht dat Breskens door de Duitsers werd gebombardeerd. Op grond hiervan is daarop het besluit genomen niet naar Breskens (althans het tussenstation: Vlissingen) te

[pagina 3]
[p. 3]

varen doch koers te zetten naar Engeland.

Het plan was dus aanvankelijk naar Zeeland te gaan doch door de toevallige gebeurtenis van het Duitse bombardement is dit plan niet uitgevoerd en gewijzigd in de tocht naar Harwich. Deze lezing was in 1949 reeds onbevredigend. In de dagen van 10-14 mei was er overal in Nederland sprake van krijgshandelingen; de toen voor waar gehouden geruchten waren onrustwekkend. Zou een bombardement op Breskens de koningin van haar plan hebben kunnen afbrengen? Het ligt niet voor de hand. Zowel de houding van de koningin als de stelligheid van haar plan pleitten er tegen.

 

Betrekkelijk kort geleden is dit relaas der enquête-commissie van buitenlandse zijde ernstig aangetast. In haar ‘Der Verrat im XX Jahrhundert’ (Rowohlt, Hamburg, '56, deel I pag. 63 e.v.) beschrijft Margret Boveri de tragische rol van ex-koning Leopold van België en zij zegt in dit verband onder de titel ‘Die unfreiwillige Verschiffung der Königin Wilhelmine’ o.a.: ‘Königin Wilhelmine von Holland, die als erste vor eine Entscheidung gestellt wurde, widerstand zwei Tage lang den Aufforderungen ihres Aussenministers Van Kleffens nach London zu kommen. Sie wollte bleiben - Jedoch bestimmte sie ihr Quartier innerhalb Holland zu verlegen... Als das Kriegsschiff unterwegs war erklährte ihr der Kommandant sie führen nach Engeland. Auch dieser Auszug aus dem eigenen Land war also unfreiwillig.’

Dit klinkt heel anders dan de ons vertrouwde beschrijving van de enquête-commissie. In de laatste is altijd nog sprake van een vrijwillig genomen besluit; volgens Boveri is de koningin bij wijze van spreken ontvoerd.

 

Uit de desbetreffende passages in de biografie van Prinses Wilhelmina ‘Eenzaam maar niet alleen’ krijgt men in de eerste plaats de ontstellende indruk dat de reis en de aankomst in Engeland zuiver toeval zijn geweest en niet het resultaat van een overwogen besluit. Maar bovendien blijkt er uit dat de koningin toen geforceerd is geworden om naar Engeland te gaan.

Zij wilde via Vlissingen naar Breskens. Daartoe moest contact worden opgenomen met de marine-autoriteiten in Zeeland. Het ware ondenkbaar in Vlissingen aan land te gaan zonder voorafgaand contact. ‘Tijdens een diepgaande gedachtenwisseling’, aldus H.K.H. in haar boek, ‘deelde de Engelse commandant mede dat hij geen contact met de wal mocht opnemen. Dit waren de strikte instructies die hij van zijn Engelse superieur had ontvangen. Daarenboven wisten wij niets van de plaatselijke situatie van het ogenblik, noch in Vlissingen noch in Breskens. Na raadpleging... besloot ik naar Engeland over te steken. Dit liet de instructie van de commandant wèl toe.’ Dit relaas werpt dus een ander licht op de gebeurtenissen van de 13e mei dan het verslag van de parlementaire enquête.

 

Sedert 10 mei had zich ook in Londen het een en ander afgespeeld. Het nu volgende verloop der gebeurtenissen is geheel ontleend aan de verhoren van de parlementaire enquête-commissie. De heer van Kleffens, minister van buitenlandse zaken, was op 10 mei samen met minister Welter (Koloniën) naar Engeland vertrokken. Zijn echtgenote, die hij die morgen puur bij toeval ontmoette, had hem vergezeld. In Londen had Van Kleffens langer te doen dan strikt nodig leek; aannemelijker was dat hij zo snel mogelijk naar Parijs zou gaan. De Nederlandse gezant, de heer Michiels van Verduynen, noemt als reden hiervan: ‘... Er zijn andere redenen geweest waarom deze heren in Londen moesten blijven; ik ben daar enigszins geheimzinnig over, omdat het niet over de regering gaat maar over andere personen. Er waren nog telegrammen die verzonden moesten worden om het vertrek te bespoedigen...’ (pagina 667 van deel 2C). De enquête-commissie heeft gepoogd hieromtrent nadere opheldering te krijgen doch is daarin niet geslaagd. De telegrammen bleken onvindbaar, zo ze al verzonden waren.

Voor de gezant was de komst van de koningin een verrassing; deze kwam ‘volkomen onverwacht’. En voor de heer Van Kleffens?

 

Een dergelijke vraag is hem door de commissie niet gesteld. (Wel aan de gezant) Volgens Van Kleffens waren hij en minister Welter reeds op het vliegveld om naar Parijs te gaan - het tweede deel van de door de regering opgedragen missie - toen er een boodschap kwam van het gezantschap dat zij onmiddellijk moesten terugkomen. In één adem door, en zonder dat hem daarover wordt gevraagd, vervolgt Van Kleffens dan: ‘Hij kon ons geen reden opgeven. Als je zo'n boodschap krijgt van een man met zin voor verantwoordelijkheid, dan doe je dat. Wij kwamen op het gezantschap en daar kwam het bericht: De koningin komt.’

 

De missie naar Parijs was op korte termijn belangrijker dan die naar Londen. De minister staat op het punt - eindelijk - naar

[pagina 4]
[p. 4]

Parijs te vertrekken; dan komt er een boodschap van het gezantschap om onmiddellijk terug te keren, zonder opgave van reden. Van Kleffens insisteert blijkbaar niet op het wel noemen van de reden die toch wel zeer belangrijk moest zijn om hem van de reis naar Parijs terug te houden. Hij gaat terug, want - kennelijk om een desbetreffende vraag voor te zijn - degene die de boodschap gaf was een man met zin voor verantwoordelijkheid. (De naam van deze man is niet genoemd; zeker was het niet de gezant zelf.) Gesteld dat de betreffende man iets minder zin voor verantwoordelijkheid had gehad dan minister Van Kleffens hem toedichtte, dan was de - door de regering opgedragen - missie naar Parijs niet of te laat doorgegaan. Gelukkig is dit niet het geval geweest: ‘Wij kwamen op het gezantschap en daar kwam het bericht: de koningin komt.’

 

Dat Van Kleffens twee dagen pogingen heeft gedaan om de koningin naar Engeland te laten komen, zoals Boveri beweert, blijkt wel uit de mededelingen van de gezant. Van Kleffens zelf is niet zeer mededeelzaam over zijn werkzaamheden gedurende die eerste dagen. Wat is er gebeurd toen die pogingen niet slaagden en in hoeverre was hij daarvan op de hoogte? Men krijgt niet de indruk dat Van Kleffens werkelijk verbaasd was bij het bericht: ‘De koningin komt.’ Had hij dit verwacht en had hij er op gewacht? Was het daarom niet nodig de-boodschapper-van-het-gezantschap-met-zin-voor-verantwoordelijkheid naar de reden te vragen?

 

Komen wij nog even terug op de instructies van de commandant van de ‘Hereward’ (de Britse destroyer die koningin Wilhelmina naar Engeland bracht) Deze stonden niet toe om contact met de wal op te nemen doch wél om naar Engeland over te steken. Is dit niet een hoffelijke inkleding van een in feite afgedwongen reis?

Nog steeds staat niet vast of de Engelse commandant al dan niet wist wie hij in Hoek van Holland aan boord kreeg. Wist hij het wel, had hij dus opdracht (‘om Hare Majesteit te brengen waar zij wenste’, zoals een van de getuigen verklaart) dan is het verbod om contact met de wal op te nemen daarmee in strijd. Wist hij het niet en was hij verbaasd toen hij zijn hoge gast zag verschijnen (zoals een andere getuige verklaart) dan had hij instructies moeten vragen. Men zegt dat deze Engelse schepen uit Noorwegen kwamen; in dit geval had deze nieuwe en zeer bijzondere taak het vragen van nadere instructies zeker gewettigd.

Natuurlijk heeft de Engelse commandant niet op eigen gezag gehandeld door contact met de wal te weigeren. Hij was - of is later geworden - tot in de puntjes geïnstrueerd.

 

Het eenvoudige maar toch onbevredigende relaas van de parlementaire enquête-commissie is niet meer houdbaar. Dat de koningin niet vrijwillig naar Engeland is gegaan staat vast. Andere en beklemmende vragen komen nu boven. Deze moeten worden beantwoord ongeacht de omstandigheid dat alles goed is afgelopen. En wel om redenen die de enquête-commissie vroeger reeds heeft aangeduid. Politieke redenen, want de afloop had ook anders kunnen zijn; maar ook historische redenen, want voor de historische waarheid mag de afloop niet gelden.

De enquête-commissie heeft geschiedenis willen schrijven. Ten dele is zij daarin geslaagd. Het ware echter een illusie te menen dat dergelijke ‘officiële’ geschiedschrijving definitief kan zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.H. Smeets

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)