Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek eerste jaargang · nummer 29 · 2 december 1959

Het nut van schrijven

Waarom eigenlijk al die moeite: bladen oprichten, ideeën formuleren, stukken schrijven? Het motief van winstbejag kan dadelijk uigeschakeld worden: één goede slag in de handel, en de winst is groter dan van een jaarproductie moeizaam geschreven artikelen. Misschien hebben de auteurs wel eens de behoefte om zichzelf uit te drukken, zoals het heet; in dat geval zal hun werkzaamheid niet langer duren dan totdat zij gemerkt hebben dat er op het papier toch altijd wat anders komt te staan. Misschien zijn er die invloed willen uitoefenen op het verloop van openbare zaken; hun staan zulke diepe teleurstellingen te wachten, dat het benauwend is om over die gevallen na te denken.

Vaak zal er een behoefte geconstateerd kunnen worden om zich te doen gelden. In Nederland, anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk, kan die alleen bevestigd worden bij degenen die al blij zijn als zij hun manuscript in druk terugvinden. Het aanzien dat zij bij enkelen winnen wordt ruimschoots ongedaan gemaakt door hun verlies in aanzien bij de meerderheid, die het alleen

tamelijk onnozel van ze vindt om hun gedachten aan de kritiek van alleman prijs te geven. Dat er waarheden van belang geschreven zouden kunnen worden, bijna niemand die het aanneemt. Journalisten schrijven wat het publiek wil, om geld te verdienen; litteratoren schrijven wat het publiek niet nodig heeft, in plaats van geld te verdienen; intussen staat de waarheid, voorzover er van zoiets gesproken kan worden, allang vast en getuigt het supplementaire geschrijf alleen van oppervlakkigheid of overgevoeligheid.

Het zou dan ook een wonder zijn dat iemand nog ooit iets opschreef voor een zo gedesinteresseerd publiek als het Nederlandse zonder de zekerheid dat hij er behoorlijk voor betaald ging worden, als er niet het plezier bestond in de omgang met woorden. Sommigen kunnen niet van woorden afblijven, zoals anderen niet van vrouwen of verf of katten af kunnen blijven. Desnoods mogen zij zich beroepen op een onoverwinnelijke verwondering dat het mogelijk is om met woorden dingen en gewaarwordingen

[pagina 2]
[p. 2]

na te maken, die toch heel wat anders zijn; maar zo'n rechtvaardiging wordt al gauw een beetje precieus, en het plezier in de omgang heeft haar niet nodig. Het wordt trouwens zelden onvermengd ondervonden. De genoegens van de omgang met woorden op zichzelf zijn spoedig uitgeput; zij moeten bijeengebracht worden in zinnen die iets betekenen, en dat vergt inspanningen van de intelligentie en de verbeelding die het plezier aan het materiaal zelf verstoren. Het enige wat met zekerheid vastgesteld kan worden, is dat er geen goede reden zou zijn om het materiaal te gebruiken als het niet was het plezier erin. Waarom zouden wij niet gewoon bij onszelf zitten denken en dromen? Als het ons om communicatie te doen is, dan staat ons in de conversatie een veel beter middel ter beschikking, dat inderdaad velen bevredigt. Het enige gebrek ervan is dat zij niet eenzelfde nauwkeurigheid in het gebruik van woorden toestaat, doordat de omgang met mensen de aandacht van de woorden afleidt.

 

Wie met woorden om wil gaan, moet er iets mee vertellen of beweren. Sommigen zullen dat wel eens aardig vinden om te lezen, maar de uitwerking van de inhoud van een tekst is nooit zo groot dat zij voor iemand die de zaken redelijk overweegt, de moeite van het schrijven rechtvaardigt. Dat is maar goed ook. Een beetje helder inzicht zou al voldoende zijn om een auteur die praktische gevolgen van zijn werk verwachtte, het schrijven grotendeels onmogelijk te maken, zolang niet ieder verantwoordelijkheidsgevoel hem vreemd was. Hoe kan hij ooit voorzien wat de gevolgen van zijn ideeën zouden zijn, in een realiteit die duizenden malen te ingewikkeld is voor zijn bevattingsvermogen? Wij merken dan ook op dat auteurs die het ernstig nemen met de verantwoordelijkheid van de schrijver, zich gewoonlijk beperken tot het uitdiepen van ideeën die toch al gangbaar zijn: als er narigheid komt, kan die tenminste niet aan hen geweten worden. Alleen enkele ijlhoofden combineren eigenzinnigheid met een besef van verantwoordelijkheid; met hen

zou het oppassen zijn, als wij niet wisten dat hun verwachting van het eflekt van hun woorden op een illusie berustte.

De omgang met woorden dan, die de enige redelijke motivering geeft voor degeen die de moeite neemt om ze te schrijven, is ook van maatschappelijk standpunt gezien nog niet zo'n slechte rechtvaardiging. Waar heeft de gemeenschap al dat drukwerk voor nodig? De enige soliede reden die op het eerste gezicht duidelijk wordt, is dat het produceren en verkopen ervan een zekere mate van werkgelegenheid verschaft. Vervolgens kunnen wij stellen dat het tot vermaak en verstrooiing van de lezer dient. De behoefte aan ontspanning is een erkende en onmiskenbare; maar een groot deel van het drukwerk voldoet er niet aan en wordt door niemand in zulke termen verdedigd. Daarna blijven alleen rechtvaardigingen over die in een reuk van heiligheid staan, maar waarvan de geldigheid makkelijk betwist kan worden: de cultuur moet zich ontwikkelen, de verbeelding van de mensen moet gestimuleerd worden en hun blik verruimd, de geest is het hoogste wat wij hebben en schrijven is er een manifestatie van. Wat de geest betreft, die is in onze beschaving fakultatief, met hoeveel ontzag het woord ook nog veelal mag worden uitgesproken. Wij weten niet wat wij er mee aan moeten, nu de illusie verloren is dat wij er de wereld mee zullen beheersen; het streven is op het ogenblik om de praktische omstandigheden van ons leven zozeer te veraangenamen dat de geest, vanouds het gebied om in uit te wijken uit de stof, overbodig zal worden. Wat de ontwikkeling van de cultuur en de persoonlijkheid betreft, dat zijn ideeën die wij nog in zekere mate kunnen concretiseren, maar wee wanneer het gedaan wordt: het is logisch verkeerd om een negatieve ontwikkeling aan te moedigen, dus het moet in positieve zin, en voor wij het weten zijn wij in wanhopige inspanningen gewikkeld om te bewijzen dat ideeën en kunstwerken altijd positief zijn, al zijn zij mismoedig en destructief, zelfs over ondernemingen die de bijval van de openbare mening en de sanctie van de overheid genieten.

In een volmaakt praktisch gezinde maatschappij blijft niettemin de concentratie op de omgang met woorden een onmisbaar goed. De ervaring leert dat woorden in verval raken wanneer zij niet bijgehouden worden. Hun relatie met hun betekenis moet beschermd worden tegen verslapping door het overhaaste dagelijkse gebruik. Als daar niets aan gedaan wordt, verliezen zij hun bruikbaarheid in de menselijke verhoudingen, persoonlijke of onpersoonlijke. Het is

[pagina 3]
[p. 3]

dus gewoon de behoefte om de maatschappij technisch zo goed mogelijk te laten werken, die ons de noodzaak oplegt om het woordenmateriaal te onderhouden. Niet dat dat alleen door schrijven kan gebeuren; maar omdat het de enige vorm van woordgebruik is die zowel aan de uitzender als aan de ontvanger gelegenheid geeft om na te denken, is het waarschijnlijk de beste. Geen soort schrijven, ontleend aan de verbeelding of de wijsheid of de kennis van documenten, ontsnapt aan deze nuttigheid, want op alle manieren zijn de woorden nodig voor de communicatie in dagelijkse verhoudingen, positief en optimistisch evengoed als negatief en pessimistisch. Een gemeenschap die zich alleen met kennis van zakenn in positieve zin kon uitdrukken, zou aan een afschuwelijke constipatie gaan lijden.

Sommigen zullen dit de meest droge en miserabele visie vinden die er mogelijk is op het geschreven woord. Voor hen is visie en overtuiging het belangrijke, en als de omgang met woorden primair gesteld wordt vermoeden zij dadelijk dat iemand probeert een nieuwe periode van woordkunstenaarschap in te luiden. In dat laatste hebben zij het in ieder geval mis: de woorden moeten in de omgang op alle manieren behandeld worden, waarvan sommige in bepaalde omstandigheden nuttiger zijn dan andere, en waarvan het gebruik van woorden om het mooi meestal een van de minst nuttige is. Visie en overtuiging zijn natuurlijk onmisbaar: er kan nooit iets met woorden gedaan worden zonder dat die tenminste tijdelijk aanwezig zijn. Maar tenslotte vervliegen alle overtuigingen en visies in de tijd, vaak zonder de dood af te wachten van hem die ze vertolkt heeft. Weinigen zijn zo overtuigd of zij zitten 's avonds, wanneer het gerucht van alle hoge en ernstige bedoelingen verstomd is, nogal eens somber bij de haard en vragen zich af of het allemaal eigenlijk ergens goed voor zal zijn. Wie zou de twijfel uit hun hoofden durven praten? Het enige wat wij kunnen zeggen is dat de wereld om en om rolt, en dat hij tot nog toe slechter of beter had kunnen worden - niemand weet het, want er is geen punt van vergelijking.

De tijd is dus juist in deze radeloze maar comfortabele jaren gunstig om vast te stellen dat de litteratuur en al zijn bijvormen niet afhankelijk zijn van een voorbijgaand verlangen van sommigen om belangrijke dingen te schrijven en van anderen om ze te lezen. Zij zijn in alle omstandigheden nuttig en nodig, zolang wij ons nog niet geheel door middel van kussen, bloemen en geweren met elkaar onderhouden. Wij kunnen er welgemoed aan werken, en overal aanmerking op maken in het rustige vertrouwen dat wij daarmee even nuttig zijn, op onze eigen wijze, als de timmerman, de industrieel of de politicus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken