Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

illustratie Korte commentaren

Onder valse vlag

H.A. Lunshof is op de anti-semietenjacht. Tenminste, een stukje in Elsevier van 21 november: ‘Portret van een anti-semiet’ wil dit doen geloven. Voordat men L. zijn geloof en vertrouwen schenkt moet men echter weten waar het over gaat.

In het Amsterdamse studentenblad Propria Cures heeft in de correspondentie-rubriek het volgende gestaan:

‘H. Plas. Uw stuk over de verhouding Siebe van der Zee-Willem Levie (de journalist van het Vrije Volk die de zaak ontketende) besluit met: 'Wij zijn allemaal - met jou - heel erg blij, dat je leeft Levie. De gaskamer ben je destijds ontlopen. Daarom mocht je 15 jaar later op minder spectaculaire, maar even verraderlijke wijze proberen een ander te wurgen. Als deze poging succes heeft, leven er nog steeds specimina van je volk die de moffen (niet) konden verdelgen, omdat ze te leep en te vuil waren.’

Hier voegt de redactie van P.C. dan aan toe: ‘Bent U nu de beloofde zoon van Hitler? Heiland Plas, 't klinkt niet onaardig.’

Dit laatste is, het lijkt onnodig het nog te vermelden, een in understatement verpakte vernietiging van het fraais dat H. Plas naar P.C. zond teneinde het geplaatst te zien. De correspondentie-rubriek van dit blad, waarin niet opgenomen stukken ‘behandeld’ worden, dient vaker als schandpaal.

Wat echter doet Lunshof? Hij neemt de toevoeging van P.C. letterlijk. De redactie zou Plas werkelijk als Heiland begroeten. Hoe moet men anders de slotzin ‘Voor de schrijver en voor degenen die het stuk opnemen, (curs. d. J.) is niet Amsterdam, maar Caïro de aangewezen universiteitsstad,’ verstaan?

Of de heer Lunshof kan niet lezen, (maar dit mag men toch niet aannemen?) of er is sprake van een bedenkelijke strategie. In dit laatste geval maakt hij onder voorwendsel van een jacht op anti-semieten jacht op iets dat hem persoonlijk nader moet liggen. ‘Het ware in strijd met ons geweten, indien wij dit hier niet even signaleerden,’ kan ik nu op mijn beurt schrijven. De aanval op de anti-semiet Plas wordt zonder meer verschoven naar een aanval op P.C., en dan weten we tenminste waar we met de heer Lunshof aan toe zijn: ‘Dat Propria Cures de katholieken of calvinisten beurtelings voor misdadigers uitmaakt, wat hen heilig is bespot en op het kruis spuugt - op dit punt schijnt noch de Universiteit noch Amsterdam een overheid te bezitten, noch de studenten voldoende kracht om er zich tegen te weren.’

Niettemin, H. Plas werd door P.C. ‘gesignaleerd’. Men kent hem nu en tevens kent men Lunshof weer iets beter.

 

M.A. de J.

Geslagen honden

Toen Else Mauhs stierf en in haar testament geen opvolgster voor De Ring bleek te hebben aangewezen, was dat pijnlijk voor onze Nederlandse actrices. Else Mauhs bleek mej. Alingh Brugmans en de heer Van der Lugt Melsert te hebben aangewezen om de keus te doen die zij zelf niet maken kon. Weldra bleek, dat de keuzecommissie er ook geen raad mee wist, en dat was bijzonder pijnlijk voor onze Nederlandse acrtices, daar was iedereen het wel over eens. De Else Mauhsstichting werd opgericht, wat voor iedereen een beetje pijnlijk was, en de heer Van der Lugt Melsert liep, aan twijfel ten prooi, van de keuzecommissie naar de stichting en terug. Inmiddels lekte het uit, dat Else Mauhs zelf de ring graag aan Paul Steenbergen had gegeven, maar dat bleek onmogelijk omdat de tijd van de travesti-rollen allang voorbij is. De stichting ondertussen, voelde wel iets voor deze oplossing, temeer omdat de keuze dan bijzonder eenvoudig kon zijn, omdat Paul Steenbergen immers met kop en schouders boven zijn collega's uitsteekt. Maar zie, alle kranten spraken schande van dit voornemen, wezen op de oorspronkelijke bedoeling van de schenkster van de ring, mevrouw Theo Mann-Bouwmeester, en betoogden verder dat toewijzing aan een man, i.c. Paul Steenbergen, een klap in het gezicht zou zijn voor zijn vrouwelijke collega's. Inmiddels keerde prof. Pitlo uit het buitenland terug en kon de ring aan Caro van Eyck worden uitgereikt. Iedereen is nu blij en tevreden: Caro omdat zij de ring heeft, Paul omdat hij hem niet heeft hoeven weigeren, de gepasseerde actrices omdat iedereen nu weet dat zij net zo goed zijn als Caro van Eyck en de kranten, omdat er geen man met de ring vandoor is gegaan. Er is echter één vergeten groep op wie ik, als enige, de schijnwerpers van het voetlicht nog even

[pagina 9]
[p. 9]

zou willen richten. Door niemand is over hen gerept, hoewel zij van allen toch het pijnlijkst getroffen moeten zijn. Daar staan zij, in het onbarmhartige licht: Ko van Dijk, Albert van Dalsum, Han Bentz van den Berg, Rob de Vries, Guus Hermus, Bob de Lange... Als geslagen honden, wetend dat wij het nu weten: eerst komt Paul Steenbergen, dan een hele tijd niets, en dan zij pas...

 

N.S.

Historisch bezoek

Ik heb een krantenverslag teruggevonden van Charles van Doren's nederlaag in de ‘21-quizz’ van de N.B.C. Mark struikelde wonderlijk genoeg over de makkelijkste vraag die hij in die weken, welke hem 543.000 dollar opleverden, te beantwoorden had gekregen. Hij wist nl. niet meer wie koning van België was, nadat hij correct de vorsten van Denemarken, Noorwegen, Zweden, Jordanië en Irak had opgedreund. Hij veegde zijn voorhoofd af en mompelde hulpeloos: ‘de zoon van Leopold, de zoon van Leopold’. Na zijn nederlaag zei Van Doren: ‘Ik weet niet of ik mij gelukkig of ongelukkig moet voelen. Maar in ieder geval heb ik nu eindelijk weer eens de kans de dingen te doen die ik zelf wil’. Wij weten nu wat wij van zijn hulpeloze gemompel moeten denken. Wat we inmiddels vergeten zijn is, dat koning Boudewijn, lijnrecht in tegenstelling tot wat verwacht mocht worden, zijn eerste officiële bezoek aan de Verenigde Staten bracht, in plaats van aan Nederland. De reden van zijn overhaaste bezoek aan de States was, dat Amerika's grootste intellect de naam van Boudewijn niet kende, waaruit bleek dat de Belgische koning te weinig naam had in de Verenigde Staten. Misschien komen alle historische beslissingen wel op een dergelijke manier tot stand.

 

N.S.

Met Fort-mann minder man

Dat de R.K.-artsen een eigen vereniging hebben is niet verbazingwekkend. Dat deze vereniging op 8 november in Utrecht bijeenkomt al evenmin. Dat deze bijeenkomst geheel aan huwelijksproblematiek is gewijd mag ons niet verbazen. Dat het laatste woord hierbij wordt gesproken door een theoloog, Mgr. drs. H.J.M. Fortmann, verbaast ons ook niet. Dat Mgr. Fortmann zeer expliciet stelt dat anti-conceptionele middelen verboden zijn wekt ook geen verbazing. Maar wat op deze constatering volgt verdient wel onze verbazing en aandacht:

‘Het is mij opgevallen dat men nog zo weinig komt tot het gebruik van genees-

[pagina 10]
[p. 10]

kundige preparaten ter selectieve onderdrukking van de libido’.

Het ei van Columbus, zo zou men bijna uitroepen, al leert de geschiedenis ons niet of er hier wel van een onbevrucht ei sprake was. Mgr. Fortmann slaat de spijker op de kop. Het is inderdaad opvallend dat men deze weg nog niet is opgegaan nu alle gewone en iets minder gewone middelen verboden zijn. U verwacht dat Mgr. Fortmann zich tegen deze preparaten, die toch evenzeer tegen Gods plan voor de schepping ingaan, zal verzetten? Het tegendeel is waar: Mgr. drs. Fortmann acht deze middelen volkomen geoorloofd, sterker nog: hij roept zijn gehoor van R.K.-artsen op om met kracht dit onderzoek ter hand te nemen.

Anti-conceptioneel is dus ongeoorloofd, anti-libidineus geoorloofd. Hiermee is dus aangetoond dat de R.K.-kerk geen bezwaar ziet in het doorkruisen van Gods plan maar in het armzalig menselijk genot zonder de straf van kinderzege.

Om objectief te blijven moet nog vermeld dat in de discussie achteraf enkele artsen bezwaren maakten, waarbij het woord ‘pharmacologische echtscheiding’ viel.

 

B.C.

Waardebonnen

De Sintmythe heeft ons weer in zijn macht. Oeroude instincten volgend verdringen wij ons in de grote tempels om de offeranden te kopen, die bij de haarden worden neergelegd. In de Bijen-tempel waar ik mijn inkopen deed stond er voor één altaar een lange rij. Hier verkocht de priesteres in het zwart aflaten, die de bezitter het recht geven voor een bepaald bedrag in deze ruimte te besteden.

Een uitnemende oplossing van het cadeauvraagstuk. In de gramofoonplatenwinkel die ik daarna bezocht om enige hymnen aan te schaffen werd het me ook al gemakkelijk gemaakt. Er is daar een hoes te koop waar geen plaat in zit, maar die recht geeft tot het verkrijgen van een plaat naar keuze. Op dezelfde manier kan men plaatsen voor het Holland Festival en voor de bioscoop cadeau geven.

Het principe van de waardebonnen is duidelijk: eindelijk komt een eind aan het onrecht dat de gever zou mogen beslissen wat hij geeft. Maar dit principe is nog niet voldoende tot zijn recht gekomen. Zoals wij in vorige jaren onze begunstigden ongelukkig maakten met de rommel die we zelf uitzochten, zo dwingen wij hen met dit systeem nog tot één bepaald warenhuis, tot gramofoonmuziek, cultuur of film.

Waarom geen universele waardebon gecreëerd die het de ontvanger mogelijk maakt werkelijk vrij keuze te doen? In deze behoefte is nu door een uitermate vernuftige en volkomen veilige uitvinding voorzien. Voor de prijs van f 10,65 zend ik iedereen nog vóór vijf december een keurig blauwgrijs papiertje, verlucht met een portret van Hugo de Groot, waarmee U in het gehele land, van Achterburgwal tot Voorhout terecht kan, en al uw wensen tot tien gulden kunt laten vervullen.

B.C.

Een prachthond

‘De hond belemmert mij in de uitoefening van mijn beroep. Zijn aanhoudend geblaf, dat de laatste tijd zelfs overgaat in hysterisch gehuil, is er de oorzaak van dat mijn laatste boek te laat in de winkels is verschenen’. Deze woorden, boordevol tragiek, sprak verleden week voor de Apeldoornse kantonrechter de schrijver A. den Doolaard. Een auteur, getergd door de hond Nora, die op een kampteerterrein bij Hoenderloo een wonderlijk verre invloed oefent op de boekhandel. Beeldender werd de tragiek nog, toen de schrijver verklaarde dat hij op een flinke afstand in de zandverstuivingen was gevlucht, maar dat hij de hond nog op een afstand van 2½ kilometer hoorde. Den Doolaard vertelde niet, of hij zich toen snikkend voorover heeft gestort in het zand, zijn handen aan zijn oren en steeds maar dat beeld voor ogen van al die boekwinkels in Nederland met dikke Sinterklaasuitgaven, alleen zijn boek ligt er niet bij. Maar zo ongeveer zou men zich de tragedie in de witte eenzaamheid bij Hoenderloo kunnen voorstellen. Zeker wanneer men de natuurpoëtische verklaring van de geuige-verbalisant leest, ‘dat het aanhoudend blaffen vooral zeer hinderlijk is wanneer er westelijke winden waaien’.

Den Doolaard en zijn boek, dat nu toch in de winkels ligt, interesseren mij echter minder dan de hond Nora. De dierenbescherming heeft een proef genomen met het dier en is tot de conclusie gekomen dat de hond niet overmatig blafferig is en zelfs ‘de handen van de directeur van de dierenbescherming likte’. Tegen vreemden blaft de hond wel, maar niet tegen bekenden en buurtgenoten, verzekerden ter zitting enkele omwonenden. De schrijver Den Doolaard blijkt vijf jaar naast het terrein te wonen, maar Nora kan kennelijk niet aan hem wennen. Zoals ik en een heleboel andere menselijke wezens, die vijfentwintig jaar lang niet aan Den Doolaard hebben kunnen wennen, ook

[pagina 11]
[p. 11]

al is zijn werk steeds op tijd in de winleks terechtgekomen.

Mijn conclusie is: de hond Nora is niet hinderlijk, maar bezit een uitermate verfijnde literaire hondeneus, die misschien schadelijk is voor Den Doolaard en zijn uitgever. maar die voor de Nederlandse letterkunde van onschatbare waarde kan zijn. Hoe ook het vonnis zal uitvallen tegen de eigenaar van de hond, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dient deze hond Nora te kopen - desnoods met het geld van de Van der Hoogtprijs -, moet hem flink in het hele land laten snuffelen en flink laten blaffen, als hij daar behoefte aan heeft. Het aantal auteurs dat dan de pen neerlegt en wanhopig wegvlucht (en wie weet nooit meer terugkomt) zal erdoor stijgen, in de winkels komt meer ruimte en de literatuurhistorici hebben niet zoveel moeite met het herzien van hun handboeken. Dat is de prijs van een hond toch zeker wel waard.

A.F.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hugo Brandt Corstius

  • Mels de Jong

  • Nico Scheepmaker

  • A.F. Luyendijk