Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek eerste jaargang · nummer 30 · 9 december 1959

Domweg nee zeggen

Nederland doet lofwaardige, maar wanhopige pogingen om een uiteendrijven van de Europese Zes en Zeven te voorkomen. Niet alleen zou zo'n uiteendrijven zijn economische positie schaden, maar het zou ook betekenen dat het achtergelaten zou worden in het gezelschap van naties (Fransen, Duitsers, Italianen) wier bedoelingen, fatsoen of aard het meer wantrouwt dan die van anderen buiten de club (Engelsen, Scandinaviërs).

Die Nederlandse pogingen hebben niet veel succes. Het voorstel dat minister Luns twee weken geleden in Straatsburg aan zijn collega's van de Zes voorlegde en dat hij tevoren met Selwyn Lloyd had besproken, werd in Londen doodgezwegen en werd in Parijs al bij voorbaat genegeerd. Engeland wil kennelijk eerst de Zeven een kans geven, alvorens het zijn definitieve standpunt tot de Zes bepaalt. Frankrijk ducht een uiteendrijven van Zes en Zeven niet: dit vergroot zijn kans alleen maar om in de kleine club de baas te zijn. En zolang Adenauer erin volhardt om, in Europese zaken, De Gaulle ter wille te zijn, staat Nederland alleen. (Belgen

en Italianen raken, als puntje bij paaltje komt, altijd gebiologeerd door Parijs).

Wanneer Nederlandse initiatieven, wijl komende van een politiek oninteressante mogendheid, aldus doodgezwegen of genegeerd worden - het is overigens helemaal geen reden tot verbazing of ergernis -, wat staat Nederland dan te doen? Laat het de mémoires van De Gaulle gaan lezen. Het zal dan in de eerste plaats kunnen zien, wat De Gaulle - en het tijdstip van publicatie van het derde deel zijner mémoires is niet toevallig - met Europa voor heeft. Het is precies hetzelfde als wat elke Franse regering vóór hem in den zin had: Frankrijks hegemonie in Europa en uitschakeling van de Angelsaksische invloed. Alleen zegt hij het ronduit, en daarvoor moeten we hem dankbaar zijn. Maar het is zeker niet precies hetzelfde als dat waarvan onze federalisten dromen. In dromen kan men echter de gekste dingen met elkaar laten rijmen, en daarom is het helemaal niet zeker dat de dromers door de lectuur van De Gaulle's mémoires wakker geschud zullen worden.

[pagina 2]
[p. 2]

Maar ook voor wat betreft de vraag, wat Nederland te doen staat in de huidige situatie, is De Gaulle's boek leerzame lectuur. De Gaulle is, behalve een (voor ons) gevaarlijke politieke strateeg - zie boven -, een briljant politiek tacticus. Dat blijkt wel uit de manier waarop hij de binnenlandse machtsfactoren manipuleert sinds hij weer aan de macht is. Maar wat ons interesseert is: hoe was zijn tactiek tegenover zijn bondgenoten, toen Frankrijks macht vrijwel nihil was, dus in de jaren vlak na de bevrijding?

Die tactiek was volslagen negatief. Andere troeven had hij niet. In de oorlog, toen Frankrijk nog bezet was, maakte hij al een een reusachtige nuisance van zichzelf. Tot wanhoop van zijn bondgenoten, maar dat kon hem niets schelen: dikwijls gaven ze in wanhoop toe aan de man die geen voet had om op te staan. Later, toen hij chef was van een verarmd, verdeeld en uitgehongerd land, bleef hij, ter bevordering van zijn doeleinden, gebruik maken van zijn twee troeven: zijn nuisance value en nee zeggen. Voor iemand die een andere waardenschaal heeft dan De Gaulle, lijkt de sop dikwijls de kool niet waard: moest zo veel goodwill bij de bondgenoten bedorven worden, ter wille van twijfelachtige zaken als de herwinning van Frankrijks invloed in de Levant of de annexatie van enkele vierkante kilometers Italiaans grondgebied?

Maar het is hier de vraag niet, of die doeleinden nu wel zo fraai waren. Het gaat erom, dat De Gaulle van de enige tactiek gebruik maakte die hem op dat ogenblik van Frankrijks totale berooidheid ten dienste stond. Soms waren er verhevener doelen die hij met zijn neezeggerij diende. Zo bijvoorbeeld toen hij weigerde Straatsburg te ontruimen en daardoor Eisenhower en Churchill dwong tot verandering van strategie. Of toen hij weigerde het Frans-Russische bondgenootschap te tekenen, zolang Stalin stond op Frankrijks erkenning van de Poolse satellietregering. De machtige Stalin ging door de knieën, niet de berooide De Gaulle.

Welnu, in dit opzicht moge De Gaulle Nederland ten voorbeeld strekken. In het verkeer met grote mogendheden is het conservatief



illustratie

gebruik van de soevereiniteit als instrument voor het bereiken van een bepaald doel (of ter voorkoming van een ander) dikwijls de enige tactiek die de kleine mogendheid ten dienste staat. Wanneer het dreigen met economische of andere represailles niet helpt - en daarin moet de kleine mogendheid het op den duur toch altijd afleggen tegen de grote -, dan is de nationale soevereiniteit toch altijd nog een argument waarvoor de grote mogendheid even stil blijft staan. Niet spoedig zullen, in het verkeer tussen democratische mogendheden, de grote mogendheden dit met de voeten treden. Hantering van dit argument - met andere woorden: domweg nee zeggen - kan altijd een prijs uitlokken.

Wanneer dus Nederland - en terecht - bezorgd is voor de ontwikkeling die de Zes nemen, laat het dan van zijn nationale soevereiniteit gebruikmaken om die ontwikkeling zoveel mogelijk af te remmen. Als positieve initiatieven niets helpen, laat het dan domweg nee zeggen. Het heeft er het recht toe; laat het er ook de moed toe hebben.

Dat laatste echter is juist de moeilijkheid. Nee zeggen druist zozeer in tegen onze academische opvatting van buitenlands beleid als een constructief, op internationale samenwerking gericht beleid, dat het buitengewoon moeilijk is het domweg nee zeggen in de praktijk te brengen. Wat dat betreft, strekt het erfgenaamschap van Hugo de Groot en Van Vollenhoven ons meer tot nadan voordeel. Zolang wij nog Kamerleden hebben die elke Franse sabotagepoging bewonderend ‘een knap staaltje onderhandelingstactiek’ noemen, maar voor een soortgelijke Nederlandse poging de minister van buitenlandse zaken naar de keel zouden vliegen, zo lang zijn wij niet rijp voor het spel van de buitenlandse politiek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken