Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Hollands weekblad tijdschrift voor litteratuur en politiek eerste jaargang · nummer 37 · 27 januari 1960

Tastbare vijanden

‘The revival of a true principled conservatism - not the bully-boy adventurism of McCarthy or the Suez Group - would be of the greatest value today. It is a task that would employ the special talents of intellectuals, and if it wouldn't give them the kick that revolutionism did, the hangover wouldn't be as bad either’. Dit schreef Dwight Macdonald in 1957 in de inleiding van zijn boek ‘Memoirs of a revolutionist’. Maar, zoals de titel van de inleiding - Politics past - al aangeeft, hijzelf voelt zich niet geroepen als voorvechter of programmamaker voor dit nieuwe conservatisme op te treden. ‘I now think no one has a duty to interest himself in politics except a politician’, schrijft hij twee bladzijden eerder. Hoe tweeslachtig zijn positie is blijkt nog duidelijker uit een zin die maar een paar regels hoger staat dan het eerste citaat: So intellectuals are less interested in politics than they were, feeling that their special qualities of idealism and rationality, useful in times of radical change, are not much needed merely to keep things going’. Hij

vindt dus de talenten van de intellectueel de ene keer juist wel, en de andere keer juist niet geschikt om een bijdrage te leveren in dit tijdperk van consolidatie. Een principieel conservatisme trekt hem aan, maar hij voelt er niets voor ‘de zaak alleen maar drijvende te houden.’

Eenzelfde soort tegenstrijdigheid, maar dan in veel minder heldere woorden, treft men aan in de ‘Open brief’ die een aantal Nederlandse kunstenaars bij de laatste Kamerverkiezingen aan alle politieke partijen heeft gestuurd, en die Theun de Vries in ‘De Waarheid’ met recht de ‘litanie der lustelozen’ genoemd heeft. Zij spreken zich uit voor de bestaande vorm van democratie, tegen fascisme en communisme, maar ook tegen de manier waarop alle bestaande politieke partijen functionneren. Hun conclusie is niet dat zij aan één partij, ondanks alle bezwaren, toch nog de voorkeur geven, ook niet dat zij de oprichting van een nieuwe of de hervorming van een bestaande partij bepleiten, met een programma dat beter bij hun voorkeuren zou passen, maar eenvou-

[pagina 2]
[p. 2]

dig dat zij besloten hebben niet meer mee te doen. Zij geloven dus wel in de democratie maar blijkbaar niet meer in het nut van de democratische methoden, waarvan het kiezen van een parlement nog altijd een der belangrijkste is. Zij delen mee dat zij, in plaats van te stemmen, zich zullen richten op ‘hun tijd en hun werkelijkheid’.

Het is hetzelfde dilemma als dat van Macdonald. Het is alleen schijnheiliger en minder overtuigend geformuleerd, ten eerste door het ontbreken van de erkenning dat het gevoel van politieke impotentie voor een deel voortkomt uit de teleurstellende ondervindingen die de radicale intellectueel de laatste dertig jaar heeft opgedaan, ten tweede door de waanwijze suggestie dat de politieke verhoudingen buiten deze ‘tijd en werkelijkheid’ zouden vallen, en ten derde door het ontbreken van het besef dat er, ‘merely to keep things going’ weliswaar geen behoefte bestaat aan revolutionnaire adviezen van ondeskundige intellectuelen, maar dat daarmee nog weinig miszegd is over de stand van zaken in de samenleving.

 

Wij hebben vorige week geschreven dat er zich de laatste tijd een nieuwe vorm van extremistische gezindheid aan het ontwikkelen is, die enige verwantschap vertoont met wat wij vroeger ultra-rechts noemden maar die men daarmee, vanwege de veranderde omstandigheden, niet zonder meer gelijk mag stellen. Wij zeiden dat dit extremisme ons de gelegenheid bood duidelijker partij te kiezen dan tot dusver na de oorlog mogelijk was. Dat geldt ook voor de intellectuelen van het type Macdonald, voor de mensen die men maar beter ronduit moralisten kan noemen - ook al zijn zij dan in hun eigen gevoel op zoek naar een ‘nieuwe moraal’ - dan intellectuelen.

Het ene extremisme roept het andere op. In zoverre moet men schrijvers en een deel van het publiek van bladen als Elsevier, Telegraaf, Burgerrecht en Nieuwsbrief dankbaar zijn. Zij maken het weer duidelijk dat wij niet in de eerste plaats bedreigd worden door het onpersoonlijke, door overbevolking, techniek, wetenschap of verre Chinezen,



illustratie

maar door mensen in onze eigen omgeving met een bepaalde mentaliteit. De vijand wordt weer tastbaar, en dat is een voordeel. De scheidslijn loopt niet tussen de politieke partijen, zoals dat voor de oorlog veel meer het geval was, maar binnen iedere partij (waarbij wij niet beweren dat hij elke partij precies middendoor deelt). Hij loopt ook niet meer tussen sociale klassen, maar daar dwars doorheen. Ook niet tussen intellectuelen en niet-intellectuelen, en dat maakt het voor de intellectueel mogelijk zich zonder pedanterie of zelfgenoegzaamheid in het democratische kamp op te stellen. Het conflict is gemeengoed, en daardoor is het voor de moralist aanlokkelijker zich in te spannen om zijn standpunten te bepalen en te verdedigen dan wanneer het ging om een tegenstelling die zich beperkte tot één groep.

Het opkomende ongewenste extremisme profiteert van de ontevredenheid en behoefte aan verandering, die ondanks (en uit een andere gezichtshoek ook dank zij) steeds toenemende welvaart zijn ontstaan. Het daagt uit tot het kiezen van, soms ook extreme, tegenposities waardoor het begrip extremisme er weer iets gunstiger kan komen uit te zien dan in het hedendaagse spraakgebruik gewoonte is geworden. Die tegenposities zullen er, wat het oordelen over sociale, economische en andere algemene politieke maatregelen aangaat, behoudend en ouderwets uitzien. Dat wil zeggen: men zal er niet pleiten voor revolutionaire veranderingen in de ‘maatschappelijke structuur’, vergeleken met die van de jaren 1945 tot 1960. Maar wel zullen de voorstanders van een nieuwe ‘linkse’ gezindheid zich met iets meer overtuiging dan zij tot dusver hoefden op te brengen, tegen hun vijanden keren. Die vijanden zijn alle individuen en groeperingen, die door mentaliteit en methoden beneden het minimum aan eerlijkheid, goede trouw en verdraagzaamheid blijven, dat voor het in stand houden van een democratische samenlevingsvorm onmisbaar is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken