Hollands Weekblad. Jaargang 1(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Gedichten door D. Hillenius De herten trekken al weg Nu zal de aarde wel gauw verstenen of juist openzweren in ontzettende, onstuitbare ziekten Wanneer we nog leven willen moeten we vluchten niet langer meer hechten aan vertrouwdheden, niet meer omzien naar wat niet gelukt is. Van alle hagedissen die ooit leefden heeft er niet één een traan geschreid geen zweet geloosd alleen maar droog en glad geritseld langs de rotsen en zon bemind Zij zijn pas na de zondvloed zuiver uit vissen opgeklommen hebben de appel niet geplukt vreten alleen de wormen die in de harten vreten Hansje De springbok van haar wil zit als een veer gespannen achter haar ogen Wat ik haar zeggen kan zijn niets dan hindernissen uitnodigend tot kopse sprongen Het liefste is zij mij wanneer ze elegant en lui uitrust van haar veroveringen halfslapende muziek beluistert Het groot drijven van plezier groot dier als een hete storm en dan in poging witte landschappen van rust maar alweer bewogen langzame dansen van onvermijdelijkheid ademhalen van levenden schoonheid is een reden tot treurnis angst dat alles wat buiten is buiten moet blijven dat we kussen kunnen maar niet inlijven dat we blijven die we geweest zijn toeschouwers, betasters, bezoekers. Maar strelen is meer dan tasten zoals spelen van toetsen is meer dan het botsen van speeltuig en huid Strelen is een uitweg voor treuren, is wegen maken van onze zinnen naar een gretig dier van binnen dat wil springen kunnen leven beginnen Wensdroompje De duizenden platvoetjes van de mieren zijn over ons heen gegaan. Toen ze voorbij waren was er niets gebeurd. Sinds die dag groeten we de bomen anders, bijzonder en bijna met iets van vrolijkheid. zij groef haar handen in de grond om de wormen halt te roepen voor haar perken zij liep met bloemen om een lied uit te dagen Al deze dingen en de groet van herinnering gezongen door hoge straten doen mij geloven dat alles te omvatten is met haar handen dat er niets buiten is dan voorbij [pagina 13] [p. 13] Einde van mei Trillend vanuit het hart der gong spiralen van klank zijn opgestegen vluchtende vissen voor vangende zegen zullen toch ergens stoten tegen gespannen eindwand van mogelijkheden zullen terugkeren moeten wat beschaamd begroeten de dingen vanwaar ze gingen er blijft alleen een zacht en bitter zingen binnen het hart der gong Vorige Volgende