Dreigen of zuur doen
door J.L. Heldring
‘Het verschijnsel in Nederland is niet vreemd, dat men zich omtrent zijn stelling en zijne verhouding tot magtige Rijken illusiën maakt en daaraan de meening ontleent, dat niets gemakkelijker is dan met zoodanige Rijken schikkingen te treffen waarbij al het voordeel aan de zijde van Nederland verblijft.’ Dus toen ook al. Want deze opmerking is ontleend aan een rapport van 8 april 1871, dat de ministers van koloniën en buitenlandse zaken aan koning Willem III uitbrachten.
Negentig jaar later heeft, zo niet de regering, dan toch de openbare mening zich soortgelijke illusiën gemaakt ten aanzien van de landingsrechten van de K.L.M. in Amerika. Nederland, klein land met slechts één grote haven, is echter bij de onderhandelingen die in Washington over deze rechten gevoerd worden, uitsluitend vragende partij. Het heeft dus heel weinig troeven in handen. Het is wel heel droevig gesteld, wanneer wij moeten aankomen met het sentimentele argument dat, toen de Japanners de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor aanvielen, Nederland het eerste land was dat, zelfs vóór Amerika zelf, Japan de oorlog verklaarde (waaruit alweer blijkt, dat zulke gebaren niets, zelfs geen dankbaarheid, oogsten).
Niet dat Amerika een fraaie rol speelt in deze landingsrechtenzaak. Is de positie van Nederland zwak, de houding van Amerika, dat Duitsers en Japanners gunt wat het ons ontzegt, is minderwaardig. Maar dit laatste is een moreel oordeel, en morele categorieën betekenen weinig, wanneer het tussen twee landen op zaken doen aankomt. Wat dat betreft, zou Nederland dus zonder scrupules met represailles kunnen gaan dreigen. Staatssecretaris Stijkel zou bijv. kunnen suggereren, dat het parlement, als de K.L.M. haar zin niet kreeg, misschien wel eens minder bereid zou zijn om Nederlands defensiebijdrage op hetzelfde peil te handhaven. Helaas, afgezien nog van de vraag of dit veel indruk op Amerika zou maken, kan met zekerheid gesteld worden, dat de Nederlanders zich over het algemeen bepaald te fatsoenlijk achten voor zulke methodes in de internationale politiek. Dus zij brengen wel morele categorieën in het spel.
Toen staatssecretaris Van der Beugel in 1957 de onderhandelingen over de landingsrechten in Washington voerde, lanceerde United Press op een goede dag het bericht, dat de Nederlandse delegatie zou hebben laten doorschemeren, dat Nederland zijn defensiebijdrage wel eens zou kunnen gaan verminderen als het geen landingsrechten in Californië kreeg. Van der Beugel dementeerde dit bericht, zoals te doen gebruikelijk is, ook bij juiste berichten. Dit bericht was toevallig onjuist, maar men kan zich toch voorstellen dat het - juist of onjuist - de Nederlandse onderhandelaar niet helemaal onwelkom was. Op zichzelf (dus afgezien van zijn juist- of onjuistheid) versterkte het zijn onderhandelingspositie. Maar wat gebeurde er inmiddels in Nederland, waar dit bericht natuurlijk ook in de kranten verscheen? Een Kamerlid, nog wel een partijgenoot van Van der Beugel, vroeg onmiddellijk hoogst verontwaardigd aan de minister van buitenlandse zaken, of er enige waarheid in dit bericht school en, zo ja, of het niet erg onfatsoenlijk was van de regering om twee van zulke volslagen verschillende zaken als landingsrechten en defensiebijdrage met elkaar te verbinden (of woorden van gelijke strekking)? Hiermee werd de Nederlandse onderhandelaar - nog wel door zijn eigen achterban - een laatste troef uit handen geslagen, want zijn Amerikaanse tegenspeler wist nu meteen dat de Nederlanders te fatsoenlijk - of te naïef - zijn voor dergelijke trucs.
Dus Nederland kan niet dreigen. Zelfs al zouden we het kunnen doen, dan leggen we onszelf daartoe een verbod op. We kunnen ten hoogste zure opmerkingen maken, zoals bijvoorbeeld prins Bernhard deed toen hij onlangs van zijn Mexicaanse reis op Schiphol terugkwam: ‘Iemand die, zoals ik, ooit de pech heeft gehad met een Amerikaans lijnvliegtuig te vliegen’ enz. Het is de vraag echter, of dergelijke woorden, zeker wanneer ze komen uit zo'n soevereine mond, de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen, die per slot van rekening het grote struikelblok voor de K.L.M. blijken te zijn in deze zaak, veel milder zullen stemmen jegens Nederland.