Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

illustratie Korte commentaren

Kerk en staatskas

Ter voorbereiding van de grote kerkenbouwzondag, die door de zeven Nederlandse bisdommen op 6 maart was geprojecteerd, is door de aartsbisschop van Utrecht een persconferentie belegd waarin de plannen en verwachtingen van het episcopaat voor de naaste toekomst ontvouwd werden. Tot 1975 zullen er ongeveer 200 nieuwe kerken moeten bijkomen, vooral in de stedelijke uitbreidingen en nieuw ontstane woonplaatsen. Met de verwezenlijking van de plannen voor het lopende jaar alleen is al een bedrag van 27 miljoen gulden gemoeid. De aartsbisschop begreep heel goed, dat ook bij een tot het uiterste opgevoerde offervaardigheid het rooms-katholieke volksdeel dit niet alleen kon opbrengen. Daarom was het z.i. onvermijdelijk dat de overheid moest bijspringen: een zachte wenk aan Z.E. De Quay om met het ontwerp van wet tot regeling van de subsidiëring van de bouw van nieuwe kerken, dat door het kabinet-Drees zo lang in portefeuille is gehouden, nu eens wat spoed te betrachten. Nu, de dag nadat deze persconferentie was gehouden wist De Tijd-De Maasbode al te berichten dat het wetsontwerp zeer waarschijnlijk nog in de loop van dit jaar aan de volksvertegenwoordiging zou worden voorgelegd.

Het was ons wel bekend dat de R.K. Kerk, als de grootste belanghebbende in deze zaak, een fervent voorstandster van overheids-subsidiëring was, maar dit heeft toch niet belet dat wij met een lichte verwondering kennis hebben genomen van de argumenten welke de aartsbisschop heeft gebruikt om dit plukken uit de staatskas als een volkomen billijke en rechtmatige handeling voor te stellen.

Op de eerste plaats, zo zei hij, moeten we bedenken dat alles wat de kerk doet de samenleving ten goede komt, en dus is het niet meer dan billijk dat de samenleving daarvoor een kleine compensatie levert in de vorm van steun voor de bouw van nieuwe kerken. De aartsbisschop is er zich wel van bewust dat er velen zijn die daar anders over denken, maar deze mensen hebben geen recht van spreken, daar zij het rechte zicht op het katholieke geloof missen: van de kerk kan niet anders dan goed uitgaan, en daarmee basta. Ten tweede, zo zeide de aartsbisschop, de overheid vergoedt toch ook oorlogsschade, en is het dan voor de kerk geen oorlogsschade geweest dat zij gedurende vijf jaren geen nieuwe kerken heeft kunnen bouwen, waardoor een geweldige achterstand ontstaan is? Maar het derde argument dat de aartsbisschop naar voren bracht was wel het meest scherpzinnige. De gemeenschap, betoogde hij, stelt bij de bouw van nieuwe kerken allerlei architectonische, stedebouwkundige en aesthetische eisen die voor de viering van de liturgieën der kerk wezenlijk irrelevant zijn: de toren moet zo hoog zijn, en de kerk moet tegen een geschikte omgeving uitkomen, enz. Kijk, als het aan de aartsbisschop lag, dan zou hij wel met een eenvoudige houten loods in een achterbuurt genoegen nemen, maar nu is het zó dat de kerk door de gemeenschap op hoge kosten wordt gejaagd en dus is het niet meer dan billijk dat de gemeenschap in die kosten bijdraagt!

Enkele dagen nadat de aartsbisschop deze uiteenzetting had gegeven is hij tot kardinaal benoemd. En, hoewel post nog geen propter is, mogen wij niet zeggen dat hij de rode hoed dubbel en dwars verdiend heeft?

J.v.R.

Beurs en industrie

Ondanks alle voortgang van de industrialisatie van Nederland wordt bij een zeer groot deel van het Nederlandse publiek de appreciatie van zijn industrie nog steeds overwegend bepaald door de hoogte der beurskoersen van de industriële aandelen en door de uitgekeerde dividenden. In de jaarverslagen wordt over de echt-industriële gang van zaken nauwelijks iets vermeld, behalve bij Philips en de Koninklijke; slechts het commerciële kan blijkbaar de lezers van jaarverslagen boeien. Het aantal technische adviseurs op academisch niveau bij financiële instellingen kan men op de vingers tellen. De weerslag van deze mentaliteit komt tot uiting in de publiciteit.

In de afgelopen week verschenen achter elkaar het Nieuws van de Staatsmijnen, Samen van Hoogovens, Olie van de Koninklijke Shell-groep en de Philipskoerier. Enkele van die bladen hebben zoveel lezers, dat ze niet in boekdruk kunnen worden uitgegeven

De tekeningen in dit nummer zijn van J. Mac Neill
[pagina 10]
[p. 10]

maar rotatiedruk nodig hebben. In de genoemde bladen stond vorige week bij elkaar tenminste vijf kolom dagbladruimte aan interessant technisch nieuws, maar in de kranten stond niets. Toch waren het dingen waarmee niet alleen enkele tienduizenden werknemers van die bedrijven te maken hebben, maar waar een veel groter deel van de natie mee in aanraking komt of belang bij heeft vanwege investeringen, invloed op het nationale inkomen en dergelijke.

De industrie krijgt wel altijd de volle commerciele publiciteit en ook de nare (tantièmes die aan de hoge kant zijn). Misschien ligt het aan de industriële public relations en/of aan de Nederlandse visie op het instituut der public relations in het algemeen.

E.D.

Vernieuwde Rotterdamse Courant

Vooroordelen over kranten zijn nog hardnekkiger dan die over mensen. Dat blijkt wel duidelijk uit de NRC-pastiche die Vrij Nederland de vorige week bracht en die wel geestig maar 100 procent ernaast was. Het was meer een parodie op het vooroordeel dan op de krant zelf. ‘De NRC is saai en traditioneel’. Saai: dat hangt natuurlijk af van de behoefte van de lezer. Maar traditioneel is beslist onjuist. In het laatste jaar zijn de volgende veranderingen in de NRC te ontdekken:

 

1.een nieuwe hoofdredacteur
2.verlevendiging van de opmaak
3.‘Laatste Nieuws’-plaats zodat men niet meer alleen het nieuws van gisteren leest
4.een nieuwe rubriek: ‘Dezer dagen’, die zeldzaam verstandige woorden bevat
5.de Zandloper heeft zijn letter vergroot maar zijn frequentie verkleind, zodat het er op lijkt dat hij op zijn laatste korrels loopt
6.Amsterdams nieuws wordt niet meer weggedrukt (staat een enkele keer zelfs bovenaan)
7.Het cartoon deed zijn intrede
8.Meer advertenties op de voorpagina
9.Inhoudsopgave op de voorpagina
10.In het algemeen: een frissere, kritische schrijftrant. Leesbare hoofdartikelen en nog leesbaarder ‘Toestanden’.

 

Er is geen enkele krant die in zo korte tijd zoveel wijzigingen heeft ondergaan en dan nog wel (op de punten 8 en 9 na) wijzigingen ten goede. Als lezer gedurende 14 jaar mag

[pagina 11]
[p. 11]

ik de indruk uitspreken dat de NRC in die tijd nooit zo goed was als ze nu is. In het afgelopen jaar is er maar één zaak waarin de NRC te kort schoot: de zaak-Meulenbelt. M.i. was het de plicht van de serieuze pers een einde te maken aan een bijzonder ongezonde hetze. Maar wat is één tekortkoming in een jaar als andere kranten er iedere week een opleveren? Een land dat een blad van dit formaat bezit (beter dan Le Monde dat eigenlijk alleen economisch goed is) mag zich gelukkig prijzen. Dan hebben we het er graag voor over dat de redactie ons iedere twee jaar, na maandenlang de VVD bestreden te hebben en Oud op zijn fouten te hebben gewezen, aanmaant op lijst 3 te stemmen. Die raad nemen we dan maar op de koop toe, evenals de natuurschetsen in het zaterdagse bijvoegsel.

B.C.

Bewijs van Bomans

Met een waarlijk verbluffende eenvoud van geest heeft Godfried Bomans in de Volkskrant ‘bewezen’, dat het verhaal van de vier Russische schipbreukelingen, die 49 dagen geleefd hadden op één brood en drie blikken vlees, niet waar kan zijn. Het is een propagandastunt van de Russen, zegt Bomans, om de vrije wereld weer eens met de neus op het onverwoestbare Russische fysiek te drukken.

De bewijsvoering van onze Dickenskenner is bijzonder simpel en moet wel bevattelijk zijn voor alle Volkskrantlezers. Bomans heeft het allemaal haarfijn uitgerekend. ‘Als we het gewicht van dat brood op achthonderd gram schatten, dan had ieder dus twee ons te zijner beschikking, dit is vier gram per dag of het tiende gedeelte van één snee. Wie de hongerwinter heeft meegemaakt, weet wat één snee brood per dag betekent. Hij weet echter niet wat ditzelfde rantsoen over tien dagen wil zeggen, om de eenvoudige reden dat hij er dan niet meer is. Zeker, zij hadden nog drie vleesblikken. Stellen wij deze op vierhonderd gram per stuk, dan had ieder drie ons voor 49 dagen, dat is per dag zes gram of niet veel meer dan in een vingerhoed gaat. Dit is echter theorie, want een blik dat eenmaal geopend is, kan niet bewaard blijven. Na drie dagen is het grondig bedorven. Hoe men het ook bekijkt, het bericht kan niet waar zijn. Omdat het geval mij interesseerde heb ik nog drie artsen geraadpleegd. Ook hun vonnis luidde: de dood. Geen mens die dit uithoudt, tenzij een supermens, zoals er één in de vijftig jaar geboren wordt’.

Men behoeft maar over een heel klein beetje intelligentie te beschikken om de bewijsvoering van Bomans op zijn minst twijfelachtig te kunnen maken. De brave borst beweert ten eerste, dat niemand na tien dagen nog iets na kan vertellen als hij in die tijd niet meer dan één snee per dag heeft verorberd. Dezelfde dag dat Bomans dit schreef werden in Agadir nog enkele mensen gered (waaronder kinderen!) die elf dagen onder het puin hadden gezeten zonder iets te eten en toch nog in staat bleken om hulp te roepen. Maar misschien is dat een propagandastuntje geweest van koning Mohammed, je weet het nooit met die vreemde kerels.

De rest van Bomans' bewijs deugt al evenmin. Als een volbloed Hollander schat hij het ene brood waarover de Russen beschikten op achthonderd gram. Waarom niet minder, Godfried? Wie zegt dat het geen kadetje was? De berichten erover zijn vaag. Zo vaag, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten dat aan boord van zo'n Russische sloep niet een ‘heel gesneden wit’ aanwezig is, maar één van die typisch Russische broden die wel een paar kilo kunnen wegen.

En dan die drie vleesblikjes, die Bomans op vierhonderd gram per stuk schat. Waarom nu juist het kleinste vleesblikje dat zich in Haarlem denken laat? Waarom denkt Bomans niet een beetje groter? Hij is natuurlijk niet in dienst geweest en heeft dus de interessante lessen gemist die ik daar over de Russen heb gekregen. De Russen, heb ik geleerd, zijn harder, veel harder dan de Amerikanen en de Haarlemmers, harder zelfs dan de leerboekjes van drie geraadpleegde artsen. Er is een onthutsend verschil tussen het aantal mensen dat een Russische strijdende frontsoldaat achter zich moet hebben staan om te kunnen blijven strijden en het aantal dat de Amerikanen nodig hebben. Russen hebben een ongeevenaard talent voor improvisatie en kunnen zich met niets, of nagenoeg niets, lange tijd in leven houden. Dit is mij altijd in dienst voorgehouden, en ik geloof het, omdat mij tot nu toe uit niets is gebleken dat het mij door geïnfiltreerde spionnen werd verteld.

Bomans echter weet van niets. Bomans gelooft niets voordat hij het met eigen ogen gezien heeft, en wat dat betreft bevindt hij zich nog in goed gezelschap ook. Want Truman en Nixon verklaarden indertijd ook dat zij het Russische schot op de maan niet geloofden voordat zij het zelf gezien hadden. Zij geloven het nóg niet, want zij hebben het nog steeds niet gezien.

 

N.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J. van Rossum

  • E. Damen

  • Hugo Brandt Corstius

  • Nico Scheepmaker