Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 1 (1959-1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 1

(1959-1960)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

illustratie Korte commentaren

Conclusie

Vijftien jaar is er onafgebroken arbeidsvrede in Nederland. Vijftien jaar is er onafgebroken winst voor de aannemers in Nederland. Aan het eerste is nu een eind gekomen, aan het tweede nog lang niet. Het is mooi als er mensen zijn die veel verdienen, zelfs als ze verdienen aan onze volksplaag, de woningnood. Maar er zijn grenzen. Minister De Pous heeft duidelijk laten zien dat de bouwkosten wel steeds met alles mee stegen, maar nooit met iets meedaalden. De juridische gilletjes van de aannemers vallen hiertegenover volkomen weg. Ze hebben niet voor niets geweigerd de cijfers op tafel te leggen. Zelfs de geniaalste boekhouder kan hun winsten niet tot een redelijk niveau omlaagdrukken.

Regering en volk zijn het roerend eens. En nu moet iemand mij eens vertellen wat democratie betekent als deze roerende eenheid niet in daden kan worden omgezet. Als 99 procent van ons volk een mooie zomer wil hoeft dat nog niet te gebeuren. Als 99 procent van ons volk een luchtlijn op Los Angeles wil hoeft dat nog niet te gebeuren. De natuur en Amerika doen nu eenmaal hun eigen zin. Maar als 99 procent van het volk wil dat de bouwloonverhoging op de aannemerswinst in mindering wordt gebracht, dan moet dat toch mogelijk zijn. Een staking is dan een zeer onbeholpen middel.

Wanneer er in het verleden gesproken werd over een nationaal bouwbedrijf (niet monopolistisch maar concurrerend) dan werd dat altijd onder hoongelach afgewezen vanwege de bureaucratische verspilling. Het is mogelijk dat geen minister zo'n goed directeur zou zijn als de heer Dura, maar hoe groot de bureaucratische verspilling ook zou zijn, er zouden vierduizend huizen zijn gebouwd die er nu niet zijn.

Het prestige van de ‘bunkerbouwer’ is nooit groot geweest. Maar de emotionele afkeer moet nu plaats maken voor een zakelijke. De laatste weken hebben duidelijk gemaakt in welke richting we het moeten zoeken als we willen verhinderen, dat onze achterachterkleinkinderen bij onze achterkleinkinderen moeten inwonen.

B.C.

Scheepvaart

Van enkele belangrijke scheepvaartmaat - schappijen zijn de jaarverslagen over 1959 verschenen. De resultaten zijn ondanks een slechte vrachtenmarkt en een overschot aan scheepsruimte erg meegevallen. Het standpunt van de maatschappijen schijnt te zijn, dat in de goede jaren grote bedragen worden gereserveerd en dat in de slechte jaren óók grote bedragen worden gereserveerd. Zo krijgt het begrip ‘risicodragend kapitaal’ ten volle reliëf.

De nieuwbouw is natuurlijk veel kostbaarder geworden vanwege de hogere bouwprijzen en de grotere omvang van de schepen. Bij de huidige situatie op de scheepsvrachtenmarkt zou toch een sneller tempo van vervanging en vernieuwing wellicht verstandiger zijn dan het aanhouden van enorme vermogens, die sommige rederijen bijna het karakter van beleggingsmaatschappijen geven. In de tankvaart hebben de oliemaatschappijen de tekenen wél aan de wand gezien, maar in de verdere vrachtvaart overheerst de Nederlandse bedachtzaamheid. Totdat het Nederlandse aandeel in de wereldvrachtvaart duidelijker terug gaat lopen. Wedden dat dan de fiscale politiek de schuld krijgt?

E.D.

Gêne om een pop

Het onbetwistbare hoogtepunt van Wim Kans conférence is het moment waarop hij zijn fraai nagebootste ledepop-De Quay, na enig gesol, op de schouders heft om er een vrolijk dansje mee uit te voeren. Zelden is er zo gelachen in het Nieuwe De la Martheater, en zelden ook is dat met zoveel gevoel van gêne gedaan. Want wie je er ook over spreekt, iedereen vond het kostelijk maar dacht tegelijkertijd: ‘Dit gaat te ver!’

Nu kan het mij, wat dit soort dingen betreft, nooit te ver gaan, maar het is wel een feit dat Wim Kan met De Quay verder is gegaan dan ooit. In Drees vond hij (lang geleden) een slachtoffer dat hij met voortdurende, maar niettemin milde spot te lijf kon gaan, omdat het zo'n door en door fatsoenlijke en capabele doorsnee-Hollander was. Er ging geen programma voorbij of Kan maakte zich vrolijk over Drees, de Pa v.d.A., maar hij dreef zijn spot toch nooit zo ver dat dr Willem niet met goed fatsoen met zijn vrouw een avondje op bezoek kon komen (en dat hij dat gedaan heeft ook, bewijzen de foto's in de foyer!).

Met Staf was het al een ander geval. De antimilitarist Kan heeft een natuurlijke afkeer van ministers van oorlog, en Staf was

[pagina 9]
[p. 9]

het prototype van zo'n minister, omdat hij met taaie volharding steeds meer oorlogsmateriaal om zich heen verzamelde, zonder dat Wim Kan en Corry Vonk daar het nut van inzagen. Staf kon dus niet meer op milde spot rekenen, hij werd gehekeld. Maar omdat hij, in zijn soort, een bekwame minister was - de Amerikanen schijnen met hem te zijn weggelopen - en vanuit de verte dus in zeker opzicht nog partij kon leveren, is het Kan nooit gelukt hem totaal te vernietigen. Weliswaar kon Staf niet met goed fatsoen de cabaretavonden van Kan bezoeken (zeker niet met zijn vrouw en kinderen), maar daar stond tegenover dat hij met een beetje passen en meten nog wel minister van oorlog kon blijven.

En dat is het grote verschil met premier De Quay. Het is niet alleen zo, dat deze onmogelijk een avond naar Wim Kan kan gaan, het is zelfs zo dat als hij, in een opwelling van zelfvernietiging, toch een keertje zou gaan, Wim Kan onmogelijk zijn De Quay-conférence zou kunnen houden. Want De Quay wordt niet mild bespot, hij wordt ook niet over de hekel gehaald, nee, hij wordt alleen maar uitgelachen, er wordt alleen maar een beetje met hem rondgesold. Hij wordt tot een zo volkomen niets in Kans handen, dat hij met succes vermaterialiseerd kon worden tot een pop. In hem wordt niet de burgerlijke Hollander of de draufgänger van een minister van oorlog gehekeld, nee, hij is het helemaal zelf die aan flarden wordt gerukt. Het publiek ziet en begrijpt dat, vandaar dat gevoel van gêne bij de mensen, die echter tegelijkertijd in de staat van vreemde opwinding geraken die naar ik aanneem ook de nozems ten deel valt als zij een ruit ingooien, een standbeeld besmeuren of een schichtige kantoorbediende met een bril op molesteren.

 

N.S.

Boeken lenen

Sir Alan Herbert, bekend door zijn campagnes nog meer dan zijn boeken, is een actie begonnen om auteurs een beetje geld te laten verdienen aan de uitlening van hun boeken door bibliotheken, openbaar en particulier. Hij heeft uitgerekend dat, in de loop van twintig jaar, 3600 uitleningen van zijn twee meest gelezen boeken door een plaatselijke bibliotheek hem £ 3 hebben opgebracht aan royalties (alleen dan blijkbaar doordat stukgelezen exemplaren nu en dan vervangen moesten worden). Er zou makkelijk £ 1.000.000 bijeengebracht kunnen worden, zegt hij, door bijvoorbeeld twee pennies te laten betalen op ieder van de eerste veertig uitleningen van een nieuw boek, of door iedere klant van een bibliotheek anderhalve penny per maand te laten betal en.

Het zal anders niet eenvoudig zijn, menen critici van het rapport dat hij heeft voorgelegd aan de Society of Authors; veel ingewikkelder dan in Zweden, waar zo'n systeem bestaat, schrijft de Guardian, want er verschijnen in Engeland veel meer boeken. De onafhankelijke televisie heeft bovendien het vooruitzicht geopend dat vooral auteurs van snertboeken er beter van zullen worden (de mannen van de televisie tonen zich bij alle voorkomende gelegenheden fanatieke voorstanders van goede boeken en van kunst; compensatie is hier het woord voor).

Het zal ook zeker wel ingewikkeld zijn en nooit helemaal bevredigend werken. Een hele hap van het miljoen zal om te beginnen besteed moeten worden aan ambtenarensalarissen en kantoorbehoeften, maar een uitstekend plan is het niettemin. De kosteloze bibliotheken zijn een even krom ideaal als de kosteloze musea zoals die in Engeland gebruikelijk zijn, met minimale bedragen ter beschikking om hun collecties uit te breiden. Wanneer wij alom horen van lezers die met voldoening toegeven dat zij van de diensten van schrijvers gebruik maken zonder er ooit iets voor te betalen, is het duidelijk dat er een gat zit in de wet en een kink in de moraal. Dat mag natuurlijk niet zo blijven, en het klinkt op het ogenblik alsof alleen de moeizame werking van de wetgevende macht de verwezenlijking van Sir Alan Herberts plan zal kunnen verhinderen.

J.J.P.

G + W = C

Ik zou het niet wagen de economie een schijnwetenschap te noemen. Maar wie het hoofdartikel van de vorige week las moest toch wel concluderen dat men in de ene kamer van The House of Intellect een fauteuil noemt wat in de andere een krukje heet. Wie namelijk, tegen het advies van de schrijver in, het ‘bewijs’ naging van de stelling dat loon en produktiviteit evenredig horen te zijn, moest tot de slotsom komen dat het wel allemaal klopte maar dat er niets bewezen was. De definities van de verschillende begrippen waren nu eenmaal zo gekozen dat ze in mooie verhoudingen tot elkaar stonden en de indrukwekkende formule is dus een waarheid als een koe. Een koe heeft natuurlijk bestaansrecht, maar men noeme het beest geen renpaard.

Hoe anders staat het met de formules in de natuurkunde. Men wist al heel lang dat een gas volume, druk en temperatuur bezat, maar pas Boyle en Gay-Lussac delen ons

[pagina 10]
[p. 10]

mee dat er een mooi verband tussen deze begrippen bestaat (PV = RT) dat geen direct gevolg van hun definities is, maar een wezenlijke samenhang in de natuur aanwijst. Jammer is het dan weer dat deze waardevolle formule onjuist is, dat wil zeggen niet meer dan een benadering die de werkelijkheid schampt.

Van een formule, in fysica of economie, zouden we dus kunnen zeggen dat als G de geldigheid voorstelt en W de waarde, de som G + W een constante moet zijn. Het is aan de lezer om uit te maken of van deze formule G + W = C de G of de W het grootste is.

Misschien is de wiskunde een uitzondering op deze formule. Er zijn mensen die in de wiskunde één grote bombastische tautologie zien. Alle stellingen bijeen zijn immers waarheden als koeien wanneer we de axioma's aannemen. Maar er zijn toch bepaalde formules, in de meetkunde bijvoorbeeld, die ons inlichtingen verschaffen over de structuur van de ruimte die niet triviaal zijn. En zelfs al zou men de wiskundige formules op één lijn stellen met de geldige maar nietszeggende formules uit de economie, dan hebben ze toch hun waarde doordat de moeite om ze te vinden zo groot is dat men daar meer plezier aan beleeft dan aan de formules zelf.

B.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hugo Brandt Corstius

  • E. Damen

  • Nico Scheepmaker

  • J.J. Peereboom