Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Weekblad. Jaargang 2 (1960-1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 2
Afbeelding van Hollands Weekblad. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Weekblad. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Weekblad. Jaargang 2

(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Bezigheden
J.J.D. Rijk

Oscar Timmers: Geblaf in het hondsdal; Marc Andries: Een schaduw op de huid; Bert Schierbeek: Het dier heeft een mens getekend. Uitgaven van De Bezige Bij, Amsterdam, 1960.

Het boek dient de schrijver, en pas bij toeval de lezer. Aan die open deur ben ik weer herinnerd bij de lezing van drie willekeurige reuzenpockets van De Bezige Bij, maar vooral toen ik de commentaar las die de schrijvers (Schierbeek, Oscar Timmers, Marc Andries) achterop of achterin hun boek meegaven. Vooral bij een debuut is die open deur zichtbaar, en men kan daar ook, onwelwillend, meteen de vraag stellen in hoeverre die persoonlijke dienstbaarheid van het boek aan de schrijver ongedaan gemaakt moet worden, of tenminste verdoezeld; het spelen en bouwen met woorden, het spannen en bevrijdend ontspannen van zijn ervaring dat de schrijver in zijn formules bereikt ten eigen bate heeft voor de lezer nu eenmaal grenzen in de verstaanbaarheid, en die heeft te maken met de vorm. (Daarmee is de ‘vent’ niet verbannen: in zijn algemeenheid is die polemische tegenstelling onjuist, en ook nooit zo bedoeld).

Het opmaken van balansen voor persoonlijk gebruik en een verbale Wiederholung bevrijden misschien de schrijver, zij kunnen ook de afstand tot zijn stof zo klein maken dat de lezer de spanning niet meer ondergaat, omdat er teveel geheimtaal in staat. De aandacht is niet gericht op de vorm, niet op de lezer. Boeken die een persoonlijke impuls tonen die de wil om een vorm te scheppen overheerst, hebben betere kansen wanneer de strekking algemeen is: de Havelaar bijvoorbeeld en Volg het spoor terug missen de ‘schone’ vorm, maar wonnen daar wellicht nog bij.

 

In het algemeen echter zijn bedrukte bladzijden met beelden, ontboezemingen en conclusies nog geen leesbaar en boeiend boek, ondanks de bedoelingen en benamingen van de schrijver. Oscar Timmers noemt zijn Geblaf in het hondsdal een ‘kroniek, waarin de gebeurtenissen de gelegenheid is gegeven elkaar snel op te volgen’. Dat dekt de wanorde van de debutant, die teveel ineens kwijt wil, maar hij heeft het zo gewild; in de tekst laat hij het schertsend tegenover zichzelf opmerken. Van hem behoeft men voorlopig geen gladgestreken (of geordend) boek te verwachten want: ‘Ik lever in korte, op de kern teruggebrachte situaties de uiteinden van de menselijke psychologie. Het vonkenvuurwerk aan het eind van een situatie, die tussen de bladzijden al haar aanloop heeft genomen. Geen ontwikkelingspsychologie, maar eind-psychologie’. Enzovoort. Achter op staat weer waarover: de oeroude strijd der seksen, het doordringen in het geheim der man-vrouw relatie, ‘zonder resultaten voorlopig: de verworven inzichten verslinden elkaar. In enkele kortstondige verhoudingen neemt dit boek scherpe en onontkoombare gestalten aan’.

Zelfs als men vijftig procent van deze bombast op rekening van de uitgever stelt blijft er teveel pretentie over om welwillend te zijn. Maar het klinkt allemaal erger dan het is. Timmers heeft zijn la opgeruimd, en beelden, grapjes, gedachten en polemieken achter elkaar gezet in een kroniek, in een overladen stijl, op een wat geinige manier. Hij heeft Miller gelezen en woont nu in Haarlem, te dicht bij Mulisch waarschijnlijk, maar hij mist diens spanning. Mijn voornaamste bezwaar tegen dit debuut is het volstouwen van de stof met literatuur; alles is hier overdekt met beelden, associaties en vergelijkingen die elkaar op de vlucht jagen; een stroom van woorden breekt los over de alledaagsheid om die tot leven te wekken, vol diepzinnigheid, zodat men

[pagina 11]
[p. 11]

voortdurend bezig is terug te vertalen tot gewoon: in de tunnel naar de perrons stonk het naar braaksel.

Zijn raillerende toon, soms vulgair, is niet gemeend: in feite vindt Timmers heel veel dingen ‘erg’, maar hij verpraat zijn ironie en de spanning verdwijnt, in borrelwijsheid over de vrouwen en studentikoze gesprekken over de eenzaamheid.

Eerlijkheidshalve, door de overvloed en de geintjes heb ik wel een uur geamuseerd

illustratie

gelezen, onder meer over Jacques Gans en over Teisterbant; daarna begint het te vervelen ‘hoe Arendje de Neet in het netennest kwam’. Misschien wordt deze woordenstroom in een volgend boek vitaal en spannend, misschien niet; men leze dan eerst de flap.

 

Ook Marc Andries, een Vlaming van 21 jaar, schrijft achterop zijn boek Een schaduw op de huid over zijn bedoelingen: ‘Ik wou er in feite niets speciaal in vertellen’. Dat klinkt beter. Zijn doel was zelfontdekking, maar toen het boek af was ‘kwam ik tot de ontdekking dat ik niet alleen mezelf had gevonden, maar ook nog heel wat meer’. Bescheidener van opzet, heeft hij zijn bedoelingen in een verhaal met strakke vormen gegoten, weemoedig en somber. Om en om staan de zéér korte hoofdstukjes over dezelfde figuur als kind en als oudere man; het kind dat lijdt onder zijn ruwe vader, een homo-erotische ervaring heeft, en als man op jaren probeert zijn eenzaamheid te verliezen aan een prostituée. Wanneer dan de illusies hoog gestegen zijn en de bevrijding nabij lijkt, blijkt zij een schaduw op de huid te hebben en door de artsen opgegeven te zijn: ‘Het net wordt toegestrikt en opgehaald. Wij kronkelen er in als wanhopige vissen’. Andries is opmerkzaam en gevoelig en heeft aan zijn somberheid gestalte willen geven, maar het is nog in het geheel niet op de lezer gericht, het stramien is te strak en te kaal, de eenzame lyriek slechts aan één figuur gebonden die nauwelijks buiten het schema komt. Er staan enkele mooie beelden in, maar het boek is te vroeg bij de uitgever gekomen, bezig als altijd om wie weet een nieuwe Claus te strikken.

 

Van Schierbeek verscheen Het dier heeft een mens getekend, en het is het meeste ‘boek’ van de drie. Ook hierbij commentaar, een gesprek getiteld Bomen tussen de schrijver en John Vandenbergh. Het is een gezellige boom geworden, waarin beiden elkaar en zichzelf kunnen ophemelen. Ik was de eerste en jij was de eerste. S. legt uit dat als in Japan een Zenbuddhist een bamboestengel tekent, er in Groenland een ijsbeer uit het water klimt. De wereld is groter geworden en tussen alles is verband. ‘Het leven op aarde is één en ondeelbaar op het onderliggend bindweefsel’. Als dat zo is, is dit ook geen uit zijn verband gerukt citaat.

Het boek kent geen hoofdpersoon en geen verhaal. Het staat vol met beelden, poëzie en aaneengeschreven dichterlijke spreektaal, in de mond gelegd van de man, de vrouw, de jagers, de kinderen; volgens Schierbeek cirkelt het om de mens. Dat is zeer algemeen, en alles hangt dus af van de toon en opvattingen van de schrijver. De adem, de draagster van het woord, is door het woord veranderd en verduisterd, en met onze goede intenties zijn wij eenzaam. Door het boek loopt die draad via Leidsepleinjeugd, mythen, zangen en biechten, en doordat de binding niet uitgesproken wordt worden al deze incidenten met meer betekenis geladen dan zonder meer aanvaardbaar is. Het doet denken aan een fotoboek, een Family of man met sombere omslag en bezwerend protest, waarbij men echter, wil men de stukjes aanéénpassen, heel wat diepzinnigheid dient toe te kennen aan de gekozen facetten. Door een hoofdpersoon af te schaffen en zichzelf uit te schakelen als commentator komt hier een overvloed van lyriek, die naar de wens van Schierbeek niet bestaat uit ‘harten, doorns, fietsbanden of rozen, maar uit de woorden die daarvoor staan’. De moeilijkheid is dus de leesbaarheid, nu, in tegenstelling tot de beide vorige boeken, de taal en de vorm tot een abstractie verheven worden. Fragmentarisch levert dit zeer mooie gedeelten op en akelige neologismen als ademwater; met minder literatuur zou Schierbeek inderdaad een kroniekschrijver zijn. Maar men zij voor dit oordeel gewaarschuwd, door Schierbeek: - juist: tijd! En tijd hebben onze arme critici hoegenaamd niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geblaf in het hondsdal

  • over Schaduw op de huid

  • over Het dier heeft een mens getekend


auteurs

  • J.J.D. Rijk