|
| |
| | | |
[Gedichten] W.D. Kuik
Uitzicht
Gespiegeld in dun vensterglas
zag ik, bijna maart, een late achtermiddag,
begroeid met vale plukjes vlas
het vlezig omtrek van mijn kaken,
het amateur stilleven van de kop.
Bierpul, maat voor hersens, asbak zonder poten.
Voor Tollens
Het grauwig schilderij van thorax, voorhoofd,
kakement, hangt hoopvol aan de wand,
bekrast, bepekt, met medische problemen
als een doorzichtig zweetdoek opgefleurd
Lied 123 loof den heer, want het is lijdenstijd.
Vanmiddag te 2 uur raak ik mijn tanden kwijt.
Stilleven
Opgesteld naast de koperen salamander, het rookstel,
de glazen ondersteek staat mijn schedel.
Handel in ongeregelde goederen.
O dierbaar ontvleesd voorwerp, bemind door studenten
Waarom heeft men je niet met huid en haar gerookt.
Je zou mijn trekken nog vertonen
|
|
|