[Vervolg van: Valse parels]
en schreeuwend: de evidente jalousie blijkt behalve uit de brief zelf uit de ondertekening: La maman Rirette de son grand Riri. Er staat een volslagen deerniswekkende brief in van een vrouw van over de zestig, die wel naakt van de Eiffeltoren zou willen schreeuwen dat Jean-François haar aanbidt en dat verscheidene keren daags bewijst. Met fantastische naiveteit vermeldt ze van haar zeer jonge, aan de Riviera opgedane amant dat hij gaarne de kleur van haar ogen vergelijkt met die van haar saffieren, en dat (als het gigolo-schap hem waarschijnlijk toch even te machtig wordt) hij haar in plaats van Mamie Douce en Mamie Belle soms wel eens Mamie Atroce noemt...
Kortom, de eenzaamheid, de heimelijke sexuele verlangens, de wensdromen, vaak als afschuw en ethische verontwaardiging vermomd, spreken vrijwel uit iedere brief, en maken de lectuur heel wat boeiender dan die der jonge meisjes. Ik merkte trouwens, dat ik er meermalen sentimenteel van werd, medelijden ging voelen, maar volgens mij mag een boek best zo werken. Overigens - ik betrap mezelf ook wel op wat onbehagen: je vraagt je af of de samensteller wel zo onbescheiden mocht omspringen met dergelijke wel erg persoonlijke uitbarstingen, terwijl ik de gêne daarover toch ook wel vermengd merk met enige gulzige nieuwgierigheid. De Groot heeft er de hem wel passende morele verontwaardiging bijgehaald, daarbij niet nalatend zijn kerkje - dat er trouwens maar zelden in voorkomt - te sparen. Maar het boek is gekker en afschuwelijker dan hij in zijn stuk durfde schrijven. Ik weet niet of hij jong is, maar soms een beetje schaamteloos lijkt hij me wel.