Hollands Maandblad. Jaargang 5
(1963-1964)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–Hollands Maandblad. Jaargang 5
auteur: [tijdschrift] Hollands Maandblad
bron: Hollands Maandblad. Jaargang 5. Stichting Hollands Weekblad, Den Haag 1963-1964
i.s.m.

[p. 33] | |
Hoofdstuk drieWederom spoelt Pater Key aan op een exotisch eiland. Wat nu? Een atheistische mythe. Geheimzinnige contacten met het geestenrijk. Key sluit de dag.
Nauwelijks heeft Pater Key voor de derde maal het ruime sop gekozen of het gerucht verspreidt zich dat hij aan boord is. Paniek onder de passagiers, die naar de kapitein rennen om hem te vragen Key overboord te zetten. De kapitein stond toevallig helemaal aan bakboord, en het schip kapseist onder het gewicht van de menigte. Iedereen verdrinkt, behalve Key die drie dagen ronddrijft en zich dan tegen een merkwaardig eiland omhoog hijst. Argwanend kijkt hij om zich heen. Niets groeit er op dit armzalige, minuscule eiland. Een hutje. Key sluipt erheen. Twee mannen zitten binnen te kaarten. Key stapt naar binnen. De mannen zijn verbaasd, maar nodigen hem uit te gaan zitten. Het is maar een kleine gemeenschap, maar met een onbedaarlijke hoeveelheid bijgeloof, dat ziet Key zo. De twee inwoners van dit eiland waren namelijk de overtuiging toegedaan dat het eiland geheel door mensenhanden was vervaardigd. Een humanistische mythe waar de pater zich direct tegen keert. Hij wijst op de talrijke gecompliceerde apparaten die zich in de wanden van de hut bevinden en zegt: ‘zien jullie niet, hoe volmaakt dit alles in elkaar zit, hoe alles zoemt en klikt in volstrekte harmonie? Hier moet een schepper aan het werk zijn geweest.’ De mannen lachen wat, kijken op hun horloge: het is vijf uur, we beginnen. Een grote trommel met het opschrift ‘SAM en MOOS’ gaat open en ze halen er een ronde mop uit. Deze verdwijnt in een apparaat, waarna men Max Tailleur hoort: ‘Sam ontmoet Moos en zegt: in de Kalverstraat zag ik twee octopussen arm in arm in arm in arm in arm in arm in arm in arm lopen.’ Pater Key begrijpt er niets van. Het lijkt net een televisiestudio, maar dat kan natuurlijk niet, want wie bouwt er nou een televisiezender op een eiland waar maar twee mensen wonen? Het is duidelijk dat de mannen menen contact te hebben met een geestenrijk. Key ziet op een schermpje in de wand een scène met twee huisvrouwen, die tegen elkaar opscheppen hoe weinig kinderen ze wel hebben, tenslotte zingen ze het refrein ‘dat komt van die pil, dat komt van die pil, dat komt van die fijne, voordelige, veilige pil’. Aan het einde van het programma vragen de twee mannen of de onverwachte gast misschien de dagsluiting wil verzorgen. Key ziet zijn kans, loopt naar de camera en roept daarin onverschrokken: ‘Verdwijn verdoemde geesten, we geloven niet meer | |
[p. 34] | |
in u, heerschappij over deze heidenen heeft afgedaan, het Christendom heeft dit eiland veroverd’. Daarop trekt hij de stekker uit het stopcontact. Dit maakt dat in vijf miljoen Nederlandse huizen het televisiebeeld uitvalt. 12 miljoen mensen staan op, en doen het licht aan. Het lichtnet kan deze plotselinge belasting niet dragen, er komt kortsluiting, de electrische gemalen stoppen, een vloedgolf overstroomt ons land. Drie dagen drijft Key tussen de torenspitsen, wachtend op het vierde hoofdstuk. |
|