Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Maandblad. Jaargang 1996 (578-589) (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 1996 (578-589)
Afbeelding van Hollands Maandblad. Jaargang 1996 (578-589)Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 1996 (578-589)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Maandblad. Jaargang 1996 (578-589)

(1996)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Dikke bipsen

Het zal de meeste lezers zijn opgevallen dat Hollands Maandblad de afgelopen anderhalf jaar een andere lijn is gaan volgen. Er verscheen wat meer polemiek en er waren wat meer beschouwingen over de actualiteit, en we plaatsten wat minder (en daardoor nog betere) poëzie.

Geregeld kwamen in Hollands Maandblad de geborneerdheid van de academische wereld en de gezapigheid van de Hollandse subsidiecultuur onder vuur te liggen. Daarin school natuurlijk een paradox, want de redactieleden hebben zelf doorgeleerd en Hollands Maandblad wordt nota bene gesubsidieerd.

Aan deze paradox is nu een einde gekomen, althans aan het tweede deel ervan. Onlangs heeft het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds namelijk besloten om Hollands Maandblad niet langer voor ‘structurele subsidie’ in aanmerking te laten komen. Aan Hollands Maandblad werd (net zoals aan Maatstaf) verordonneerd het leven te beteren, want anders is het medio 1997 definitief afgelopen.

Dit besluit nam het Fonds op grond van een niet openbaar advies van de Commissie Literaire Tijdschriften. Dat kwaliteitsoordeel is zo beknopt dat we het hier moeiteloos integraal kunnen afdrukken:

‘Hollands Maandblad is een algemeen cultureel tijdschrift met een duidelijke redactionele lijn, dat wel eens goede bijdragen bevat, maar tegelijkertijd veel bijdragen die weinig verrassend te noemen zijn. De commissie is op basis van de jaargangen 1994 en 1995 van oordeel dat Hollands Maandblad een matig literair tijdschrift is. In haar subsidieaanvraag voor 1996 schrijft de redactie dat Hollands Maandblad een “spraakmakende ontmoetingsplaats voor literatuur en politiek, kunst en wetenschap, gevestigde namen en beginnend talent” wil zijn. De commissie is van mening dat de kwaliteit van Hollands Maandblad sinds het aantreden van de nieuwe redactie niet is toegenomen; het tijdschrift is meer een journalistiek produkt geworden, en van spraakmakendheid is geen sprake.’

 

Afgezien van het feit dat die laatste woorden bij ons niet de gedrukte kolommen zouden halen (en de eerste zin waarschijnlijk ook niet), staan in deze regels twee argumenten: Hollands Maandblad is niet spraakmakend en Hollands Maandblad is slechts een journalistiek produkt.

 

1 - Hollands Maandblad is er inderdaad nog niet in geslaagd het kabinet ten val te brengen, maar daar tegenover staat dat in de culturele bijlages van kranten en weekbladen ons blad het meest besproken literaire tijdschrift van Nederland is. Dat het oordeel daarbij doorgaans positief is, en dat er ook buiten de literaire delen van de gedrukte media vaker naar ons dan naar andere tijdschriften wordt verwezen, noteren wij hier met het soort zelfgenoegzaamheid dat wij anderen zo gaarne onder de neus wrijven.

Een en ander ligt natuurlijk ten dele aan onze hoge verschijningsfrequentie, die afwijkt van andere literaire tijdschriften (met uitzondering van De Gids) - maar het feit dat wij een echt tijdschrift willen zijn, en geen vermomd boekwerk dat slechts enkele keren per jaar verschijnt, kan toch niet in ons nadeel werken?

Het argument van de spraakmakendheid is hiermee empirisch weerlegd, maar dat zal de commissie niet raken. Als de deskundigen hun oordeel hebben geveld, kan niets het raderwerk van de subsidie-instellingen meer stoppen. Hoe fraai illustreert het Fonds met zijn bezigheden de in ons blad verschenen kritiek op de subsidiecultuur in Nederland.

 

2 - Hollands Maandblad is te journalistiek. Het blijft geheim wat de commissie hiermee bedoelt, maar we hebben een vermoeden. Hollands Maandblad wil de ogen niet sluiten voor maatschappelijke en politieke kwesties

[pagina 4]
[p. 4]

die de samenleving bezighouden. Wij streven niet naar een blad dat gevuld is met louter literatuur met een hoofdletter, dat alleen ruimte geeft aan schrijvers van binnen de Amsterdamse grachtengordel. Wij zien niets in rigide grenzen tussen essayistiek, journalistiek, columnisme en de High Literature waarmee het Fonds zich associeert en identificeert. Het Fonds - dat is Nederlandse Literatuur met de hoofdletter L van subsidie.

 

De Commissie heeft het eindoordeel over de literaire tijdschriften op Hollandse wijze lang voor zich uitgeschoven. De deskundigen hadden in ieder geval tijd genoeg om het februarinummer van Hollands Maandblad over ‘De Krant’ te lezen. Daarin schreven we: ‘Hollands Maandblad gaat de krant niet uit de weg. Wij worden daarvoor wel eens in een “tussenrapportage” op de vingers getikt door het Literair Produktiefonds (dat ons subsidieert), zoals vorig jaar gebeurde. Maar literatuur is geen eiland.’

Toen wisten de deskundigen het plotseling zeker. Zij waren wél een eiland, zij wilden niets liever dan een eiland zijn, en wie er niet bij wilde horen, moest het zelf maar weten. En daar gingen we - met een mengsel van schaamte uit de boot te vallen, walging over het gebrek aan argumenten, en opluchting niet meer de hand op te hoeven houden bij lieden die men niet respecteert.

Want het gaat goed met Hollands Maandblad. De abonneedaling waaronder alle tijdschriften gebukt gaan, is tot staan gebracht. Het laatste jaar neemt het aantal abonnees zelfs weer gestaag toe, en die toename zal dus zeker gelden voor het aantal lezers dat naar Hollands Maandblad grijpt in leeszaal of bibliotheek.

Dit is misschien een interessant gegeven voor het Fonds, dat blijkbaar binnenkort ‘een commissie van wijze vrouwen en mannen in (gaat) stellen, die vanuit de problematiek van de distributie (de verspreiding van de tijdschriften) het bestuur voorstellen kan doen om impulsen te geven aan de literaire tijdschriftencultuur.’

De rest van deze subsidietaal zullen we u besparen. Ongetwijfeld zullen die ‘wijze vrouwen en mannen’ (dat is weer wat anders dan ‘deskundigen’) herhalen wat al zo vaak is gezegd: dat literatuur en polemiek die vroeger in de tijdschriften stond, nu in de krant staan, en dat de grens tussen culturele bijlagen van krant en weekblad enerzijds, en de Literatuur anderzijds niet meer zo duidelijk is. Wijze vrouwen en mannen, uw vergaderingen staan à raison van 100.000 op de begroting, doch een jaarabonnement op Hollands Maandblad kost f 92,50, en dat bespaart u het intrappen van vele open deuren.

Vooralsnog filosofeert het Fonds zelf meer over subsidies ‘voor verkoopbevorderende maatregelen’, aldus het recente Beleidsplan 1997-2000. Bastiaan Bommeljé noemde dat in ons aprilnummer ‘de taal van culturele Quislings (...), van domme en luie lezers, wier geestelijke horizon reeds lang is klemgezet tussen de kunstbijlagen (...) en hun schaapachtig grinniken om Jiskefet.’ - We zullen nooit vrienden worden.

 

Ten slotte willen we nog wat opmerken over de Commissie van deskundigen die voor het Fonds het oordeel over Hollands Maandblad velde. Die opmerkingen moeten ons van het hart omdat ons geval zo specifiek is voor het onbeargumenteerd schermen met het begrip ‘kwaliteit’, voor de façade van beschaafde redelijkheid waarmee men achter gesloten deuren het geld verdeelt, en voor de Staalmeestersmentaliteit die politiek correcte consensus eist, al beleidt men met de mond pluriformiteit. (Vergelijk het artikel in ons maartnummer van John Borstlap over het Fonds voor de Scheppende Toonkunst - treffende parallellen!).

De Commissie bestaat uit deskundigen (wat anders dan ‘wijze vrouwen en mannen’), namelijk een auteur, een literatuurhistoricus, een literatuurtheoreticus en een Bestuurder van het Fonds. Zij zijn niet geheim; zij worden als persoon gekozen op grond van hun publieke deskundigheid. In dit geval ging het om Marcel Möring (schrijver), Dick van Halsema (hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de VU), Paul Sars (literatuurwetenschapper en filosoof aan de Katholieke Universiteit Nijmegen) en Frits Niessen (Bestuurder van het Fonds). Zij laten zich als deskundigen uitverkiezen, en daarmee stellen zij

[pagina 5]
[p. 5]

zich ook bloot aan openbare toetsing van hun deskundigheid.

 

Hoe zouden zij over onze kwaliteit oordelen? Wij wensen iedere schrijver de deskundigheid toe over de levensdraad van literaire tijdschriften te kunnen oordelen (en willen niet geloven dat Möring antipathie jegens ons blad koestert omdat een redactielid zich eens badinerend over hem uitliet). Maar hoe zeker moeten we zijn van de twee academici, die bij uitstek het soort vertegenwoordigen waarover wij ons in Hollands Maandblad zo vaak vrolijk maken: het slag dat vergadert en in bundeltjes publiceert? Van de hoogleraar Van Halsema is ons sinds zijn nauwgezette tekstbezorging van Leopolds handschriften (1986) geen boek bekend, afgezien van zijn inaugurele rede. De Nijmeegse filosoof en literatuurwetenschapper Sars promoveerde op een boek van 186 bladzijden over Celan, en redigeerde met een ander de bundel Zin en religie. Wijsgerige en theologische reflecties rond de zinvraag. Of mijnheer Niessen zich bezighoudt met ‘reflecties rond de zinvraag’ is ons onbekend; hij is ex-politicus en bestuurder, en daarom q.q. beroepsdeskundige. Daarvoor nemen we slechts onze hoed af.

Over de deskundigheid van deze Commissie moeten anderen maar oordelen (Vrij Nederland had het over ‘een opvallend gebrek aan kennis van zaken’, NRC Handelsblad repte van een Commissie die ‘rare bokkesprongen’ maakte, Het Parool sprak van ‘een stelletje letterkundige brekebenen’). Wat ons te denken geeft, is dat de Commissie deskundig is omdat het Fonds zich nu eenmaal laat adviseren door Commissies van deskundigen. De Commissie hoeft geen argumenten te geven, zij is het argument.

 

Op een somber moment heeft de redactie van Hollands Maandblad zich wel eens afgevraagd of er plaats is voor zoveel literaire tijdschriften in Nederland. Wij hebben ons herhaaldelijk in een redactioneel het hoofd erover gebroken of het maken van Hollands Maandblad geen donquichotterie is.

Nu weten wij dat dit niet zo is. Zolang er mensen zijn die menen dat het literaire klimaat in Nederland bestuurd en gereguleerd dient te worden vanuit een verdeel-instituut in een grachtenpand, hebben wij een taak. Wij danken het Literair Fonds dat het onze twijfels heeft willen wegnemen.

Hollands Maandblad gaat zijn leven niet beteren. Ook niet onder de dreiging van intrekking van subsidie zullen wij aan de leiband van deskundigen lopen. Wij staan liever in de hitte achter het kopieerapparaat, dan dat we het tijdschrift maken dat de dikke bipsen van ons verlangen.

 

redactie hollands maandblad


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken