Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601) (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)
Afbeelding van Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)

(1997)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

[593]

Vrij & ongesubsidieerd

Dit blad zal vaker verwijzen naar een goed humeur dan naar een slecht. Met die woorden stelde K.L. Poll in 1959 Hollands Weekblad aan Nederland voor. Sindsdien is het een en ander veranderd, zowel in Nederland als in het Weekblad dat al snel Hollands Maandblad werd en nu een redactie heeft die meer naar de toekomst dan naar het verleden wil kijken. Maar het verlangen naar een goed humeur is gebleven.

Zonder vrolijkheid, geestdrift en een zeker geloof in de opbeurende kracht van het geschreven woord valt geen literair tijdschrift te maken. Wie eraan begint, weet dat de moeilijkheid altijd zal blijven een kleine groep mensen, lezers en schrijvers, ervan te doordringen dat het bestaan van het blad juist van hen afhangt. Een literair tijdschrift is een samenzwering. Het is een complot van enkelingen die niet zozeer hetzelfde beogen, niet zozeer hetzelfde denken of hetzelfde schrijven, maar gemeen hebben dat ze bereid zijn tegen de stroom in te roeien, de degens te kruisen (ook met elkaar), en koers te zetten tegen de klippen op.

Zonder vrolijkheid, geestdrift en een zeker geloof in de opbeurende kracht van het geschreven woord valt geen enkel tijdschrift te maken. - Was het maar zo. Een van de veranderingen in de Nederlandse samenleving sedert de oprichting van Hollands Maandblad is de opkomst van de gedachte dat vrolijkheid, geestdrift en geloof in de opbeurende kracht van het geschreven woord, ja dat cultuur in de meest brede zin van het woord niet mogelijk is zonder subsidie, subsidieregelingen, subsidieinstellingen en subsidieverstrekkers.

Men hoeft geen neoliberaal te zijn om te signaleren dat de Nederlandse beschaving de afgelopen decennia verstrikt is geraakt in de zwachtels van een subsidiestelsel met een fatale verfijning. De gedachte aan van overheidswege verspreide cultuur liep uit op een ideologie met alle kenmerken van zelfverwurging: een woekerende bureaucratie, glanzende burelen, overdadig vormgegeven beleidsnota's, en talloze apparatsjiks wier bestaan niet afhankelijk is van culturele bloei en anarchie, maar louter van de gereguleerde regelmaat van het subsidiemechanisme zelf.

Eerder noemden wij in deze kolommen subsidie de cocaïne van het Nederlandse geestesleven. De verslaving, de groeiende afhankelijkheid, de verlammende angst voor een cold turkey, de schichtige slaafsheid, de culturele horigheid, de intellectuele uittering, ze zijn de onontkoombare gevolgen van subsidie. En wij concludeerden toen: subsidie baart macht en onderdanigheid, creëert zelf-importantie en slaafsheid, schept ongelijkheid en bedelarij als artistieke houding. Subsidie ketent de geest in een dwangbuis van formulieren, financieringsrondes en culturele collaboratie.

Het zijn grote woorden, en normaal gesproken moeten wij een beetje lachen om grote woorden, maar wie de absurde gang van zaken beziet in de kleine uithoek van de cultuurbureaucratie die de literaire tijdschriften aangaat, zal het lachen vergaan. Al snel beseft men dat het allang niet meer handelt om een goed humeur, geestdrift, en een zeker geloof in de opbeurende kracht van het geschreven woord. Hier regeren de commissies van ‘deskundigen’ die vergaderen en geheime rapporten maken. Hier is het territorium van door de overheid betaalde maar door niemand gecontroleerde Fondsen, Stichtingen en Belangrijke Bureau's vol gestroomlijnde computers en mensen met atv-dagen. Hier is het domein waar cultuur de vorm heeft van jaarverslagen die meer kosten dan alle literaire tijdschriften van Nederland bij elkaar. Hier wordt de beschaving verstikt in goede bedoelingen en de oprechte zucht tot cultuurspreiding.

 

Er zijn vele zaken in het leven die wij wel weten maar nauwelijks begrijpen. Een van die zaken is de mallemolen van de culturele subsidies - in ons geval worden die sinds enige jaren beheerd door het Nederlands Literair Produktieen Vertalingen Fonds. Het Hollands Maandblad draaide mee in die mallemolen omdat we dachten dat het zo hoorde, dat het niet anders

[pagina 3]
[p. 3]

kon. - Het is een mallemolen vol invulformulieren, aanvragen en begrotingen die heen en weer gezonden worden, vol deskundigen die zich zorgelijk buigen over de literaire bladen (als waren het ziekteverschijnselen) en daarover oordelen uitspreken in besloten vergaderingen - het is een wereld vol zelfinflatie die subsidie-dealer en subsidie-verslaafde gelijkelijk aantast.

Toen het Hollands Maandblad verleden jaar een onvoldoende kreeg bij de beoordeling door een commissie van deskundigen die aan het Produktie Fonds over ons moest rapporteren, kwam het démasqué van dit culturele circus. Bij navraag bleken de notulen van de vergaderingen der deskundigen weinig meer dan een lachertje; de bezwarenprocedure die geheel volgens de reglementen werd doorlopen, leverde slechts onbegrijpelijke flarden op van ambtelijke bluf en academische poeha.

Uiteindelijk kwam na lang aandringen onzerzijds de aap uit de mouw. Hollands Maandblad was in de ogen der subsidiedeskundigen ‘te journalistiek’, ‘niet spraakmakend genoeg’, en bovendien schreven in het blad naast mensen die ‘goed’ werden bevonden (zoals P.C. Hooftprijs-winnaars Vroman en Bernlef) ook mensen die ‘onvoldoende’ werden bevonden (zij bleven ongenoemd op twee auteurs na: Max Pam en H.J.A. Hofland - beiden hadden even tevoren het Fonds scherp gekapitteld).

 

Wij kunnen een stootje hebben. Kritiek willen wij graag incasseren, zoals wij er ook dol op zijn kritiek uit te delen. Maar dit was geen kritiek. Als het al iets was, dan toch niet meer dan een symptoom van de geestelijke impotentie die leidt tot de roep dat alles toch al in de krant staat, en de rest er niet toe doet. Hier waren wij onderworpen aan het oordeel van zielepoten die zichzelf niet konden bevrijden uit de cultureel-correcte Bermuda-driehoek waar het intellectuele tij slechts verloopt tussen Volkskrant, NRC Handelsblad, Vrij Nederland, en de vpro.

Het heeft vermakelijke kanten jezelf terug te vinden als figurant in een culturele klucht, als radertje in een literair mechanisme waarvan de enige raison d'être is het instandhouden van het mechanisme zelf. Toch lachten wij niet. Wij waren immers medeplichtig. Wij waren met onze afhankelijke houding jegens deze subsidie-pushers medeschuldig aan het belang dat werd gehecht aan het oordeel van mensen die wij nimmer zouden toelaten in de kolommen van ons eigen blad.

Dit had niets meer te maken met vrolijkheid, geestdrift en een zeker geloof in de opbeurende kracht van het geschreven woord. Dit had te maken met de vraag die wij zo graag in Hollands Maandblad aan de orde stellen: hoe mengen zich belangen, moraal en ideeën. Zij mengen zich al te gemakkelijk, dat was duidelijk. Het werd tijd om af te kicken.

 

Dit blad wil vaker verwijzen naar een goed humeur dan naar een slecht. Daarom heeft Hollands Maandblad vanaf heden alle banden met subsidieverstrekkers van overheidswege verbroken. Niet langer willen wij afhankelijk zijn van deskundigen wier literaire en intellectuele oordeel ons koud laat. Niet langer wensen wij onze hand op te houden bij het Fonds. Sterker: wij zullen het resterende geld van het bedrag waarop wij recht hebben voor 1997 aan het Fonds terugbetalen. Hollands Maandblad wil niet meer meedoen met een rollenspel waarin literatuur slechts wordt geschreven met de hoofdletter S van subsidie.

Wat wij wél willen, is een literair-politiek maandblad blijven waarin die beide begrippen in de breedst mogelijke zin worden opgevat. Wij zijn niet bang voor literatuur die journalistiek is, en evenmin voor journalistiek die literair is. Wij vrezen de opinie niet, maar wel de gedachte dat meningen zijn voorbehouden aan de opiniepagina's van kranten, en dat andere niet meetellen omdat zij niet spraakmakend zouden zijn. Wij deinzen niet terug voor de actualiteit doch ook niet voor volslagen afzijdigheid. Het enige waarvoor wij huiveren, is mee te dobberen op de stroom, mee te drijven met de wind, te huilen met de wolven in het bos. Wat wij het meest van al vrezen, is cultureel correct te worden - te vervetten aan de troggen vol literaire zilverlingen - wij wensen niet dood te gaan door subsidie.

 

Dit blad zal vaker verwijzen naar een goed humeur dan naar een slecht. En dar willen wij zo houden. Met behulp van lezers en anderen die ons goed gezind zijn - en ons niet lastig vallen met commissies van deskundigen - gaat Hollands Maandblad de toekomst vrij en ongesubsidieerd tegemoet. - de redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken