Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Maandblad. Jaargang 2008 (722-733) (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2008 (722-733)
Afbeelding van Hollands Maandblad. Jaargang 2008 (722-733)Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2008 (722-733)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.39 MB)

Scans (54.07 MB)

ebook (10.58 MB)

XML (1.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Maandblad. Jaargang 2008 (722-733)

(2008)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Subsidie-narcisme



illustratie
FROM THE BOOK DEPOSITORY


Van alle zonderlinge epistels die ik ooit onder ogen heb gekregen, behoort het recente schrijven van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (nlpvf) aan de uitgevers en redacties van literaire tijdschriften tot de allerzonderlingste. Dat de brief abusievelijk op 12 februari in plaats van 12 juli 2008 is gedateerd, maakt hem niet minder officieel, lijkt me, want hij handelt over het zwaarwichtige onderwerp van subsidies voor letterkundige periodieken. Derhalve is zo'n foute datum vergeeflijk, want waarachtige literatuur is tijdloos en waarachtige literaire subsidies zijn dat waarschijnlijk dan toch ook wel. Althans in Nederland waar kunstsubsidiëring vanouds maar heel moeilijk de weg kan vinden tussen conservering en stimulering.

Nu ja, daar wil het nlpvf iets aan doen - althans, wat de subsidiëring van literaire tijdschriften betreft. Zulks was overigens al jaren geleden aangekondigd (kort nadat Hollands Maandblad in 1997 uit protest over het disfunctioneren van de subsidieregeling tijdelijk uit het bestel stapte). Want dat de bestaande subsidieregeling niet de beoogde resultaten heeft, stoelt op bijzonder mager onderbouwde beoordelingen door leescommissies, lijdt aan een pathologische hang naar het beschermen van reputaties uit het verleden, en ook nog eens bizarre effecten heeft (gebrek aan succes brengt meer geld in het laatje, groei van de oplage wordt afgestraft met subsidievermindering), zoveel was wel duidelijk geworden - zelfs aan de meest subsidieverslaafde periodieken en ook aan het nlpvf zelf.

Dat literaire subsidies een zwaarwichtig onderwerp zijn, wil overigens nog niet zeggen dat ze een belangwekkend onderwerp zijn. Integendeel, wie verlangt naar levend Nederlands en vitale gedachten, doet er goed aan zich er verre van te houden. Het is bijvoorbeeld buitengewoon gaapverwekkend, demotiverend en ontmoedigend om te lezen dat het Fonds voor de Letteren ook dit jaar weer subsidies tot 60.000 euro per persoon toekent aan alle usual suspects - van H.C. ten Berge tot Sybren Polet, en van Robert Anker tot Jacques Firmin Vogelaar - voor alweer een onmisbare nieuwe roman of alweer een kostelijke dichtbundel, terwijl de vorige gesubsidieerde producties nog in stapels bij De Slegte liggen. Dit is het soort literaire subsidies dat de gedachte voedt dat de grootste bijdrage aan de ontlezing in Nederland wordt gegeven door de literaire wereld zelf.

Ik zou het ook niet wagen om u en mijzelf lastig te vallen met de plannen van het nlpvf voor een ‘nieuwe tijdschriftenregeling’ als die niet enig licht zouden werpen op enkele veel bredere ontwikkelingen in de literaire wereld, en tevens in de geesteshouding van de culturele klasse als geheel. Dan gaat het niet alleen om de steeds verstikkender woekering van een schimmellaag van parasitaire organisaties in de letterkundige wereld, maar vooral om de triomf van een culturele ‘new speak’ die alleen kan gedijen in de geestelijke woestijn van marketingfetisjisme en zelfimportantie.

Kort gezegd wil het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds voortaan de subsidies aan literaire tijdschriften niet langer alleen laten afhangen van ‘inhoudelijke kwaliteit’ en ‘financiële tekorten’, maar ook van ‘goed ondernemerschap’, ofwel ‘de kwaliteit van het marketingplan’. Dat marketingplan dient gericht te zijn op ‘het vergroten van de zichtbaarheid, de verkoop, het publieksbereik en de aanwezigheid van het tijdschrift in het literair-maatschappelijk discours’. Ter

[pagina 30]
[p. 30]

toetsing zullen voortaan in de commissie die beslist over het lot van literaire tijdschriften ‘naast literatoren ook personen met kennis van marketing zitting hebben’.

Wat ‘literair-maatschappelijk discours’ betekent, weet ik niet precies, maar ik weet wel wat ‘marketing’ betekent. Ik mag u verklappen dat ik als geheime hobby het bestuderen van marketingplannen heb. Ik bedoel dan de marketingplannen van anderen, en dan uiteraard alleen degene die zijn geschreven door ‘personen met kennis van marketing’, zoals de strategieën van het pcm-Apax-concern, en van abn-amro en van Fortis en van de overheid inzake de ov-chipkaart. U begrijpt dat ik daardoor een peilloos vertrouwen heb in marketing als wetenschap, als kunst en als kunde, en derhalve tevens als instrument om literaire tijdschriften ‘aanwezig’ te laten zijn in ‘het literair-maatschappelijk discours’.

Eerlijk gezegd weet ik niet of het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds op voorhand een even groot vertrouwen koestert in de binnen te halen ‘personen met kennis van marketing’. In elk geval verwacht het fonds blijkbaar het meeste heil van een nieuw op te richten ‘platform voor literaire tijdschriften’. Het betreft hier ‘een gezamenlijk initiatief’ van het Vlaamse Fonds voor de Letteren, de Nederlandse Taalunie (coördinator) en het nlpvf. Men bedoelt dat er een website wordt gemaakt met hyperlinks naar de websites van de literaire tijdschriften. Zoiets bestaat overigens al jaren in Vlaanderen (www.detijdschriften.be), en is een mooie, pretentieloze en goedkope service van CeLT, de vereniging van de Culturele en Literaire Tijdschriften uit Vlaanderen.

Dat pretentieloze en goedkope hoeven we klaarblijkelijk niet te verwachten van de nieuw op te richten website. Hoe kan het ook anders als er een aparte ‘redacteur’ zal worden ‘aangesteld’ voor de ‘eindredactie’ van de site en een overbodige, geldverslindende in hoogpolig tapijt verzonken organisatie als de Nederlandse Taalunie zich ‘als coördinator’ ermee gaat bemoeien? Nog voordat de literaire tijdschriften hebben kunnen reageren op de foutief gedateerde brief van het nlpvf over ‘de richting die het fonds zal inslaan’, pronkt die Taalunie al met de nieuwe kleren van de keizer.

Zo rept de Taalunie ervan dat op de nieuwe website (die literairetijdschriften.eu blijkt te heten) de literaire tijdschriften zich niet alleen zullen presenteren, maar ook ‘gastbijdragen, proefartikelen, gedichten en essays’ zullen leveren, zodat ‘een levendig debat over de toekomst van deze tijdschriften’ kan worden gevoerd en lezers ‘kunnen zoeken op inhoudelijke kruisverbanden tussen de tijdschriften’, alsmede zich kunnen abonneren ‘op een nieuwsbrief die tweewekelijks zal worden verstuurd’. Aldus kan de lezer dankzij de Taalunie ‘ten volle ervaren welke rijkdom schuilt in de Nederlandstalige literaire tijdschriften’ Als u het mij vraagt, is hier sprake van een uitzonderlijk duidelijk marketingplan. Het behelst immers niets anders dan literaire diefstal, of althans het gesubsidieerd parasiteren op het werk van de redacties van de tijdschriften, het door subsidieverleners zelf pralen met de arbeid van anderen. Dit platform is geen pretentieloze, goedkope wegwijzer naar literaire tijdschriften, maar een letterkundige bloedzuiger, een literaire parasiet, die teert en woekert op de inspanning van derden.

Deze opzet past geheel en al in een nieuwe trend in de Nederlandse culturele wereld. Ik bedoel de trend dat de subsidiegever zichzelf belangrijker acht dan de subsidieontvanger, en zelf in de schijnwerpers gaat staan. Zoals de directeur George Lawson en de commissieleden van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten (nfpk) zich breeduit in de media op de borst slaan als nietsontziende decisionmakers die niet bang zijn Ton Koopman en Reinbert de Leeuw en Theu Boermans in één keer alle subsidie te weigeren. Zoals Lex ter Braak, directeur van het fonds Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst (bkvb), die zo nadrukkelijk de publiciteit zoekt met zijn opvattingen dat de Nederlandse kunst ‘middelmatig’ is, en dat het aan hem is om de politici dienaangaande ‘op te voeden’.

Hier waait niet zozeer de wind van vernieuwing, maar bovenal die van subsidienarcisme.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken