Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769) (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)
Afbeelding van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.16 MB)

Scans (64.56 MB)

ebook (12.22 MB)

XML (1.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)

(2011)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Zinloos subsidiegeweld



illustratie
from the book depository


Wellicht afgezien van het ontbreken van een polsslag, het inzetten van de rigor mortis, de aanwezigheid van knagende maden en de stank van ontbinding, is niets zo'n duidelijke aanwijzing voor de dood als bedolven te worden onder subsidie. De opgewekte persberichten, de feestelijke aanvraagformulieren, de verstikkende goede bedoelingen en de huiveringwekkende zelffelicitaties ploffen als kluiten aarde op de kist van de ongelukkige. Er is een nieuwe subsidieregeling en je weet: hier is iemand niet meer okselfris, hier wordt iets netjes afgelegd om nooit meer op eigen benen te staan. Is het een vervallen monument? Betreft het een vergeten ambacht? Ontfermt men zich over een verloren gewaande traditie? Omzwachtelt men een akelige aandoening? Eén ding staat vast: waar subsidies binnenmarcheren, is de pret reeds afgelopen. Subsidie rinkelt waar de ontzieling is ingetreden.

Het is om die reden dat een recent persbericht van het Letterenfonds mij vervulde met een korte vlaag van melancholie en weemoed. Het fonds had bedacht dat het precies een jaar na het overlijden van Rudy Kousbroek een uitgelezen moment was om een nieuwe subsidieregeling in het leven te roepen. Ik bedoel de wijd en zijd in de media onthaalde subsidie ‘ter stimulering’ van het essay als literair genre.

Het betreft een ‘opdrachtregeling’: vier keer per jaar stelt het fonds een essayist in de gelegenheid ‘een stuk’ te schrijven dat onder de naam ‘Kousbroek Essay’ wordt gepubliceerd in een krant of tijdschrift. Met deze nieuwe ‘stimuleringsregeling voor de essayistiek’ beoogt het Letterenfonds essayisten en redacties in Nederland de ruimte bieden ‘om het genre te blijven vernieuwen’. Hiertoe wil men ‘in wisselende media’ de publicatie van een essay mogelijk maken. ‘Gedacht wordt,’ zo stipuleerde het fonds zelf, ‘aan een lang essay dat getuigt van originaliteit en denkkracht, waarbij stilistisch talent samengaat met een oorspronkelijke geest.’

Tsja, ik weet het, u staat nu op het punt in een hysterisch huilgelach uit te barsten, maar u zult toch nog even moeten doorbijten. Deze steunmaatregel is namelijk nog meer dan welke andere letterkundige subsidie ook een indicatie van het literaire, culturele en intellectuele klimaat in dit land. Het gaat immers over essays, ooit het meest ongebonden en levendigste genre voor iemand die een goed geschreven stukje wilde tikken dat ook nog ergens over ging.

Maar die tijd is nu voorbij. ‘De essayist Kousbroek indachtig’, liet het fonds weten, ‘zullen er geen beperkingen worden gesteld aan het onderwerp. Redacties van literaire tijdschriften, dag- en weekbladen (zowel in papieren als digitale vorm) worden uitgenodigd een voorstel te doen aan het Nederlands Letterenfonds.’ Aldus kunnen zij een dergelijk ‘Kousbroek Essay’ laten financieren en publiceren.

Uiteraard komt Magere Hein met goede bedoelingen. Echt waar, het fonds wil met de subsidie ‘het genre stimuleren en ontwikkelen’. Aan goede essayisten ontbreekt het niet in Nederland, meent het fonds, ‘aan publicatiemogelijkheden vaak wel’. Daarom is twintigduizend euro per jaar beschikbaar gesteld. Plannen moeten bij het fonds worden ingediend. In de aanvraag dient te worden aangegeven welke ‘nevenactiviteiten’ worden ontwikkeld om aandacht ‘te genereren’ voor het essay. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ‘de afdeling communicatie’ van het fonds.

[pagina 23]
[p. 23]

Zelden is een verscheiden aangezegd met een eigentijdser overlijdensbericht. In elk geval weten we het nu zeker. Het essay in Nederland is dood, zo dood als een deurnagel, als een pier, als het onderwerp van een subsidieregeling.

Nee, nee, dit is dan ook geen essay, laat staan een column tegen het fonds, en zeker niet alweer een entrefilet gericht tegen de werkbeurzen die het fonds elk jaar verdeelt onder al dan niet behoeftige schrijvers. Hier staat geen kwaad woord over de eerste boreling van de nieuwe subsidieregeling. De Kousbroeklezing van K. Schippers, die begin april werd uitgesproken op initiatief van De Gids en NRC Handelsblad, en ook in beide periodieken is gepubliceerd, was het eerste gesubsidieerde Kousbroek Essay in de reeks. En nee nee, u hoort nu geen gemonkel dat een lezing plots een essay is geworden, noch hoort men enige twijfel of K. Schippers wel ‘stimulans’ nodig heeft om een lezing over Kousbroek te houden, noch ziet men aarzeling of hiermee nu het genre is ‘vernieuwd’ dan wel ‘verder ontwikkeld’ en al evenmin duikt de vraag op of het inderdaad zo nijpend ‘aan publicatiemogelijkheden ontbreekt’ als twee mainstream-bladen tegelijk het Kousbroek Essay afdrukken.

Wat ons uiteraard wel benieuwt, is wie de centjes uiteindelijk heeft ontvangen van het fonds. Ging de subsidie naar K. Schippers voor zijn overigens alleszins aardige lezing, of ging de subsidie naar de ‘publicatiemogelijkheden’ die het Nederlands Letterenfonds op deze manier wil ‘stimuleren tot het opnemen van essays’. En wat ons al evenzeer even - maar niet te lang - bezighoudt, is de vraag wie nu het meest beledigd werd door deze subsidieregeling. Zou dat K. Schippers zijn (die thans onder de schaduw leeft zonder stimuleringsgelden geen Kousbroeklezing te kunnen vervaardigen), zouden dat De Gids en NRC Handelsblad zijn (die nu onder verdenking staan zonder subsidie geen ‘publicatiemogelijkheid’ voor een essay te willen bieden), zou het de lezer zijn (aan wie het blijkbaar ontgaan was dat het genre ‘vernieuwing’ nodig heeft door betaalde essays die getuigen ‘van originaliteit en denkkracht, waarbij stilistisch talent samengaat met een oorspronkelijke geest’), of zou het toch Kousbroek zelf zijn (wiens naam nu voor altijd aan een volkomen idiote subsidieregeling is vastgenageld?).

Waarschijnlijk heeft het Nederlands Letterenfonds evenmin vrienden gemaakt bij de organisatoren van de Jan Hanlo Essayprijs, die al sedert 1999 diverse essayvormen bekroont, beloont en onder de aandacht brengt. Oh ja, daarnaast bestaat in Nederland ook al enige jaren de door de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (kvb), de koepelorganisatie van de Nederlandse boekenbranche, gesubsidieerde essayreeks ‘Over de roman’. Daarin schrijven ‘belangrijke Nederlandstalige auteurs’ essays voor een breed publiek over ‘de waarde van de roman in de huidige maatschappij’. Deze essays worden uitgegeven door Uitgeverij Athenaeum. Het grappige is dat deze essayreeks mede gefinancierd wordt door het Nederlands Letterenfonds, dat ondanks de eigen inspanningen toch meent dat nog weer een nieuwe stimuleringsregeling voor de essayistiek noodzakelijk is, om het genre te ‘stimuleren en ontwikkelen’ en omdat ‘het ontbreekt aan publicatiemogelijkheden’.

De waarheid is natuurlijk veel ijzingwekkender dan welk persbericht ook. Nederland heeft nooit meer dan een handvol essayisten gehad die een handvol essays van enige betekenis hebben geschreven. Nu de column woekert, de blogs hun vernietigend werk doen, en tweets de nieuwe letterkundig heilstaat vertegenwoordigen, is het essay een stervend genre. Vandaar dat de subsidiegieren thans klapwiekend rond het kadaver wachten op de komende feestelijkheden.

Subsidie schrijft geen essays, baart geen essayisten. Subsidie bevredigt slechts de behoefte aan literaire façades om de middelmatigheid aan het oog te onttrekken. En wij kunnen ons lot niet ontlopen, want ooit zal een ieder van ons aan de Grote Redacteur daarboven moeten bekennen: ik legde mij toe op het schrijven van levend Nederlands, maar ik heb subsidie gehad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken