Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769) (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)
Afbeelding van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)Toon afbeelding van titelpagina van Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.16 MB)

Scans (64.56 MB)

ebook (12.22 MB)

XML (1.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands Maandblad. Jaargang 2011 (758-769)

(2011)– [tijdschrift] Hollands Maandblad–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

Infantiele vijandigheid



illustratie
from the book depository


In zekere zin is het niet teveel gezegd dat Nederland de bakermat vormt van het literaire tijdschrift. Zelfs als we het tussen 1684 en 1687 door Pierre Bayle vanuit Rotterdam volgeschreven en verspreide Nouvelles de la République des Lettres (de eerste op Europese intellectuelen gerichte cultureel-literaire periodiek ooit) niet meerekenen, dan moet de in 1760 door de doopsgezinde predikant Cornelis Loosjes opgerichte Vaderlandsche Letteroefeningen toch gelden als een der allereerste waarachtige literaire tijdschriften. Het blad heeft uiteindelijk langer dan een eeuw bestaan en werd pas na 1845 overvleugeld door De Gids, het cultureel-literaire tijdschrift dat in 1837 in het leven werd geroepen door E.J. Potgieter en C.P.E. Robidé van der Aa.

Buiten Nederland waren inmiddels bladen opgericht als de Allgemeine Literatur-Zeitung, dat tussen 1785 en 1849 verscheen in Jena, Leipzig. Halle an der Saale en Wenen, de Allgemeiner Litterarischer Anzeiger, dat tussen 1796 en 1801 te Leipzig werd uitgegeven, en de legendarische Edinburgh Review, waarvan het eerste exemplaar in 1802 van de persen rolde. Vanaf het begin van de negentiende eeuw was de stroom tijdschriften niet meer te stuiten. Deze bladen opereerden doorgaans in de culturele zone tussen wetenschap en krantenjournalistiek, en waren derhalve in elk opzicht te omschrijven als ‘literaire tijdschriften’.

In het Verenigd Koninkrijk werd de toon gezet door bijvoorbeeld de Westminster Review (opgericht in 1824 door Jeremy Bentham en in de eerste jaren volgeschreven door John Stuart Mill), de speels-conservatieve Spectator (vanaf 1828 tot heden, met redacteuren zoals Nigel Lawson en Boris Johnson, de huidige burgemeester van Londen) en het magistrale Athenaeum (1828-1921, met medewerkers als Max Beerbohm. T.S. Eliot, Robert Graves, Thomas Hardy, Aldous Huxley, Edith Sitwell en Virginia Woolf). In Duitsland werden het Literaischen Wochenblatt (1818) en de Blätter für literarischen Unterhaltung (1826-1896) alsmede Die Grenzboten; Zeitschrift für Politiek, Literatur und Kunst (1841-1922) gretig gelezen. In Frankrijk was La Revue des Deux Mondes (1829 tot heden) de moeder van alle navolgende literaire periodieken, met als redacteur François Buloz en als medewerkers onder anderen Alexandre Dumas, Honoré de Balzac, Sainte-Beuve, George Sand, Charles Baudelaire en Alfred de Musset.

Onderwijl zat men in de Nieuwe Wereld ook niet stil. Hier werden de fundamenten van een bloeiende traditie van literaire bladen gelegd door bladen zoals de Philadelphia Literary Magazine (1803-1808), de Monthly Anthology (1803-1811, later werd dit de nog altijd bestaande North American Review), de Yale Review (opgericht in 1819, en omdat het tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef verschijnen nu het langst ononderbroken lopende literaire tijdschrift van de VS).

Het succes van de literaire bladen was niet toevallig. Hun bloei liep parallel met de enorme expansie in de negentiende eeuw van gedrukte boeken, wetenschappelijke periodieken, kranten en universiteiten Dit was, anders gezegd, niet alleen de periode van de industrialisering en van de mechanisering van de westerse wereld maar ook van haar intellectualisering.

Overigens ging de bloei gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw door, met in alle landen uitbarstingen van nieuwe bladen na afloop van beide wereldoorlogen

[pagina 41]
[p. 41]

(nu ja, Cyril Connolly richtte zijn Horizon op in december 1939, waarna tijdens de Blitz een bominslag pal naast zijn redactieruimte het maandelijkse verschijningsritme danig ontregelde). Daarna volgde nog een bloeiperiode tijdens de jaren zestig en zeventig. Volgens de London Review of Books bestonden er in 1985 meer dan achthonderd serieuze Engelstalige literaire tijdschriften. Nederland telde er in dat jaar omstreeks vijfenzestig. Dit was ook de tijd dat elke Nederlandse krant van betekenis rubrieken hadden waarin binnenlandse en buitenlandse tijdschriften werden besproken, belicht en kritisch gevolgd.

 

Een kwart eeuw verder is er iets veranderd. Ik bedoel niet dat momenteel geen enkele Nederlandse krant op serieuze wijze de literaire tijdschriften meer volgt en dat literaire redacteuren nu colums over zichzelf schrijven. Nee, ik bedoel ook niet dat de kranten dertig procent van hun lezers hebben verloren en dat van de zeventig literaire bladen uit 1985 er thans zo'n vijfentwintig over zijn, indien men internettijdschriften meetelt. En nee, ik bedoel ook niet dat staatsecretaris Halbe Zijlstra aan het Letterenfonds heeft opgedragen om alle subsidie aan literaire tijdschriften per direct te staken vanwege ‘het geringe publieksbereik’. Het gaat hier derhalve niet om die 285.000 euro overheidsgeld per jaar, globaal evenveel als een omroepdirecteur kost, en daarvan onderhoudt Nederland er meer dan veertig.

Veel interessanter is het bredere cultuurhistorische patroon dat zichtbaar wordt. Met zijn rigoureuze aanwijzing volgt de staatssecretaris immers in grote lijnen het advies van de Raad voor Cultuur op. En de Raad van Cultuur sluit met haar negatieve advies weer aan bij de vijandige houding van de kranten en weekbladen tegenover literaire tijdschriften.

‘Oprollen die bende’, kopte NRC Handelsblad op 15 februari 2008 over de literaire bladen, en gaf de medewerker kinderboeken een volle pagina de ruimte om vast te stellen: ‘het is tijd voor sanering’ van de tijdschriften, want ‘die worden ontsierd door onleesbare artikelen’. Op 11 december van dat jaar volgde er zelfs een hoofdredactioneel commentaar over deze kwestie. Van de literaire tijdschriften, meende de krant te weten, wordt ‘de helft van de oplage van elk nummer vernietigd’ terwijl hun functie verdampt is, want ‘debutanten publiceren meteen een boek’. En drie weken later, op 10 januari 2009 liet Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap bij de Capaciteitsgroep Algemene Cultuurwetenschappen van de UvA geschiedenis in het opinieweekblad Vrij Nederland weten dat literaire bladen niet meer waren dan ‘uitgestorven organismen in de literaire tuin’, ‘kasplantjes’ en ‘een bedreigde soort die met kunstlicht in leven moet worden gehouden’.

 

Het gaat mij nu niet om de vraag in hoeverre deze opvattingen berusten op diepe kennis dan wel schrijnende onwetendheid inzake literaire tijdschriften. Er wordt hier immers iets duidelijk dat verder reikt dan dit vraagstuk, en ook verder dan de rol van internet (die literaire tijdschriften waarschijnlijk eerder helpt dan bedreigt). Waar het wel om gaat, is de vaststelling dat er een definitief einde is gekomen aan het tijdvak van intellectualisering in de westerse wereld, de periode tussen 1800 en pakweg 1985 waarin kranten, literaire tijdschriften en universiteiten een gezamenlijke bloei doormaakten. Wij leven nu veeleer in de jaren van ont-intellectualisering, van cultureel solipsisme en van maatschappelijk infantilisme.

Dit is allemaal geen reden voor pessimisme of ondergangsgedachten. In 1949 eindigde het laatste nummer van Horizon met de weinig opbeurende woorden ‘it is closing time in the gardens of the West’ - maar toen moest Hollands Maandblad nog worden opgericht. Indien er dus al een les te trekken valt, luidt die wellicht dat subsidieperikelen noch filistijnse journalistiek ons van de wijs dient te brengen. Een literair tijdschrift is immers altijd een overwinning van de geest over de banale werkelijkheid, en bij echt geslaagde nummers ook nog eens het omgekeerde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken