Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1890 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1890
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1890Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1890

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.40 MB)

Scans (101.75 MB)

ebook (23.62 MB)

XML (2.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1890

(1890)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

In een geweerfabriek.

Ondanks den arbeid der Vredebonden en het optreden van scheidsgerechten ziet het er in de wereld nog niet naar uit, dat het tijdperk van den ‘eeuwigen vrede’ reeds zeer aanstaande is. Integendeel, de oorlog wordt algemeen nog steeds als een noodzakelijk kwaad beschouwd, en de wijze spreuk der ouden: ‘Zoo gij den vrede wilt, bereid u ten oorlog!’ heeft nog niets van hare kracht of beteekenis verloren. En vooral tegenwoordig, nu heel Europa in een toestand van ‘gewapenden vrede’ verkeert, nu het eene zwaard het andere in de scheede moet houden, en overal de weermiddelen in den besten staat worden gebracht, schijnt de verdwijning van den oorlog nog in een onberekenbaar verschiet te liggen. De vervaardiging van vuurwapenen is veeleer overal in vollen gang, en wij mogen ons dan ook vleien een zeer actueel onderwerp te behandelen, nu wij onzen lezers voorstellen, met ons eens een kijkje te gaan nemen in een der belangrijkste inrichtingen op krijgskundig gebied: in een geweerfabriek, en wel eene volgens het nieuwste stelsel, waar de jongste uitvindingen zijn toegepast en de beste machines bij den arbeid gebezigd worden.

Reeds van verre zien wij het reusachtige, lange fabrieksgebouw, geheel van steen opgetrokken, met flikkerende glazen daken en hoogen stoomschoorsteen. Een portier ontsluit ons de deur van het hek; wij

[pagina 217]
[p. 217]

gaan het plein voor en langs het gebouw over, en begeven ons naar een lokaal, dat zich reeds van buiten door den rookenden vuurhaard als een groote smederij doet kennen. De doffe geluiden van zware hamerslagen dreunen ons reeds van verre tegemoet, vermengd met een ratelend gedruisch, dat bij het binnentreden letterlijk onze ooren verdooft. Bij het heldere, door een kunstmatigen luchtstroom voortdurend onderhouden kolenvuur staan zwaargebouwde smeden ijverig den laaien gloed op te stoken, waarin de losse stukken van het geweer, zooals zij hier uit de ijzergieterijen ontvangen zijn, nader gefatsoeneerd worden. Witgloeiend wordt het verhitte staal uit de gloedmassa getrokken en onder een reusachtigen stoomhamer gebracht, in welks aambeeld en pletstuk de vormen van het te smeden stuk zijn ingesneden. De smidsbaas houdt met de lang het staal vast, welks roodgloeiend einde op het aambeeld ligt; een kleine ruk, en... een zwaar blok ijzer, tusschen hoog raamwerk hangende, valt snel en met een donderenden slag op het gloeiende staal neder en perst het in den vorm, waarbij een regen van roode en witte vonken in 't rond spat; enkele slagen zijn voldoende, en wij zien het einde van den stalen staaf in den voorloopig nog plompen vorm van een geweerfragment omgesmeed. Door middel van een snel rondwentelende cirkelzaag wordt nu het gesmede stuk onder oorverscheurend geweld en een nieuwen vonkenregen afgesneden, en vervolgens ter afkoeling ergens neergelegd. Op die wijze worden de verschillende stalen staven een voor een onder handen genomen. Met in rails loopende karretjes worden de afgekoelde stukken overgebracht naar de plaats, waar zij verder bewerkt moeten worden. - Vier of vijf dezer reuzenaambeelden werken onafgebroken door en smeden meestal groote geweerdeelen, zooals hulzen, kamers, enz. In de nabijheid klapperen ook kleine smeedhamers als molenraderen, die elk gesprek onmogelijk maken. Tegen de wanden staan in lange rijen de smidsovens, elk een of twee kolenvuren bevattend. Ook smeedmachines voor kleinere deelen en persen tot verwijdering der bij het smeden ontstane ruigten verrichten met meer of minder gedruisch hun krachtvorderenden arbeid. Zwart zijn de muren, de gereedschappen en de menschen. Boven ons snort en draait de machinerie, die, met hydraulische persing door middel van eene groote turbine in beweging gezet, de vaak tot 400 kilogram zware plethamers - ‘beren’ noemt men ze in Duitschland - opheft en ook nog andere machines drijft. Even gelijkmatig als de machines verrichten ook de smeden hun zwaren arbeid. Ieder heeft zijne bepaalde functie, en een wenk van den baas vervangt hier het gesproken woord, dat bij al het geraas totaal onverstaanbaar zou zijn.

Wij zijn blijde, uit al dit rumoer weg te komen, en treden de dicht daarbij gelegen arbeidszaal binnnen. Welk een verrassing! Welk een gewarrel en gegons komt ons hier tegemoet: als een bijenzwerm gonzen en brommen verscheidene honderde arbeidsmachines op een grondvlak van circa 1000 vierkante meters. Als de mieren bewegen zich de tallooze lederen drijfriemen van en naar de op ijzeren zuilen rustende rollen, die dwars door het lokaal loopen. Voor iedere machine staat een werkman, die opmerkzaam den gang der verschillende deelen gadeslaat en van tijd tot tijd met wat olie de wrijving vermindert. Laat ons zulk een machine eens wat nauwkeuriger bezien. Een massief, met steenschroeven op den cementvloer bevestigd voetstuk van gegoten ijzer draagt de kunstvaardig in en op elkander gezette deelen, die - dank zij hunne eigenaardige constructie - elke beweging in horizontale en verticale richting mogelijk maken en veel op een verstelbare werktafel gelijken. Met spilschroeven en tandraderen worden deels door de hand des arbeiders, deels door de zelfwerkende inrichting der machine, hare bewegingen geregeld. Het plompe smeedstuk wordt door middel van eene schroefinrichting, of soms ook met wiggen, op de machine bevestigd, en deze dan door een daarboven hangenden hefboom met de beweegkracht in verbinding gebracht. Terstond begint het raderwerk te snorren. Een op een as bevestigd werktuig, dat met den te verrichten arbeid overeenkomende vormen vertoont en meestal de gedaante van een veeltandig radertje heeft, snijdt met een scherpen, glasharden kant de oppervlakte van het gesmede staal als hout. Kleine, als zilver glinsterende spaantjes hopen zich op, en de zwarte korst van het stuk smeedwerk verandert in een blanke oppervlakte. Zulk een geweerdeel doorloopt vaak meer dan honderd verschillende machines, welke ieder eene bijzondere bewerking uitvoeren, totdat door snijden, boren, stooten, schaven en wrijven de vele onzuivere kantjes, oneffenheden enz. weggemaakt zijn en het stuk schitterend wit uit zijn zwart omhulsel te voorschijn komt. Wij beschouwen met verbazing zulk een gesmeed en gepolijst stuk, - hoe sierlijk en nauwkeurig is het bewerkt, bijna als een kostbaar stuk speelgoed! De wellicht nog overgebleven ‘braam’ en de scherpe hoeken worden met de vijl bijgewerkt: in het bovengedeelte van het gebouw zijn lange rijen arbeiders aan bankschroeven daarmee bezig.

Al deze werkzaamheden eischen van het eerste oogenblik af eene inderdaad voorbeeldelooze aandacht en zorgvuldigheid, daar de aldus bearbeide stukken in eene scherp begrensde ruimte moeten passen en de geringste afwijking ze onbruikbaar maakt. Gedurende de bewerking worden daarom de stukken af en toe met mathematisch nauwkeurige meetinstrumenten gecontroleerd en dezulken, die niet volkomen met de juiste maten overeenstemmen, terstond verwijderd. De machines zelven zijn met de meest mogelijke nauwkeurigheid geconstrueerd en meerendeels zoodanig ingericht, dat zij door eene zelfwerkende beweging der snij-instrumenten een te veel of te weinig voorkomen.

Hoevele verschillende soorten van machines aanschouwen wij hier, in lange rijen opgesteld en allen overeenkomstig den omvang en de eischen van den te verrichten arbeid ingericht! Overal wentelen raderen, blanke schijven en rollen rond. Aan elke machine is een reservoir aangebracht, waaruit een mengsel van vet, zeep en water op de snijplaats druppelt, om eene nadeelige wrijving te verhinderen en het snijwerktuig te sparen. Dit laatste is van het beste staal vervaardigd en wordt, zoo noodig, op bepaaldelijk daartoe bestemde slijpmachines met snel rondwentelende schijven van amaril telkens weder scherp geslepen.

Van het nietigste radertje af, tot de omvangrijke, centenaarzware schijf toe, heeft alles zijne nauw-

[pagina 218]
[p. 218]

keurig begrensde beweging. Verscheidene reusachtige boormachines trekken onze aandacht. Elke machine is van vier lange stalen boren voorzien. Deze hebben niet den gewonen vorm, maar bestaan uit halfronde, aan de scherpgekante punt schuins uitloopende stalen staven, die met groote kracht op het te doorboren stuk gedrukt worden en er dikke spaanders uitsnijden. Door middel van een kleine pomp wordt het bovengenoemde vettige mengsel op de hoorplaatsen geleid. Eene andere machine stoot met scherp staal spaander na spaander van het vastgezette stuk af; eene andere weer perst met een boor ter dikte nauwelijks van een breipen een diep gat er in, terwijl een derde dit nauwe boorgat van een schroefdraad voorziet. Zoo levert de eene machine telkens het werk aan de eerstvolgende over; het afval wordt bijeengegaard en naar elders verwijderd.

De werklieden, meestal personen die in den naasten omtrek der fabriek wonen en waaronder men zoowel grijsaards als opgeschoten jongens ziet, vinden in dergelijke fabrieken bij eenige vlijt en opmerkzaamheid gemakkelijk hun brood. De machines eischen grootendeels, tengevolge van hunne schier volmaakte constructie, geen vakkennis en behoeven slechts regelmatig bediend en gereinigd te worden. Voor de opstelling en het onderhoud der werktuigen, het verrichten van reparaties aan machines, enz., zijn er evenwel bekwame slotenmakers en werktuigkundigen in toereikend aantal beschikbaar, die een en ander deels door handenarbeid, deels op expresselijk daartoe bestemde machines bewerkstelligen.

Een aangenamen indruk ontvangen wij van de orde, waarmede alles geschiedt. Die orde wordt dan ook streng gehandhaafd door de verschillende bazen of meesterknechts, die elk voor zich een bijzonder geweerdeel hebben te bewerken en af te leveren. De werkbaas is voor de accurate uitvoering van zulk een stuk verantwoordelijk en moet voor eventueel door eigen schuld ontstane schade aan de fabriek vergoeding geven, - daarom wordt dan ook de arbeid per stuk betaald.

In een groot lokaal met tal van vensters zien wij een krachtig werkende stoommachine met twee groote cilinders en een reusachtig vliegwiel, dat door middel van zes sterke kabels en verscheidene kleinere vliegwielen de dwars door het gebouw loopende assen in draaiende beweging brengt en er hare kracht op overdraagt. Laatstgenoemde staat gelijk met die van 200 paarden, terwijl iedere arbeidsmachine afzonderlijk gemiddeld één paardekracht noodig heeft. Wij bewonderen het blanke uiterlijk van dezen vast en zeker ineengevoegden krachtcolossus; onhoorbaar wentelt het vliegwiel zich om, terwijl alleen de veiligheidskleppen rammelen en de stoom snuivend in de cilinders stroomt. Een waterpomp dient zoowel tot vulling der ketels als ter bestrijding van brandgevaar, en zoo zijn ook de overige benoodigde bluschgereedschappen eveneens steeds beschikbaar en in staat om onmiddellijk gebruikt te worden. In het aangrenzende, met een ijzeren deur afgesloten lokaal bevinden zich twee groote stoomketels, waarvan er een steeds in werking is en den noodigen stoom levert, terwijl de andere in reserve gehouden wordt. Van hier uit wordt de stoom door ondergrondsche buizenleidingen in de cilinders gevoerd en ook voor de verwarming der werkplaatsen in den winter gezorgd, waartoe met roosters overdekte kanalen in den vloer der lokalen zijn aangelegd.

Welk een massa brandstof de vurige muil van zulk een ketel verslindt, blijkt uit de opgestapelde voorraden; het benoodigde in een groote geweerfabriek bedraagt dagelijks circa 30 centenaars steenkolen.

Aan de zoldering bevindt zich een groot ijzeren waterreservoir, tot voeding van den ketel. Een machinist, met een stoker en een waker, is belast met het toezicht op en de bediening van het geheel.

Naast of voor de groote werkzaal bevindt zich een kleinere, waarin eveneens een groot aantal machines de reeds beschreven werkzaamheden verrichten.

Buiten het gebouw bevindt zich het turbinenhuis, waarin eene groote turbine of vijzelrad door waterkracht bewogen wordt, die op deze wijze, door middel van een omtimmerd raderwerk, de achter de werkplaatsen aanwezige, ons reeds bekende smederij van de benoodigde drijfkracht voorziet.

Op het achtergedeelte van het terrein bevinden zich bovendien verscheidene loodsen, waarin honderdduizenden geweerschachten luchtig opeengestapeld liggen te drogen, d.w.z. door middel van stoom kunstmatig gedroogd worden.

Een oude werkbaas, die met de contrôle over de ruwe schachthouten, hunne opeenstapeling en voorbereidende behandeling belast is, geeft ons hieromtrent de volgende inlichtingen: ‘De noteboom, waarvan de geweerschachten oorspronkelijk afkomstig zijn, moet zooveel mogelijk recht gegroeid en minstens 70 à 80 jaar oud zijn, eer zijn hout tot bruikbare geweerschachten verwerkt kan worden. De stam wordt overlangs in 55 à 60 millimeter dikke planken gezaagd, waaruit met behulp van een mal de ruwe geweerschachten uitgesneden worden, terwijl het hart van den boom als afval beschouwd wordt. De jaarringen moeten recht loopen: de schacht mag daarom geen scheefloopend, zoogenaamd ‘dwarshout’ vertoonen, daar dit lichtelijk afsplintert, en verder ook geen kwasten, wormgaten, spintachtige plekken of andere gebreken van dien aard bezitten. De daarmede behepte schachthouten zijn, wanneer de bedoelde plekken vermoedelijk gedurende de bewerking niet verwijderd zullen kunnen worden, totaal onbruikbaar. Het notehout is rondom het hart van den stam altijd min of meer hard, en daarbij donkerder getint, doch in de richting van den bast zachter en helderder van kleur. Het harde, bruine hout is over 't algemeen duurzamer en fraaier geteekend, maar nog al moeielijk te bewerken. - De bruikbare schachthouten worden nu gedurende twee à drie dagen aan een stoombad blootgesteld, opdat zij volkomen uitdrogen en later in de magazijnen niet krom trekken. Het magazijn moet steeds het instroomen van versche lucht toelaten, en daartoe van voldoende ventilatie-toestellen voorzien zijn. De daar opgestapelde schachthouten moeten evenwel jaarlijks minstens éénmaal zorgvuldig afgeborsteld worden, daar zij anders onder het stof zouden bederven. Mocht het in voorraad aanwezige hout dan toch nog krom getrokken zijn, dan wordt het opnieuw gestoomd.

Deze voorzorgsmaatregelen zijn hoogst noodzakelijk, daar de afgewerkte geweerschacht, die nog aan krom trekken onderhevig is, het juiste treffen met het

[pagina 219]
[p. 219]

geweer zeer benadeelen kan, daar de loop dan altijd eenigermate mede krom trekt.

Met hartelijken dank voor het zooeven gehoorde nemen wij afscheid van den ervaren man en verlaten wij dit uiterst belangwekkende gedeelte der fabriek. Wij komen nu, het plein overgaande, in een ander gebouw, dat grootendeels dienst doet als magazijn voor materialen van allerlei aard, en ook voor afgewerkte producten. Verbazende massa's staal en ijzer van allerlei afmeting en van de meest uiteenloopende bestemming zijn in de beneden-lokaliteiten opgestapeld. Op de bovenverdiepingen bevinden zich duizenden afgewerkte geweren, van het modernste systeem af tot het primitiefste wapen der oudheid toe. Onder het reusachtige dak van het gebouw zijn tallooze menigten schachthouten geborgen, die daar op hunne toekomstige bestemming wachten.

Wij gaan verder. Een ijzeren traliedeur wordt in antwoord op ons schellen door een portier geopend, en wij treden een van de andere groote hoofdgebouwen der fabriek binnen. Ook hier heerscht overal eene noeste bedrijvigheid. Een dof gerommel treft onze ooren en omgeeft ons van alle kanten, - wij voelen het trillen van de muren en den grond, veroorzaakt door onzichtbare raderen en stangen tot het overbrengen van beweging, die gedeeltelijk in donkere gangen onder den grond hunnen arbeid verrichten en de verschillende werkplaatsen van de noodige beweegkracht voorzien.

Na een deur te zijn doorgegaan, staan wij voor grootsche, gecompliceerd ingerichte arbeidsmachines, die, met velerlei werktuigen toegerust, er eenigszins als kolossale sprinkhanen uitzien en den schacht van het geweer moeten bewerken. Het ruwe, wanstaltige stuk notehout neemt weldra onder hunne messen, die zich dikwijls in groot aantal aan een radvormig toestel bevinden, een telkens ooglijker vorm aan; uit- en inwendig geschaafd en geboord, onstaan er langzamerhand al de spleten en indiepingen aan, die voor de plaatsing en berging der geweerdeelen noodig zijn. Deze machines copieeren als 't ware een ijzeren mal of model, dat op elk hunner is aangebracht en de bewegingen der messen enz. binnen de juiste grenzen houdt. Bovendien werken zij verbazend snel: de houtspaanders vliegen in massa's rond en hechten zich aan onze kleederen, wanneer wij ons in de onmiddellijke nabijheid van zulk een snuivend monster bevinden. Veelal is er door een waaitoestel voor gezorgd, dat de afgeschaafde of uitgeboorde spaanders terstond weggeblazen worden, om het arbeidende werktuig niet te hinderen en den voortgang van het werk steeds met het oog te kunnen volgen. Wij verlaten dit lokaal en treden door een deur een kleinere zaal binnen, die tot onze verbazing twee groote stoommachines bevat. Vreedzaam arbeiden deze reusachtige colossussen naast elkander en verzenden zij hunne titanenkrachten naar alle deelen van het omvangrijke gebouw. In een afzonderlijken uitbouw bevinden zich de bijbehoorende stoomketels, evenals wij reeds elders opgemerkt hebben. Maar wij gaan verder!

In eene zwartberookte ruimte arbeiden roetzwarte gedaanten aan haarden, gemetselde fornuizen en ketels. Zij zijn voortdurend bezig, de gereedgemaakte geweerdeelen te ‘harden’. Het materiaal bestaat, met het oog op eene betere bewerking, uit een meer of minder zacht soort van staal; om evenwel aan de deelen voor hunne toekomstige bestemming de meest mogelijke weerstandskracht te geven en ze tegen te schielijk verslijten, vooral op die plaatsen, welke aan veel wrijving blootstaan, te beschermen, worden zij zoo hard gemaakt als het materiaal slechts eenigszins toelaat. Die bewerking geschiedt deels in olie, deels in koud water, waar de gloeiende stukken ingeworpen worden, om den gewenschten graad van hardheid te bereiken. Het gloeiend maken der verschillende deelen geschiedt in een vuur van houtskolen. Ten slotte worden de stukken in een sodaoplossing afgekookt. Dit harden eischt veel ervaring, en de gunstige uitslag is geheel afhankelijk van den met juistheid gekozen tijdduur, zoowel ten opzichte van het gloeien als van het afkoelen.

In de nabijheid vinden wij weder arbeiders voor dergelijke vuurhaarden. Deze ‘blauwen’ bepaalde staaldeelen van het geweer in een gloedmassa, door eenvoudige verhitting der vooraf blankgepolijste stukken, die, wanneer het proces goed geslaagd is, alsdan eene prachtige donkerblauwe kleur vertoonen, wat aan het geheel voltooide geweer een zeer fraai voorkomen geeft en bovendien de bedoelde deelen tegen roest beschermt. Deze bewerking wordt vooral toegepast op de ringen rondom het geweer, het buiten aan de schacht aanwezige mechaniek voor het afschieten, eenige kleine veeren en de schroeven. In een zijlokaal worden de geheel voltooide geweerloopen ‘gebruind’ of ‘gebruineerd’, d.w.z. evenals bij het ‘blauwen’ met een bruinen tint overdekt. Dit geschiedt op de volgende wijze. De loop wordt geheel van vet gezuiverd, nadat de openingen boven en onder met houten stoppen stevig dichtgesloten zijn, en daarna van buiten met een zuurhoudend mengsel bestreken. Door de werking van dit laatste ontstaat er, terwijl de buizen verscheidene uren achtereen aan een stoombad onderworpen worden, eene kunstmatige roestlaag (oxydatie) op de oppervlakte, die eene donkere, bijna zwartbruine kleur aanneemt, al naar gelang der samenstelling van het mengsel. Wij bemerken op ijzeren assen snel ronddraaiende staaldraadborstels, door middel waarvan de gebruinde loopen afgeborsteld worden en daardoor een glanzend aanzien bekomen. De bruineering geschiedt met oogmerk om den geweerloop tegen roest te beschermen, doch geeft hem tegelijkertijd een fraaier voorkomen en belet te velde het reeds op zeer verren afstand zichtbare flikkeren, waardoor een marcheerende troep zich zoo lichtelijk aan het oog des vijands verraadt.

In een naburige zaal worden de deelen van het geweer blank gepolijst alvorens zij ‘geblauwd’ worden. Doch ook de niet voor blauwing bestemde deelen ondergaan een polijsting, waardoor het fraaie aanzien van het geheele geweer aanmerkelijk verhoogd wordt. Het polijsten geschiedt op schijven, die òf van amaril vervaardigd, òf met leder (walrushuid) of vilt bekleed zijn. Door de wrijving met de reeds geharde stukken springt er van de polijstschijven steeds een grooter of kleiner vuurstraal af, die evenwel op de huid van den mensch volstrekt geen nadeelige uitwerking heeft.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken