Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1890 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1890
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1890Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1890

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.40 MB)

Scans (101.75 MB)

ebook (23.62 MB)

XML (2.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1890

(1890)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Per telefoon.

I.

Hawthorne - of iemand anders - heeft ergens eens het vermoeden geopperd, dat Cupido in onzen modernen tijd ongetwijfeld zijn pijl en boog heeft afgedankt en vervangen door een revolver. Men vindt thans dames van zulk een gevaarlijke schoonheid, dat het kleine minnegodje in hare tegenwoordigheid geen bruikbaarder wapen zou weten te vinden dan een achterlaadgeweer. Zonder vrees voor tegenspraak kan men zeggen, dat de zoon van Venus niet met minachting neerziet op de jongste uitvindingen van Vulcanus ten dienste van Mars, en dat hij zijn blinddoek thuislaat, wanneer hij voor de aanvulling van zijn wapenrek uitgaat. De minnenden zijn vlug bij de hand om zijn voorbeeld te volgen, en de tempel der liefde is nu voorzien van al de nieuwste verbeteringen, geheel ingericht ‘naar de eischen des tijds.’ In onze dagen kan de zuchtende minnaar per telegraaf met zijne geliefde afspraakjes maken, en heeft de blozende bruid gelegenheid om per ‘bliksemtrein’ er van door te gaan; en als er ooit nog eens een Orlando in de buurt van Parijs of Amsterdam of New-York komt, zal hij den naam zijner Rosalinde kunnen snijden in de telegraafpalen.

Indien Cupido in vroeger tijd evengoed als tegenwoordig de toepassingen der moderne wetenschap ter zijner beschikking had gehad, zou de geschiedenis van menig beroemd paar geliefden een gansch anderen loop hebben genomen. Leander zou zich voorzeker niet op weg begeven hebben om naar zijne geliefde te zwemmen, als er internationale stormsignalen over den Atlantischen Oceaan waren gewisseld, die Hero hem kon medegedeeld hebben door bemiddeling van de Hellespontsche Telegraaf-Maatschappij. Nooit zou Paris schotvrij met de schoone Helena ontsnapt zijn, indien de verlaten echtgenoot en monarch in de gelegenheid ware geweest om de vluchtenden onmiddellijk na te zetten met zijn snelvarend stoomjacht Menelaus. En als de monnik Lorenzo geabonneerd was geweest bij de Veronasche Telefoon-Compagnie, had het dien eerwaardigen priester niet de minste moeite gekost om Romeo op te schellen en hem te waarschuwen dat het ‘doodelijk elixer,’ waarvan Julia gedronken had, slechts een tijdelijk bedwelmend middel was, en dan had Romeo kunnen zien, dat

 
Schoonheid nog steeds spreekt
 
Uit 't purper in uw lippen, op uw wang.
 
En 't waas des doods zich daar niet heeft verspreid.

II.

Terwijl de eeuwen elkander opvolgen, wordt de maatschappij hoe langer hoe samengestelder en ontwikkelt de wetenschap zich in alle richtingen; op

[pagina 269]
[p. 269]
die wijze blijft er een evenwicht in stand gehouden, en wordt de hedendaagsche minnaar ter zijde gestaan door de toepassingen der wetenschap, op hetzelfde oogenblik dat de verwikkelingen van het maatschappelijk leven hem allerlei hinderpalen in den weg leggen. Zelfs de Liefdadigheidskermis, die hoogste triomf van den amateur-afzetter, en de telefoon, die onpoëtische handlanger van den winkel en het kantoor,

illustratie
sneeuwwitje. Naar H. Vogel. (Zie blz. 268.)


kunnen gedwongen worden om aan de bevelen der liefde te gehoorzamen en dienst te doen als instrumenten in de sluwe handen van Cupido.

Toen de jonge dames, die den zomer doorbrachten in het badhotel te Sandy Beach (Noord-Amerika), een fancy-fair besloten te organiseeren ten voordeele van de ‘Society for the supply of missionaries to cannibal countries’ (Vereeniging tot ondersteuning der Zending onder de menscheneters), hadden zij geen trouwer en hulpvaardiger medewerker dan Mr.

[pagina 270]
[p. 270]

Samuel Brassey, een jonkman van goeden huize, die kort te voren aan het Columbia College den doctoralen graad had gehaald. Hij was vlug, ondernemend, vindingrijk en onvermoeid; en toen de kermis eindelijk geopend werd, legden de jonge dames de verklaring af, dat zij zonder hem niet geweten zouden hebben wat zij moesten beginnen. Hij was haar behulpzaam geweest om de balzaal te decoreeren, en die te herscheppen in een markt voor den verkoop van onbeteekenende beuzelingen. Hij was de man, die de Japansche theetent bedacht voor Mrs. Martin, en die op den inval kwam, dat deze deftige en imposante dame in een Japansche peignoir zou verschijnen. Hij was de man die de drie Miss Pettitoes, destijds onder de moederlijk beschermende vleugelen van Mrs. Martin gekoesterd, hare tentjes hielp opzetten: de put, waaruit Miss Rebecca limonade ophaalde voor iedereen die dorst had; het rariteiten-kraampje, waar Miss Nelly een schromelijken warboel van stukken en brokken te koop had uitgestald; en de Indiaansche wigwam, in welker duistere holte Miss Cassandra, als Pocahontas vermomd, de toekomst voorspelde.

Die Miss Cassandra, de oudste en achtbaarste van de drie Miss Pettitoes, deed hij de guitigste voorspellingen aan de hand voor al zulke jonge mannen en meisjes, van wie met zekerheid te verwachten was, dat zij de hulp der waarzegster zouden inroepen, - voorzeggingen die haar zelve uiterst vaag en orakelachtig voorkwamen, maar die pikant genoeg bleken om de levendigste aandoeningen teweeg te brengen, wanneer zij aan de raadplegers van het noodlot werden overgebracht. Voor Mis Nelly schreef hij een massa autographen van een aantal beroemde personen, te beginnen met Julius Caesar en Cleopatra, om te eindigen met Koningin Elisabeth en George Washington. De handteekeningen van Shakespeare, waarvan er een dozijn waren, verklaarde hij voor buitengewoon karakteristiek, daar er geen twee hetzelfde gespeld waren; en wat het fac-similé van Confucius betrof, machtigde hij haar om dit als bepaald uniek aan te bieden, daar hij het had nageschreven van het éénige theekistje in het hotel. Aan hem ook dankten de sirenen van den bazaar hare onwrikbare overtuiging aangaande de noodzakelijkheid om nooit geld terug te geven. Voorts ontwierp hij een nieuwe omkeering van den stelregel, dat men iets bij de massa goedkooper krijgt dan per stuk; want de autographen in het rariteitenkraampje, de glazen aangelengde limonade in den put, en de kleine waaiertjes in het Japansche theetentje kostten allen vijfentwintig cents het stuk, maar een dollar de drie. Dit denkbeeld alleen stempelde hem reeds tot een jonkman met een veelbelovenden aanleg voor ‘zaken doen’; hetgeen Mr. Martin hem dan ook onbewimpeld te kennen gaf, nadat hij Brassey gevraagd had of de autographen wel echt waren, en deze hem daarop onmiddellijk eene ‘schriftelijke garantie van den vervaardiger’ had aangeboden.

Uit deze bijzonderheden kan men opmaken, dat Mr. Samuel Brassey op den vriendschappelijksten, om niet te zeggen op vertrouwelijken voet verkeerde met Mrs. Martin en hare beschermelingen, de drie Miss Pettitoes. Even vrij en ongedwongen ging hij ook om met al de andere jonge dames in het hotel, uitgenomen wellicht met Miss Bessy Martin. In zijne verhouding tot Mrs. Martin's schoone nicht zou een nauwlettend waarnemer zekere gedwongenheid hebben opgemerkt, die dikwijls werd afgelegd, maar zich ook even dikwijls weer deed gelden. Al de andere meisjes bejegenden hem met de oprechtheid en de ongekunstelde hartelijkheid, die tot de kenmerkende karaktertrekken der jonge Amerikaansche vrouwen behoort, vooral wanneer zij in de gelegenheid zijn om den zomer in een badhotel door te brengen. En ook Miss Martin deed werkelijk zoo, - maar tegenover háár was zijn gedrag geheel anders. Tegen de anderen was hij vriendelijk. Tegenover háár was hij voorkomend, innemend zelfs, maar nu en dan zeer afgemeten, alsof hem toch iets hinderde. Schoon hij in den regel de minst schroomvallige van alle jonge mannen was, gevoelde hij zich in hare tegenwoordigheid verlegen en niet altijd bij machte om zijn tong te dwingen tot gehoorzaamheid aan zijn wil. Als zij hem aankeek - en hij was een jonkman met een aangenaam uiterlijk - was hij er zelf benieuwd naar of hij nu bloosde of niet. Buiten hare nabijheid gevoelde hij zich dikwijls ellendig; maar in haar bijzijn werd hij gekweld door een nameloozen zielsangst. Hij zwierf voortdurend om haar heen, alsof hem woorden van het hoogste gewicht op de tong brandden; maar wanneer hij naast haar zat op de piazza, of op een Zaterdagavond vlak tegenover haar een Virginia-wals danste, of op een Zondagmorgen met haar naar de kerk wandelde, dan had hij niets uit en over zichzelven te zeggen.

Of Miss Martin deze verschijnselen al dan niet had opgemerkt, en hoe hare meening ten opzichte van Mr. Brassey of hare gevoelens jegens hem mochten zijn, wist waarschijnlijk niemand te zeggen; al deze dingen hield zij in haar gemoed besloten. Het gelaat van een meisje is vóór de groote beslissing even ondoorgrondelijk als de trekken der Sphinx bij het opgeven van haar raadsel. Miss Martin behandelde Sam op volkomen dezelfde wijze als de andere jonge mannen. Zij stond hem toe, haar behulpzaam te zijn bij de organisatie van het postbureel der fancy-fair. Zij zou als postmeesteres moeten optreden; en met medewerking en aansporing van Sam werd er een brief in gereedheid gebracht voor iedereen, die er maar met mogelijkheid een kon komen vragen, - een missive die tamelijk gekruid mocht heeten en dan ook door den geadresseerde niet altijd aan anderen vertoond werd.

Op aanraden van Sam Brassey had men dit postkantoor ingericht tot een voor het publiek tegen betaling toegankelijk station van de Badhuis-telefoon-Maatschappij, zooals met groote witte letters te lezen stond op een blauw uithangbord, dat boven den hoek van de balzaal hing, waar de brieven werden uitgegeven. Bij wijze van aardigheid had hij een telefoon geplaatst in het postkantoortje, met een lijn die zich van daar uitstrekte naar een zomerhuisje in de duinen, op ongeveer twee honderd voet afstands van het hotel. Iedereen die vijfentwintig cents aan het postkantoor betaalde, kreeg het recht om zich naar de villa te begeven en vandaar een gesprek per draad te houden. De vragen, die zulk een interviewer verkoos te doen, werden steeds onmiddellijk en puntig beantwoord, want Bessy Martin was een even slagvaardig als scherpzinnig meisje.

[pagina 271]
[p. 271]

Dit had tengevolge, dat deze telefoon-gesprekken een zeer aantrekkelijke nieuwigheid werden; en vooral op den laatsten avond der kermis liet het schelletje in het postkantoor zich herhaaldelijk hooren. Deze gesprekken met Miss Martin tooverden menigen kwartdollar in het kistje, dat Sam Brassey voor haar gereed had gezet, om er hare ontvangsten in te bergen.

Sam zelf was voortdurend als assistent ten postkantore aanwezig. Hoe vaak Mrs. Martin en de drie Miss Pettitoes zijne diensten ook inriepen, keerde hij toch steeds zoo spoedig als hij slechts eenigszins kon naar Bessy terug. Maar met dat al scheen hij toch niet bijzonder veel behagen te vinden in het voortdurende gebruik van den telefoon. In den verderen loop van den avond kwam er een trek van vastberaden beslistheid op zijn gelaat, als onder den indruk van een ernstig besluit. Het was alsof hij tegenover zich zelven een belofte had afgelegd, en thans slechts zijn tijd afwachtte om die belofte te vervullen.

Omstreeks 10 uur begon de balzaal ledig te worden, wijl de menigte naar de eetzaal stroomde, waar de loting voor den grooten prijs plaats zou hebben. De Regelings-commissie had bij de organisatie der fancy-fair al dadelijk bepaald, dat er geene loterijen zouden toegelaten worden. Maar niettemin was er een ‘inschrijving’ geopend voor een prachtig paar cloisonné vazen, die Mr. Martin ten geschenke had aangeboden. Ieder inschrijver had een genummerd briefje; en thans zou op den laatsten avond der kermis ‘het lot geworpen’ worden, om te ontdekken wien de vazen in eigendom behoorden. Dit was alles wat de Regelings-commissie had willen toestaan. De belangstelling in den uitslag van dit ‘lot werpen’ was zóó overweldigend, dat zelfs het meerendeel der dames, die met het beheer van de kraampjes en tenten belast waren, voor een oogenblik hare ‘affaire’ in den steek lieten en naar de eetzaal deserteerden.

Toen stapte Sam Brassey weer naar het loketje van het postkantoor.

‘Gaat gij óók niet eens naar het trekken van den prijs kijken, Miss Bessy?’ vroeg hij.

‘Neen,’ antwoordde zij, ‘ik zal op mijn post blijven.’

‘Daar doet gij wel aan!’ hernam hij, terwijl een glimlachje zijn gelaat verhelderde. ‘Daar doet gij wel aan! Dan is hier mijn kwart-dollar.’

Bij die woorden legde hij het muntstuk voor haar neder en snelde hij heen.

‘Maar waar is dat voor?’ riep zij. Doch er volgde geen antwoord, daar hij het huis reeds verlaten had.

De balzaal was op dit oogenblik bijna geheel ledig. Mr. Harry Brackett, die zeer onderhoudende brieven uit Sandy Beach aan de ‘Gotham Gazette’ geschreven had, stond bij den put en ledigde daar met kleine teugjes een glas limonade, waarvoor hij zooeven aan Miss Rebecca een banknoot van twee dollars had ter hand gesteld, zonder geld terug te ontvangen.

‘Hoeveel hebt gij hier van dezen drank wel gehad?’ vroeg hij haar.

‘Twee groote kuipen vol,’ zeide zij. ‘Waarom?’

Mr. Brackett gaf hierop geen antwoord, maar begon aandachtig rond te zien tusschen de wijngaardranken, waaruit het prieeltje gevormd was en die den put maskeerden.

‘Wat doet gij?’ vroeg Miss Rebecca.

‘Ik keek naar de andere helft van dien citroen,’ antwoordde hij.

Daarop bood hij haar zijn arm aan en begaven zij zich samen naar de eetzaal, om daar eens te gaan zien, wie den prijs zou winnen.

Miss Bessy bleef nu geheel alleen in haar hoekje van de balzaal achter. Zij was juist bezig hare ontvangsten te tellen, toen het telefoonschelletje zich plotseling met groot geraas hooren liet. Nog eer zij het geld kon neerleggen en bij het instrument gaan staan, volgde er andermaal een zeer ongeduldig getingel.

‘Dat schijnt iemand te wezen die haast heeft!’ sprak zij bij zichzelve, terwijl zij op haar post voor het kastje plaats nam en den ontvanger tegen haar oor hield.

En toen begon er een van die telefonische gesprekken, die even eenzijdig zijn als alle discussiën waaraan een dame deelneemt, en precies even hinderlijk voor den luisteraar. De marteling van Tantalus ïs maar een kleinigheid, vergeleken bij het lijden van een nieuwsgierig mensch, die vrijheid heeft om naar het uitspreken eener vraag te luisteren, maar niet in de gelegenheid is om het daarop gegeven antwoord te hooren. Gelukkigerwijs was er niemand in de balzaal achtergebleven, die dicht genoeg bij den hoek van het postkantoortje stond om ook maar de helft van het gesprek te hooren, dat nu een aanvang nam.

‘Hola! hola!’ was de terechtwijzende opmerking, waarmede Bessy Martin het per draad gevoerde onderhoud begon.

Natuurlijk bleef het antwoord van den ander bij deze woordenwisseling even onverstaanbaar als hij zelf onzichtbaar was.

‘O, dus zijt gij het, Mr. Brassey, niet waar?’

......?

‘Ja; ik was al benieuwd, waarom gij zoo plotseling waart weggeloopen.’

......?

‘Gij hebt uw kwartdollar betaald, en dus moogt gij precies twee minuten met mij praten.’

......?

‘Ik wil naar u óók wel luisteren.’

......?

‘Natuurlijk heb ik dat niet bedoeld! Ik dacht dat ge mij beter kendet.’

......?

‘Wat zeidet ge daar?’

......?

‘In den laatsten tijd niet.’

......?

‘Ja, zij had een blauw costuum aan, en ik vond dat zij er uitzag als een spook, - gij óók niet?’

......?

‘Naar wie keekt ge dàn?’

......?

‘Naar mij? O, Mr. Brassey!’

......?

‘Neen, die zijn hier nu niet.’

......?

‘Er is hier op 't oogenblik niemand.’

......?

‘Ja, ik ben moederziel alleen, - er is letterlijk geen levend wezen te zien.’

......?

[pagina 272]
[p. 272]

‘Ik houd veel van geheimpjes! Vertel het mij dus maar!’

......?

‘Vertel het mij dan nu!’

......?

‘Waarom kunt ge het mij nu niet zeggen? Ik ben er zoo doodelijk nieuwsgierig naar!’

......?

‘Ik geloof nooit, dat het ú den dood zou aandoen.’

......?

‘Neen, er is wezenlijk niemand hier, - niemand, niemand!’

......?

‘En bovendien, niemand kan u hooren dan ik alleen.’

......?

‘Natuurlijk, ik mag wel graag eens praten; welk meisje houdt daar niet van?’

......?

‘Och, omdat het hier nu op 't oogenblik zoo erg eenzaam is.’

......?

‘Ik kan niet half zoo goed door een telefoon praten als van aangezicht tot aangezicht.’

......?

‘O, dank u, Sir. Dat was wezenlijk heel aardig, inderdaad! Als ge mij kondt zien, zou ik blozen!’

......?

‘Kunt ge mij werkelijk zien in uw hart?’

......?

‘Wat zijt ge van avond poëtisch!’

......?

‘Nu, en ik dweep juist met poëzie!’

......?

‘O, ik houd ook wel van andere dingen.’

......?

‘O, Mr. Brassey!’

......?

‘Gij verrast mij zoo geweldig!’

......?

‘Gij hebt me wezenlijk zoo doen schrikken!’

......?

‘Aan zóó iets heb ik bepaald nooit gedacht!’

......?

‘Gij wel?’

......?

‘Werkelijk?’

......?

‘Zeer veel?’?

‘Met uw gansche hart?’

......?

‘Ik weet niet, wat ik daarop zeggen moet.’

......?

‘Maar ik kan nu toch niet maar zoo dadelijk “ja” zeggen!’

......?

‘Nu - ik zou niet “neen” zeggen.’

......?

‘Maar ik moet toch wezenlijk tijd hebben om er eens over te denken!’

......?

‘Een uur? Neen, een maand op zijn minst, - of toch stellig een week!’

......?

‘Het is erg wreed van u, mij nu zoo te dwingen om mij terstond te verklaren.’

......?

‘Neen - neen - neen! Ik kan u op 't oogenblik nog geen stellig antwoord geven.’

......?

‘Wees nu niet zoo onredelijk!’

......?

‘Wel - natuurlijk - ik heb geen hekel aan u!’

......?

‘Nu - zoo'n heel, heel, erg, erg klein beetje.’

......?

‘Gij zijt vreeselijk ongeduldig.’

......?

‘Nu, als het dan moet, kunt gij wel eens met tante spreken.’

......?

‘Zij zal hier wel ergens in de buurt wezen.’

......?

‘Natuurlijk, zij is niet maar zoo plotseling weggeloopen.’

......?

‘Ja, ik zal haar wel hier houden, als zij komt.’

......?

‘Ja, ja, - ik ben nog altijd geheel alleen!’

......?

‘Adieu, Sam!’

Miss Bessy Martin hing den ontvanger weer op en keerde zich van het instrument af. In den loop van het gesprek was er een blos op hare wangen en een glans in hare oogen gekomen. Zij begon nu het nieuwe van haren toestand in te zien. Zij had zooeven een huwelijksvoorstel aangenomen, en zij was dus nu geengageerd met een jonkman, dien zij niet gezien had sedert hij haar had gevraagd of zij met hem wilde trouwen. Haar hart vloeide over van blijdschap, - en tóch kwam het haar voor, alsof er nog iets ontbrak aan hare verloving. Zij had er een vaag besef van, dat er nog iets onvolledigs in den loop der zaak was, ofschoon zij zelf niet recht wist wat.

Maar nog eer zij met zekerheid kon bepalen, wat de ontbrekende schakel in den keten van haar volkomen geluk was, snelde Mr. Samuel Brassey door de openstaande deur naar binnen, vloog hij de balzaal door, en kwam hij met een sprong binnen de afsluiting van het postkantoor neer. En nog eer zij kon roepen: ‘O Sam!’ had hij haar in zijne armen gesloten en kuste hij haar.

Zij riep nog eens ‘O Sam!’ - maar nü bespeurde zij niets meer van zeker gevoel alsof er iets ontbrak aan de bestanddeelen van haar engagement.

Een minuut later begon er een dichte drom menschen uit de eetzaal terug te stroomen, en van alle kanten klonk het herhaald geroep om ‘Mr. Brassey’ en ‘Sam.’

Met een kleur als vuur en eene met de grootste moeite bedwongen opgewondenheid kwam Mr. Samuel Brassey, in antwoord op die veelvuldige roepstemmen, uit het postkantoortje te voorschijn.

Het volgende oogenblik stond hij vlak tegenover Mr. Martin, die hem zijn hand toestak en hem toeriep:

‘Hartelijk gelukgewenscht, Sam!’

De kleur bestierf op het gelaat zoowel van Bessy als van Sam, toen hij stamelde:

‘Hoe - zijt gij - er iets van te weten gekomen?’

[pagina 273]
[p. 273]

Maar nog eer Mr. Martin kon antwoorden, traden de drie Miss Pettitoes en Mr. Harry Brackett naar voren. Mr. Brackett had het paar cloisonné vazen onder den arm, waarom zooeven ‘het lot geworpen’ was.

Toen begreep Sam Brassey, waarom Mr. Martin hem gefeliciteerd had.

‘Gij hebt den prijs gewonnen!’ riep Harry Brackett.

‘Ja, dat heb ik, - dat heb ik inderdaad!’ antwoordde Sam Brassey, terwijl hij naar Bessy Martin keek. Hunne oogen ontmoetten elkaar, en beiden lachten.

III.

‘De eene Cupido doodt met pijlen, de ander met strikken.’ Sommigen dwingt hij om het verbond te onderteekenen met pen en inkt, zwart op wit, - en sommigen verbindt hij met een draad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken