Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1891 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1891
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1891Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1891

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.21 MB)

Scans (96.69 MB)

ebook (28.42 MB)

XML (2.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1891

(1891)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Volkstellingen.

Overeenkomstig de bepalingen der wet, wordt er eens om de tien jaar in ons land een ‘volkstelling’ gehouden. Die van 1 Januari 1890, met hare verschillend gekleurde tabellen, velerlei vragen, breedvoerige inlichtingen, en toch voor velen zoo ondoorgrondelijke raadselen, welker oplossing hun menig bang uurtje moet gekost hebben, - die jongste Nederlandsche volkstelling ligt ieder onzer zeker nog wel in 't geheugen. De voorloopige resultaten er van zijn allengs bekend geworden, de hoofdcijfers, die men als globaal kan beschouwen. Doch de definitieve uitkomsten, de sommen en verschillen en onderlinge verhoudingen der veelsoortige rubrieken en afdeelingen, onder-rubrieken en onder-afdeelingen, heel de nasleep dezer officieele statistiek, met haar stortvloed van getallen en haar warnet van graphische figuren, - dit alles zal zich nog wel eenigen tijd laten wachten. En dat is dan ook volstrekt niet onverklaarbaar.

Immers, zulk een volkstelling, maar vooral de bewerking er van, is in waarheid een reuzentaak, van welker omvang het publiek meestal geen juist begrip heeft, zoodat het wel de moeite waard is, den lezer dienaangaande eens in te lichten, aangezien de resultaten der volkstellingen de belangrijkste gegevens voor de geschiedenis der beschaving aan de hand doen.

Ofschoon ons reeds uit de grijze oudheid van nu en dan gehouden volkstellingen verhaald wordt, zijn ze toch in hun tegenwoordigen vorm en volkomenheid eene instelling van den nieuweren tijd. In Duitschland was het de Keurvorst Johan van Brandenburg, die het eerst ten jare 1573 de registers van den Burgerlijken Stand en de volkstellingen invoerde. Deze registers van den Burgerlijken Stand vonden langzamerhand in alle Europeesche Staten ingang, werden meer en meer verbeterd en stelselmatig verder ontwikkeld, en men zou eigenlijk moeten veronderstellen, dat, zoolang zij bestaan, afzonderlijke volkstellingen niet noodzakelijk zijn, daar immers uit deze registers de zoogenaamde ‘beweging der

[pagina 345]
[p. 345]
bevolking,’ d.w.z. hare toe- en afneming, op grond van officieele bewijsstukken steeds is na te gaan. Maar dit is niet het geval. Al wordt in die registers ook aanteekening gehouden van de geboorten en de sterfgevallen, ontbreekt daarin toch eene opgave omtrent de in vele Staten zeer sterke landverhuizing, en zoo ook omtrent de immigratie en de verplaatsing van plattelands-bewoners naar de groote steden. Uit de gezamenlijke bevolkingsregisters van al de gemeenten eens lands zich een denkbeeld van de juiste verhoudingen der bevolking te maken, zou alleen reeds daarom bijna onmogelijk

illustratie
nieuwe schoentjes. Naar Henriëtte Sutcliffe. (Zie blz. 343).


zijn, omdat er door het heen en weer trekken van vele personen uit de eene plaats naar de andere binnen het Rijk, voortdurend veranderingen komen in de registers van den Burgerlijken Stand.

Men heeft derhalve besloten, op bepaalde tijdstippen - in Duitschland en andere landen om de vijf jaren, ten onzent om de tien - op een vastgestelden dag alle binnen het Rijk aanwezige personen te tellen. Bij ons heeft men daarvoor om de tien jaar den nacht tusschen 31 December en 1 Januari gekozen; in Duitschland stelt men om de vijf jaar de berekening vast op den 1sten December.

In de grootste Rijken zijn de uitkomsten der volkstellingen natuurlijk het merkwaardigst. Laat ons daarom die uitkomsten eens nagaan wat Duitschland betreft. Een heel stuk geschiedenis der beschaving ontrolt zich b.v. voor onze oogen, wanneer wij van het jaar 1820 tot op de volkstelling van 1885, de vóórlaatste, aan de hand van het ‘Statistisch Jahrbuch für das Deutsche Reich, 1888,’ de toeneming van Duitschlands bevolking nagaan.

Ten jare 1820 bedroeg de bevolking binnen het grondgebied van het tegenwoordige Duitsche Rijk 26,291,000 inwoners, in het jaar 1885 daarentegen 46,855,000, en bij de laatste telling (van 1890) meende men op 48,000,000 te kunnen rekenen. In den loop van zeventig jaren heeft de bevolking van Duitschland zich dus bijna verdubbeld. Reeds deze cijfers op zich zelven leveren een doorslaand bewijs van de voorspoedige ontwikkeling, waarin zich het Duitsche Rijk verheugen mag, een bewijs ook, hoezeer de vredejaren van 1815 tot 1866, en daarna van 1870 tot heden, aan het volk ten goede zijn gekomen, hoe Duitschland zich innerlijk versterkt heeft, en hoe vooral de laatste twintig jaren, sedert het ontstaan van het Duitsche Rijk, er toe bijgedragen hebben om alle omstandigheden zoodanig te verbeteren, dat ook het cijfer der inwoners voortdurend steeg. In het jaar 1870 bezat het Duitsche Rijk 40,816,000 inwoners, in het jaar 1885, zooals reeds opgemerkt

[pagina 346]
[p. 346]

is, bijna 47,000,000. In den tijd van vijftien jaar is het dus met ruim 6,000,000 inwoners toegenomen, terwijl in hetzelfde tijdsverloop het bevolkingscijfer van Frankrijk voortdurend achteruitging. In het jaar 1870 had Frankrijk meer inwoners dan Duitschland; in het jaar 1875 had het er reeds een weinig minder, en sedert dien tijd blijft het met zijn aantal inwoners voortdurend bij den wasdom der Duitsche bevolking ten achteren. Bij dit verschijnsel zijn niet alleen de maatschappelijke verhoudingen in 't spel, maar ook de zedelijke en staatkundige toestanden; en elke nieuwe volkstelling kan Frankrijk doen zien, dat het met zijne principes en levensbeschouwingen op een verkeerd spoor is, terwijl Duitschland onafgebroken verder kan voortschrijden, daar het zich, zooals de volkstellingen aantoonen, op den weg van bestendige ontwikkeling bevindt.

Bij de volkstellingen wordt echter niet alleen het cijfer der aanwezige inwoners vastgesteld, maar nog eene groote menigte andere dingen, welker kennis voor autoriteiten en regeeringspersonen hoogst noodzakelijk is.

De volkstelling doet ons zien, hoeveel inwoners er op een bepaald grondvlak komen; en dit getal te weten, is van het hoogste belang, om zoo mogelijk hulp te verleenen, wanneer enkele gewesten of districten aan óverbevolking mochten lijden.

Op den vierkanten kilometer komen thans, volgens de telling van 1885, in Duitschland 84 inwoners, in Frankrijk 74, in Rusland slechts 16. Het minste aantal menschen wonen er betrekkelijk in Zweden en in Noorwegen; in den eerstgenoemden Staat komen er slechts 10, in den laatsten zelfs niet meer dan 6 op den vierkanten kilometer, terwijl Engeland 112, ons land 128 en België 192 inwoners op den vierkanten kilometer telt.

Doch de formulieren der telkaarten, welke in Duitschland gewoonlijk bij de volkstellingen gebruikt worden, bevatten nog geheel andere vragen, die beantwoord moeten worden, dan de hier aangestipte; en de bouwstoffen, die zij leveren, geven na hunne bearbeiding inlichtingen omtrent de klassen van leeftijd, omtrent de mannelijke en vrouwelijke personen, omtrent de toestanden op godsdienstig gebied, omtrent het familieleven, omtrent huwelijks-vereenigingen, en verder over al zulke individuen, die aan Staatshulp behoefte hebben, zooals doofstommen, blinden, idioten, enz.

Aan de jongstgehouden volkstelling in het Duitsche Rijk heeft men ook het opmaken van een nijverheids-statistiek verbonden, die zich uitstrekt over de zelfstandige uitoefening van al die industriën, welke naar hunnen aard bij de bewerking der nijverheids-statistiek van 1882 in aanmerking kwamen, met uitzondering van de als industrie gedreven veeteelt en visscherij, benevens van het handels-, verkeers-, logements- en ververschingswezen. Eindelijk komt ook in aanmerking de verdeeling der bevolking over de steden en het platteland, wat betreft de ontwikkeling uit het oogpunt van beschaving en de hygiënische toestanden.

In de steden concentreert zich het verkeer, de industrie en de economische kracht, maar tegelijkertijd wordt daardoor ook het proletariaat, de misdaad en de onzedelijkheid bevorderd; en evenals dat volk zich nog niet in een staat van voorspoedige ontwikkeling bevinden zou, waarin de verhouding der stedelingen tot de dorpsbewoners eene ongunstige zou zijn, evenzoo zal dát volk zich niet normaal ontwikkeld hebben, waarbij de steden óverbevolkt zijn, terwijl het platteland zich meer en meer ontvolkt.

Sedert een reeks van jaren toch is in vele landen de wasdom der steden buitengewoon snel vooruitgegaan, doordien het platteland aan de steden zijn overcompleete bevolking overdeed. Niettemin is bijna overal de landelijke bevolking talrijker dan de stedelijke, en in Duitschland waren er ongeveer 60% der inwoners op het land, 40% in de steden en in plaatsen met meer dan 2000 inwoners. In Zweden woont 89% op het land, in Frankrijk 70%. In België en ons land zijn de verhoudingen juist omgekeerd; in België woont slechts 36% der bevolking op het platteland, in ons land zelfs niet meer dan 20%. Natuurlijk moet men bij ons land steeds in 't oog houden, dat de talrijke kanalen, dijken enz., die op het bij de voortdurende overstroomingen der zee aangespoelde land zijn opgericht, betrekkelijk weinig grond tot bebouwing overgelaten hebben, en dat dientengevolge de bevolking zich wel in de steden moest concentreeren, vooral daar ons land ook thans nog een der belangrijkste handelsstaten is en door zijne voortreffelijke havens ook altijd eene gewichtige rol op het gebied van den wereldhandel spelen zal. Daarentegen zijn in België de verhoudingen ongezond; en de telkens wederkeerende arbeidersbewegingen en opstanden werpen op de toekomst van dat land een zeer somber licht.

Nadere bijzonderheden zullen wij nog omtrent de bovengenoemde wonings- en behuizingscijfers geven. Natuurlijk woont het grootste aantal menschen in één huis in de steden, waar de grond voor huizen en straten duur is en er zich vijf, zes en meer verdiepingen boven elkander bevinden, terwijl op het platteland den bewoners meestal meer ruimte ter beschikking staat en zelden meer dan twee verdiepingen hoog gebouwd wordt. Uit een statistiek tusschen de jaren 1870 en '80 zien wij, dat er in één huis gemiddeld woonden: te Londen 10, te Hamburg 14, te Stuttgart 20, te Parijs 38, te Berlijn 48, te Petersburg 40 personen. Wil men deze cijfers echter statistisch toepassen, dan moet bovendien nog vastgesteld worden, hoe deze woningen zijn ingericht: hoeveel kamers zij hebben, op welke hoogteligging zij zich bevinden, of de woning aan de voorzijde ligt, of zij kamers met stookplaatsen heeft, of er eene industrie in wordt uitgeoefend of niet. Juist met die vragen zullen wij ons hieronder nog eenmaal bezig houden, wanneer wij den lezer duidelijk maken, wat de bearbeiding van het statistisch materiaal der volkstellingen te beteekenen heeft.

Men kan aannemen, dat het Statistisch Bureau van het Duitsche Rijk te Berlijn, in weerwil van talrijke hulpkrachten en van een onafgebroken arbeid, gewoonlijk drie jaren tijds noodig heeft, om slechts eenigermate het materiaal, dat de dag der volkstelling oplevert, te verwerken en productief te maken. De Berlijner is misschien zelf reeds volksteller geweest; zoo niet, dan heeft hij toch reeds kaarten ingevuld en weet hij, dat er voor ieder afzonderlijk persoon van een huishouden een kaart met zoo- en

[pagina 347]
[p. 347]

zooveel vragen ingevuld moet worden, en bovendien nog eene afzonderlijke huishoudingskaart. Een aantal van zulke huishoudingskaarten komen in een afzonderlijk in te vullen omslag, een huiskaart, die inlichting geeft omtrent de gezamenlijke verhoudingen van het huis, waarin de betrokken gezinnen wonen. Uit de huiskaarten worden eindelijk samenstellingen en lijsten voor de stadswijken of gemeentedistricten, voor de stad, het gewest, het regeeringsdistrict, de provincie en den Staat gemaakt. Eerst daarna wordt het gezamenlijke materiaal bij gansche wagenladingen tegelijk naar Berlijn getransporteerd, om daar bearbeid te worden.

Wanneer men nagaat, dat er op die wijze ongeveer 47 millioen afzonderlijke telkaarten bij de volkstelling van 1885 te Berlijn aankwamen, dan zal men zich kunnen voorstellen, welke bergen van materiaal er zich aan het centraalstation ophoopen, waarbij dan nog al de lijsten en samenstellingen der verschillende autoriteiten komen.

Naar men weet, is de volkstelling in Duitschland alleen daardoor mogelijk, dat er zich vrijwillige arbeidskrachten - de zoogenaamde volkstellers - aanmelden, die van huis tot huis gaan, om de ingevulde kaarten af te halen of ze ter plaatse in te vullen, wanneer de betrokken bewoners de schrijfkunst niet verstaan; en deze dienst, dien de volkstellers den Staat bewijzen, is waarlijk niet gering te schatten, aangezien van hunne zorgvuldigheid en nauwgezetheid het volkomen vertrouwbare der geheele volkstelling afhangt.

Ieder volksteller legt de kaarten van zijn district bijeen, maakt er bovendien eene afzonderlijke controlelijst bij op, en overhandigt ze aan het naastbijzijnde officieele bureau van den districts- of gemeentebestuurder, die op zijn beurt de bij hem ingeleverde stukken bijeenpakt, van controle- en totaallijsten voorziet en aan de in rang op hem volgende autoriteit doorzendt. Het gansche materiaal komt ten slotte uit de verschillende centrale bureaux bij het hoofdbureau in Berlijn aan, en hier kunnen dan nu de werkzaamheden een aanvang nemen.

In de eerste weken moet men er zich daar toe bepalen, het ingekomen materiaal te sorteeren, te controleeren en over te tellen, alvorens men er zich toe zetten kan om het te gaan verwerken. Hierbij dient nog opgemerkt te worden, dat de groote steden meestal het geheele materiaal der volkstelling, eer zij het aan de volgende autoriteit afgeven, laten copieeren, om op hun eigen houtje voor hun district statistische berekeningen te maken, die voor elke gemeente afzonderlijk even belangrijk zijn als de totaaluitkomsten dezer statistiek voor den geheelen Staat.

Nadat het materiaal op het Statistisch Bureau gesorteerd en gerangschikt is, gaat men over tot de bearbeiding er van, onder verschillende rubrieken. Men stelle zich eens voor, hoeveel werkkrachten er wel noodig zijn, om 47 millioen telkaarten slechts in deze vier groepen: Man, Vrouw, Jongen en Meisje, te sorteeren. Nog veel moeilijker wordt natuurlijk de zaak, wanneer volgens de verschillende leeftijden gesorteerd wordt. Elk der ouderdomsklassen heeft weder eene afdeeling voor mannelijk en vrouwelijk, en in 24 groepen moet dus reeds voor dit doel heel het reusachtige materiaal gesorteerd, overgeteld en vergeleken worden, om eenige weinige cijfers te verkrijgen, waaruit echter door de voortzetting van den arbeid telkens weder nieuwe cijfers ontstaan, totdat het laatste hoofdcijfer de zekerste uitkomst oplevert aangaande die toestanden des lands, die men zoo nauwkeurig mogelijk wil kennen.

Om er den lezer eenigermate een begrip van te doen krijgen, wat het zeggen wil, zulk een reusachtig materiaal stelselmatig te bewerken, willen wij met hem eens de bearbeiding der wonings- en behuizingscijfers nagaan en tot model de eene of andere groote stad, b.v. Breslau, nemen.

Het stadsgebied heeft ongeveer 320,000 inwoners; er waren dus 320,000 afzonderlijke kaarten, benevens zoo- en zooveel huishoudings- en gebouwkaarten te bewerken, en het materiaal vult ongeveer een groote kamer geheel, van den vloer tot den zolder. Laat ons nu aannemen dat de vragen, die bij de bewerking der behuizingscijfers gesteld werden, de volgenden waren: 1o. Ligt de woning aan den voorkant? 2o. Op welke verdieping ligt zij? 3o. Hoeveel kamers heeft de woning? 4o. Hoeveel kamers met stookplaatsen heeft de woning? 5o. Wordt er in de woning een industrieel bedrijf uitgeoefend?

Een aantal medewerkers ontvangt thans pakkets-gewijze de voorhanden telkaarten en schrijft op iedere afzonderlijke kaart de beantwoording der vragen op, die uit de huishoudings- of huiskaart blijkt, waartoe als antwoord op de eerste vraag een J. of N. (Ja of Neen), op de tweede vraag een P. (parterre), 1e, 2e, 3e, 4e, 5e (verdieping) of K. (kelder) op de kaart gezet wordt; daarna de verschillende getallen, die het aantal der bewoonbare en van stookplaatsen voorziene kamers aangeven, en ten slotte op de laatste vraag weder een J. of N. Alleen om dezen louter werktuigelijken en toch eene onafgebroken opmerkzaamheid eischenden arbeid uit te voeren, moeten er minstens twintig klerken weken lang aan 't werk gehouden worden.

Is dit opschrijven der bedoelde aanteekeningen op elk der afzonderlijke telkaarten afgeloopen, dan moeten al die 320,000 kaarten nog, overeenkomstig het antwoord op de eerste vraag met Ja of Neen, in twee stapels verdeeld en daarna nogmaals geteld worden. Bij de tweede vraag naar de hoogteligging moeten er zes of zeven verschillende stapels van de 320,000 kaarten gemaakt worden, elke stapel moet weder nageteld en de dan ten slotte verkregen getallen opgeteld worden. Maanden lang kan het op die wijze duren, totdat er ten slotte een aantal cijfers uitkomt, waaruit men eindelijk een gevolgtrekking kan maken betreffende de gezamenlijke woningstoestanden, de hygiënische gesteldheden, de financieele verhoudingen, de economische toestanden, den omvang der industrie, de dichtheid en de welvaart van de bevolking der stad Breslau, enz.

En wanneer men na een langen en moeitevollen arbeid deze gevolgtrekkingen uit de totaalcijfers verkregen heeft, dan heeft men daarmede nog slechts het resultaat voor ééne enkele stad bereikt, die slechts 320,000 inwoners bezit; en nu denke de lezer zich diezelfde vragen op de 48 millioen inwoners van Duitschland toegepast, en het zal hem onwillekeurig beginnen te schemeren bij de gedachte aan den arbeid, die er noodig is, om uit de op één en-

[pagina 348]
[p. 348]

kelen dag ingezamelde kaarten der volkstelling de totaalcijfers te verkrijgen, waaruit resultaten gevormd kunnen worden betreffende de gezamenlijke verhoudingen der inwoners van het Duitsche Rijk.

Men houde hierbij bovendien in 't oog, dat, wanneer deze totaalcijfers door maandenlangen zwaren arbeid verkregen zijn, het Statistisch Bureau zich dan nog pas geplaatst ziet voor de taak om de getallen der onderscheidene volkstellingsperioden met elkander te vergelijken, de vermeerdering of vermindering, toe- of afneming te berekenen, - en men zal begrijpen, welk een reuzenarbeid er aan zulk een volkstelling verbonden is.

En hebben dan de statistische autoriteiten des Rijks, der Staten en der groote steden de bearbeiding

illustratie
landschap. Naar J.W. Van Borselen. (Zie blz. 344).


der laatste volkstelling afgewerkt, dan zien zij zich weder geplaatst voor de vraag, op welke wijze de eerstvolgende volkstelling moet voorbereid worden, welke nieuwe vragen er op de telkaarten kunnen worden geplaatst, op welke wijze de geheele exploitatie der zaak wellicht vergemakkelijkt zou kunnen worden, en hoe men zich door nieuwe vragen over thans nog onbekende verhoudingen misschien nog nieuwe inlichtingen zou kunnen verschaffen. In een aantal zittingen en conferentiën van allerlei autoriteiten worden die vragen eindelijk vastgesteld, en daarna het drukwerk van het reuzenmateriaal voor de aanstaande volkstelling voorbereid, die den statistischen bureaux weder een geweldig arbeidsmateriaal voor de volgende jaren brengt.

En nu stelle men zich eens voor, welk een arbeid de geleerden te verrichten hebben die uit de totaalcijfers van alle landen voor bepaalde doeleinden de resultaten moeten berekenen, welke op geheele werelddeelen, ja op de gansche aarde betrekking hebben, - en misschien krijgt de lezer dan toch eenigen eerbied voor de hieronder volgende cijfers, die op deze berekeningen gegrond zijn.

Op de geheele aarde bestaan er tegenwoordig 3064 talen en meer dan 1000 godsdiensten. Het aantal mannen is nagenoeg gelijk aan dat der vrouwen. De gemiddelde levensduur bedraagt 33 jaar. Een vierde gedeelte van de bewoners der aarde sterft vóór het bereiken van het 17de levensjaar. Van de 1000 personen bereikt er slechts één den 65-jarigen leeftijd. Er wonen iets meer dan een milliard (duizend millioen) menschen op de aarde; daarvan sterven er 35,214,200 ieder jaar, 96,480 iederen dag, 4020 ieder uur, 67 in elke minuut, en gemiddeld 1 per seconde. - Daarentegen worden er jaarlijks 36,742,000, dagelijks 100,800, ieder uur 4200, en per minuut 70 menschen geboren. De gehuwden leven gemiddeld langer dan de ongehuwden, de matigen en de vlijtigen leven langer dan de zwelgers en de luiaards, en de personen die tot de beschaafde volken behooren, hebben in den regel een langeren levensduur, dan de nog onbeschaafde volksstammen. Groote menschen leven in den regel langer dan kleine. De vrouwen hebben in vergelijking van de mannen gunstiger uitzichten op een langen levensduur vóór het bereiken van het 50ste levensjaar, maar ongunstiger ná dien tijd.

[pagina 349]
[p. 349]


illustratie
de vredevlag. Naar G. Eggena.


[pagina 350]
[p. 350]

Deze en nog vele andere bijzonderheden hebben wij aan de volkstellingen te danken, en de lezer vervult niet alleen een burgerplicht, maar arbeidt ook aan de vermeerdering onzer kennis, wanneer hij bij het houden eener volkstelling de hem toegezonden kaarten steeds zoo nauwkeurig en zorgvuldig invult als hem slechts eenigszins mogelijk is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken