Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1891 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1891
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1891Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1891

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.21 MB)

Scans (96.69 MB)

ebook (28.42 MB)

XML (2.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1891

(1891)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Baron von Münchhausen.

Wie heeft niet de geniale pocherijen gelezen van den beroemden Baron von Münchhausen? Wie dankte daaraan niet eenige aangename uren? Maar wie heeft ooit anders gedacht dan dat de verhaler dier fantastische lotgevallen zelf slechts het product der fantaisie van den koenen, onbekenden schrijver dier jagersprookjes was?

En toch is 't zoo niet. Baron von Münchhausen is niet als Don Quichotte of Gil Bias de schepping van een romanschrijver, de denkbeeldige held van

[pagina 372]
[p. 372]

dolle, ongelooflijke avonturen, maar is een man van vleesch en bloed geweest, een dapper jager, een onuitputtelijk verteller, die zijn wonderbare lotgevallen zoo niet zelf beleefd, ten minste zelf verzonnen en verhaald heeft, en toch zijn wereldberoemden naam tegen zijn zin verwierf; het lag volstrekt niet in zijn bedoeling eens vereeuwigd te worden als de grootste opsnijder en bluffer, die ooit bestond. Hij hield zijn ouden, eerbiedwaardigen naam in eere, en het was misschien zijn grootste verdriet, dat die tot een gemeennaam is geworden voor onbeschaamde, hoewel hoogst vermakelijke pocherijen.

Nu nog leeft in Hannover een wijdvertakte familie, die den naam von Münchhausen draagt, maar de meesten dachten, dat deze gelijkenis van naam een toevallige was en dat de

illustratie
hieronymus carl friedrich, baron von münchhausen.


onbekende schrijver der jachtverhalen, misschien zonder die familie te kennen, zijn held aldus genoemd had.

Maar men weet nu beter! Aan een der zijtakken van den Weser, in een liefelijk dal, staat het stamslot der Münchhausens, Schwöbber genaamd, het schouwtooneel van Münchhausen's wonderbare verhalen. Het is een echt ouderwetsch, sterk kasteel, in de laatste helft der 16de eeuw gebouwd, door Helmar von Münchhausen, een geweldig krijgsman en een dapper partijganger, die in Schwöbber altijd driehonderd lansknechten om zich had.

Het huis bestaat uit een hoofdgebouw van twee verdiepingen met twee vleugels; de binnenhoeken van den slothof worden door twee torens geflankeerd, waarin zich de steenen wenteltrappen bevinden, die naar de bovenverdiepingen voeren. De gevels zoowel als de uitbouwen zijn met grauwen zandsteen versierd in den stijl der duitsche renaissance; het geheel, diep verscholen als het is in het dal van den kleinen maar forellenrijken Bower, maakt met zijn groot slotplein tusschen de vleugels, zijn ouderwetschen bouwtrant en den breeden vijver, rijk aan karpers, waarvan de oudsten misschien nog door Helmar zelf daarin geworpen werden, en waarin zich een der vleugels spiegelt, en vooral door zijn prachtig park, een verrassenden, grootschen indruk. In de groote ridderzaal, die, behalve een kolossalen, rijk gebeeldhouwden schoorsteen, geen andere bouwkunstige versieringen bezit, hadden de groote jachtmaaltijden plaats, en hier, onder den invloed van den wijn en het wildbraad, vertelde baron von Münchhausen zijn beroemdste ‘stukken’ aan de ongeloovige en toch aandachtig toeluisterende gasten.

Jagers waren de Münchhausens vóór alles, dat bewijzen hun familieportretten, die de muren der zalen bedekken; het zijn allen de beeltenissen van krachtige mannen in roode jachtrokken met roode gezichten en zware pruiken.

Er bestaan twee takken van het geslacht Münchhausen, de zwarte en witte. Tot de eerste behoorde onze held, Hieronymus Carl Friedrich, baron von Münchhausen, geboren op het goed Bodenwerder - dat niet meer in de familie is - den 11 Maart 1720 en daar gestorven den 22 Februari 1797.

Zijn vader was George Otto, gestorven in 1724 als overste in Hannoverschen dienst, en zijn moeder Sybilla Wilhelmina von Reden Hastenbeck, gestorven 20 April 1741. Van zijn kindsheid is ons niets bekend; hij schijnt jong in dienst getreden te zijn bij den erfprins Anton Ulrich van Brunswijk. Toen deze door keizerin Elisabeth van Rusland benoemd werd tot kommandant van een kurassiers-regiment, stelde hij Münchhausen in dit regiment als cornet aan en schonk hem daarbij drie fraaie sjabrakken en pistolen (deze pistolen, zeer kleine, met zilver ingelegd, welke Münchhausen steeds gedurende zijn diensttijd gedragen heeft, bevinden zich nog op het kasteel Schwöbber) benevens het momtur. Het elegante, op perkament gedrukt, met groot keizerlijk zegel voorzien patent is van den 11 December 1739. Reeds in het volgende jaar benoemde hem de erfprins, met voorbijgang van twaalf cornetten, tot luitenant in zijn lijfcompagnie, wat hij zijn moeder van uit Riga meldde met de volgende woorden: ‘Ik bevind mij hier zeer goed en er geschiedt mij van de Heeren Edellieden en hunne Dames veel obligeance.’

Den 2 Februari 1744 huwde hij in Perwial in Lijfland met Jacobina von Dunten. Den 2 November 1750 verkreeg hij het gevraagde eenjarige verlof en den 24 Januari 1752 een even lange verlenging, omdat zijn aanwezigheid in Hannover noodig was tot regeling en scheiding der geldzaken der gebroeders, hetgeen dan ook tot stand kwam. Over zijn ontslag is niets bekend; na zijn tweejarig verlof schijnt hij weer naar Rusland teruggekeerd te zijn, maar bleef daar niet voortdurend, zooals uit het archief van Bodenwerder blijkt, waarin zich nog vele handschrif-

[pagina 373]
[p. 373]

ten van hem bevinden, uit alle jaren haast van zijn leven.

Hij deed veel tot verbetering van zijn landgoederen en leefde daar in landelijke stilte en niet al te drukken omgang met zijn verwanten en vrienden; zijn

illustratie
schwöbber, het stamslot der münchhausens.


eenig maar hartstochtelijk genot vond hij in de jacht en de daarbij gebruikte honden en paarden, wier volmaaktheden hij gaarne, zooals wij trouwens genoeg weten, wist aan te prijzen. Zijn jager, die ook telkens in zijn geschiedenissen voorkomt, heette Rosemeyer en scheen een flinke kerel te zijn, die dikwijls allerlei streken uithaalde met boeven en wilddieven en het dikwijls ook met de overheid te kwaad had.

Münchhausen leefde 46 jaar lang met zijn vrouw in kinderloos, hoewel hoogst gelukkig huwelijk, totdat zij in 1790 stierf. Van dit oogenblik beginnen zijn laatste, zeer treurige jaren, die door het verschijnen zijner geschiedenissen, waarover hij zich zeer ergerde, niet weinig verbitterd werden. Daarbij kwam nog, dat hij de dwaasheid had om op 75jarigen leeftijd een tweede huwelijk te sluiten met een coquette zonder hart, de dochter van een ouden krijgskameraad, die den grijsaard op de listigste wijze had weten in te pakken, hem daarna op allerlei manieren bedroog, en eindelijk schandelijk verliet. Moede en gebroken stierf Münchhausen den 22 Maart 1797 in zijn huis te Bodenwerder, en ondanks al zijn ellende verliet hem zijn humor niet; toen zijn huishoudster eenige dagen vóór zijn overlijden, hem toedekkende, bemerkte, dat aan een zijner voeten twee teenen ontbraken, en uitriep: ‘Hoe komt dat?’ antwoordde hij bedaard: ‘Och, die heeft een ijsbeer mij op de jacht afgebeten.’

[pagina 374]
[p. 374]

Zijn door een nakomeling te Berlijn bewaard portret toont ons hem in russische kurassiers-uniform, als een sterke, krachtige figuur. Hij was een door en door degelijke, eerlijke en - hoewel zijn naam als leugenaar bij uitnemendheid bekend staat - een zeer waarheidlievend man. Zijn improvisatietalent vermocht uit de meest gewone jacht-, reis- en oorlogsavonturen met groote geestigheid allerfantastische verhalen te vormen, en wanneer hij onder het praten warm was geworden, dan wist hij allerlei gevallen uit den oorlog tegen de Turken of de jacht tegen wolven en beren met allerlei gebaren zoo levendig en aanschouwelijk voor te stellen, dat de hoorders meenden het verhaalde zelf te zien. Hij was met zijn talent evenmin opdringend als door zijn herhalingen vervelend. Meesterlijk verstond hij het, als de anderen, aan tafel, verhit door het genot van de jacht en den mild stroomenden wijn, elkander overtroffen in het zoogenaamde jagerslatijn, zijn ongeloofelijke verzinsels als hoogste troef daarop in te zetten, zoo het woord te behouden en een einde te maken aan de geestlooze pocherijen der anderen, want niemand kon hem overtreffen.

Aan een biographische schets, die, naar schrift en papier te oordeelen, kort na zijn dood schijnt geschreven te zijn, ontleenen wij het volgende:

‘Bijna alleen in een hoogst vertrouwelijken kring van vrienden en bekenden was hij er toe te bewegen iets te vertellen, gewoonlijk na tafel, als hij zijn kolossale meerschuimen pijp gestopt had en een dampend glas punch naast hem op tafel stond. Begon het gesprek levendig te worden, dan dwarrelden de wolken uit zijn pijp altijd dikker omhoog en zijn armen werden steeds onrustiger; de kleine staartpruik begon door de handen op het hoofd te dansen, het gezicht werd steeds levendiger en rooder, en de anders zoo waarheidlievende man wist dan door zijn levendige verbeeldingskracht alles zoo duidelijk af te schilderen, dat het verhaalde den toeschouwers ten slotte als een wonderbare, nooit gehoorde waarheid voorkwam.’

Niet te verwonderen is het, dat deze geniale snoeverijen in wijdere kringen door verder vertellen bekend werden; een onbeschaamde indiscretie echter, een daad van den zwartsten ondank was het dat zij, tot een boek verzameld, aan het groote publiek onder den waren naam van den oorspronkelijken verhaler werden uitgegeven.

Merkwaardig is het zeker, dat het boek niet in Duitschland het licht zag en dat het eerst zelfs niet in het Duitsch geschreven was.

In het jaar 1785 verscheen in Londen, onder den titel van: ‘Baron Münchhausen's narrative of his marvellous travels and campaigns in Russia’ een verzameling van de verhalen des Barons, die buitengewoon veel opgang maakte en in korten tijd verscheidene oplagen beleefde.

De verzamelaar was - Münchhausen's vroegere secretaris, een man voor wien hij zich op alle wijzen geïnteresseerd en dien hij aan een aanzienlijke winstgevende betrekking geholpen had. Diens naam was P.C. Raspe, en hij was een niet onverdienstelijk oudheidkundige en mineraloog; ook was hij, als schrijver van verscheidene belletristische werken, aan zijn tijdgenooten niet onbekend. Door Münchhausen's tusschenkomst had hij een professoraat in Cassel verkregen en was tot opzichter van de zeer belangrijke kunstverzameling aldaar benoemd.

Raspe was een slimme vogel, en toen de grond hem in Cassel te warm werd, vluchtte hij, nadat hij het muntkabinet beroofd had van zeer kostbare exemplaren, naar Londen, waar hij er goed van leefde zoolang als de opbrengst der munten reikte. Daarna ging het hem zeer slecht en hij verdiende, als dagbladschrijver, een karig stukje brood. Toen herinnerde hij zich eens zijn weldoener en al de fraaie geschiedenissen, die deze placht te vertellen; in een land, dat den sport zoo huldigt, moesten zulke vertellingen opgang maken, dacht hij, en snel besloten schreef hij het boek, vond een uitgever, en het succes leerde hem dat hij zich niet misrekend had.

Het boek vond van het eerste oogenblik af een sympathiek publiek, zoodat het in drie jaren vijf drukken beleefde en zelfs, tot opera bewerkt, op het tooneel kwam. Zooveel tact, of liever schaamtegevoel, had Raspe toch nog, dat hij zijn naam niet op het titelblad zette - het werk verscheen anoniem. Eerst na de 4de engelsche oplaag werd het in 't Duitsch vertaald, en wel door Burger en Lichtenberger.

Door deze vertaling hoorde Münchhausen 't eerst van het gebruik, of liever misbruik, dat van zijn naam gemaakt werd; de ontstemming daarover heeft hij nooit kunnen te boven komen, en aan zijn vrienden, die hem de zaak anders trachtten te doen opvatten, klaagde hij bitter zijn nood, dat hij, door de schuld van Burger en Lichtenberger, in de oogen van iedereen was belachelijk gemaakt.

Wat zou hij wel er van gezegd hebben, als hij geweten had, welk een beroemdheid zijn naam verkreeg, wanneer hij had kunnen vermoeden dat zijn avonturen, in alle talen overgezet, tot een algemeene lievelingslectuur geworden waren - dat na honderd jaar zijn naam nog zou schitteren als die van den aardigsten en beminnelijksten verteller?

Dan zou hij 't ook beleefd hebben wat hij in de bitterheid der verontwaardiging dikwijls gewenscht had, dat men namelijk algemeen zou gelooven, dat Hieronymus von Münchhausen niets was dan de hersenschim van een fantastisch dichter, want tot nu toe heeft men het meestal gedacht.

Uit de akten der familie is het nu voldoende bewezen, dat Baron von Münchhausen werkelijk bestaan heeft en dat zijn geschiedenissen door hem zelf verdicht en verteld zijn, al werden zij ook buiten zijn weten en tegen zijn wil wereldkundig en - wereldberoemd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken