Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1892 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1892
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1892Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1892

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (25.09 MB)

Scans (85.32 MB)

ebook (26.95 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1892

(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Rossini's eeuwfeest.

Den 29en Februari 1792 werd in de italiaansche stad Pesaro Gioachino Rossini geboren. Wie heeft zijn naam niet gehoord? Wie kent niet zijn meesterwerken: De Barbier de Seville, Guillaume Tell, die tot het opera-repertoire van alle schouwburgen der wereld behooren; wie kent niet die geestige, melodieuze, pittige muziek, welke juist door haar sympathieke eigenschappen zulk een groote populariteit verwierven, dat zij thans in onze ooren maar al te spoedig de herinnering aan draaiorgels en reizende muzikanten opwekken?

Een zondagskind was Rossini in alle opzichten; hij ging door het leven met een glimlach en een lied; van de doornenkroon van het genie merkte hij zeer weinig; zij vermocht niet door de lauweren, welke zijn voorhoofd bedekten, te dringen. Hij wierp met volle hand de schatten van zijn muzikaal genie rond, totdat hij met de wijsheid van een philosoof begon te vreezen, dat hij 't beste gegeven had, waarover hij beschikken kon, en toen sloot hij zijn schatkist, maakte zich van zijn lauweren een gemakkelijke zitplaats en trachtte voortaan zoo aangenaam mogelijk het leven door te brengen, tot hij in hoogen ouderdom een kalmen dood stierf.

Weinig kunstenaars wisten zoo wijs met hun talenten en hun leven om te gaan; Rossini heeft nooit als martelaar of miskend genie geposeerd; hij heeft nooit den strijd aangebonden tegen misbruiken en eeuwenoude vooroordeelen, hij liet benijders of vijanden praten, hij sloeg geen nieuwe banen in, en behoefde dus bij dien strijd geen hartebloed te vergieten; hij ging verstandig om zoowel met de schatten van zijn talent als met die zijner beurs, en het gevolg daarvan was, dat hij een lang, gelukkig, algemeen geacht leven leidde en zich volstrekt niet behoefde te beklagen over de smarten, waarmede hij zijn hooge begaafdheid koopen moest. Zijn leven was een lange feestdag, zijn jeugd een ware triomftocht; maar midden op zijn weg bleef hij staan; de middagzon van den roem bescheen hem nog met haar schitterendste stralen, maar hij trok zich in de schaduw terug, uit vrees dat zij hem zouden verzengen en den avond van zijn leven bederven.

Zijn talent was een erfdeel zijner ouders; zijn vader was een verdienstelijk hoornspeler in Pesaro, zijn moeder, Anna Giudarini, een zangeres. De eenigszins bescheidene muzikale begaafdheden van de ouders werden in den zoon vermeerderd en versterkt; reeds op 21jarigen leeftijd componeerde hij zijn ‘Tancredo’; zestien jaar lang volgde de eene opera de andere - Othello, Graaf Ory, Gazza ladra, Barbier van Sevilla, Semiramis, eindelijk Willem Tell.

Na dien tijd liet Rossini zijn scheppingsgave rusten; geen opera werd na dit werk, zijn meesterstuk, meer door hem gecomponeerd; alleen zijn ‘Stabat mater’ en eenige kleinere compositiën toonden aan, dat hij nog in volle mate zijn talent bezat, maar weigerde er langer gebruik van te maken.

‘Een triomf meer,’ zeide hij, ‘zal mijn roem niet vergrooten, maar een nederlaag zou er schade aan kunnen toebrengen.’

Deed hij wel met dit besluit te nemen? In elk geval leverde hij daardoor het bewijs dat zijn muzikale gave geen deel uitmaakte van zijn persoonlijkheid, dat zijn zangen niet uit het diepste van zijn wezen opwelden. Noch Beethoven, noch Mozart, noch Haydn hadden zoo vrijwillig het zwijgen kunnen opleggen aan de zangen, die in hun binnenste weerklonken, zij hadden evenmin kunnen ophouden met hun liederen op te schrijven, als dat de bron naar welgevallen haar gemurmel staakt, of de nachtegaal zijn keel toeschroeft.

Zijn gemak van compositie grensde aan het wonderbare; zijn ‘Barbier de Seville’ voltooide hij in drie weken, de ouverture van Othello werd door hem geschreven in een kamertje van het Paleis van zijn vriend den impressario Barbreja, die den treuzelaar daarin opsloot op water en macaroni, om hem te dwingen eindelijk het lang beloofde werk af te maken; de ouverture van ‘Gazza ladra’ schreef hij op den dag der eerste opvoering in het Theatre la Scala te Milaan, de ouverture van ‘Graf Ory’ componeerde hij al hengelende en onder het aanhooren van een langdradig gesprek over spaansche financiën.

[pagina 112]
[p. 112]

In den dagelijkschen omgang was hij zeer geestig en onderhoudend, en vooral origineel. Nadat hij zich uit het muzikale leven teruggetrokken had, wijdde hij zich geheel aan zijn twee groote liefhebberijen: eten en slapen; hij vond vele fijne schoteltjes uit en was op zijn vaardigheid als kok even trotsch als op zijn schoonste opera's.

‘Ik ken geen aangenamer bezigheid,’ zeide hij, ‘dan eten, maar dan ook eten, wat men eten noemt. Wat de liefde is voor het hart, dat is de eetlust voor de maag; de maag is de kapelmeester, die het groote orkest onzer hartstochten leidt en in beweging brengt. De ledige maag is voor mij het zinnebeeld van de fagot of de piccolofluit, als zij van ontevredenheid bromt of van verlangen gilt. De volle maag daarentegen is de triangel van het genoegen en de pauk der vreugde.’

Hij bleef altijd tot laat op den dag in bed en componeerde het liefste in liggende houding. Men verhaalt van hem, dat hij eens een blad had volgeschreven met noten en het toen liet vallen. Hij was te lui om het op te rapen en componeerde liever het stuk nog eens over; beide compositiën bestaan en verschillen geheel van elkander.

In 1822 huwde hij met de zangeres Isabella Colbraad, misschien uit dankbaarheid omdat zij zijn Semiramis zoo uitstekend vertolkte. Het huwelijk was echter niet gelukkig; de echtgenooten scheidden na eenige jaren. Rossini bleef in Parijs, Isabella vestigde zich in Bologna, waar zij in '45 stierf. Nog geen jaar later hertrouwde hij met Olympa Pelissier, die hem overleefde; beide huwelijken bleven kinderloos.

Nooit wilde Rossini gebruik maken van spoortreinen; altijd reisde hij met postpaarden. Toen na den dood van Bellini diens asch door zijn geboortestad Palermo uit Parijs werd teruggevraagd, verklaarde hij: ‘Mijn lijk moet in Parijs blijven. De spoorwegen zullen mij evenmin dood als levend mogen vervoeren.’

Hij stierf in '68, en hoewel zijn naam en zijn werken nog lang niet vergeten zijn, heeft de honderdste verjaardag van zijn geboorte den naam van den hoogbegaafden maëstro opnieuw in herinnering gebracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken