Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1893 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1893
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1893Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1893

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.41 MB)

Scans (71.66 MB)

ebook (22.52 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1893

(1893)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 271]
[p. 271]

Sigaren en sigaretten.

Terwijl in het jaar 1892 overal van de vóór 400 jaren plaats gehad hebbende ontdekking van Amerika sprake was en ter herinnering aan deze hoogst belangrijke gebeurtenis hier en daar zoovele schitterende jubelfeesten gehouden werden, heeft - merkwaardig genoeg - niemand daaraan gedacht, dat ook terzelfder tijd het jubilé der sigaren mede moest worden gevierd.

Zoeken wij naar de reden van dit, ten gevolge van de wereldheerschappij der sigaar, hoogst bevreemdende feit, zoo kunnen wij die slechts daarin vinden, dat de tallooze vrienden en vereerders der sigaar, zoowel ten opzichte van haar oorsprong als van haar ouderdom in het onzekere verkeeren. En dit te meer omdat hierover verschillende, elkander tegensprekende opvattingen in omloop zijn.

Zoo luidt een dezer opvattingen aldus: dat de sigaar in Duitschland, bij het begin der 18de eeuw, door de Fransche legers als iets uitsluitend Fransch werd ingevoerd, terwijl zij volgens anderen eerst in het jaar 1796 in Hamburg het licht der wereld aanschouwde en mode werd.

Hiertegenover staat, dat de sigarenfabriek van Schlotmann aldaar reeds in 1788 bestond en dat de Hamburgers, bij hun bekende neiging tot nieuwe genoegens, moeilijk de gelegenheid ongebruikt gelaten zullen hebben om de tabak, die zij sedert lang in pijpen rookten, nu ook gerold te gebruiken, zoodra zulk een nieuwe rol te krijgen was.

En wat de Franschen betreft, zoo ontkennen zij het beslist de sigaar uitgevonden en haar op den bovenvermelden tijd reeds gekend en aan andere volken bekendgemaakt te hebben. Zij beweren zelfs dat zij eerst in 1823 door hun uit Spanje terugkeerende troepen er mede zijn bekend geraakt, en voeren tot bewijs daarvan de volgende plaats aan uit Hypolyte Anger: ‘Onze terugreis naar Parijs ging over Orleans. Onderweg ontmoetten wij dikwijls officieren, die uit Spanje terugkeerden. Zij droegen brutaal de sigaar in den mond - een nieuwe gewoonte, die sedert algemeen geworden is.’

Daarmee wordt alzoo het vaderland der sigaar naar Spanje verplaatst en de roem van het vaderschap aan de hidalgo's toegeschreven.

Maar - wie kan het gelooven! - ook zij verzetten er zich tegen, dat een Spanjaard tot het ontstaan en de verbreiding der sigaar iets bijgedragen zou hebben.

Waar is alleen, dat, toen den 19 Augustus 1526 eenige Spanjaarden op de markt van het dorp Nicoya in Mexico kwamen, zij daar een Cacique (hoofdman), omringd door zijn mannen, aantroffen. De heeren zongen en begonnen toen Chicha - een drank uit maïs - op te slurpen, en toen was het dat de Cacique een pakje tabaksbladeren, van omstreeks 6 duim lang en zoo dik als een vinger, uit zijn zak nam. De bladeren waren samengerold en met een draad omwikkeld. De Cacique stak nu de eene punt der rol in den mond, stak het andere aan en zoog van tijd tot tijd den rook der langzaam brandende rol op, hield ze een oogenblik in en stiet ze toen uit den mond of door de neusgaten weer uit. Overigens had iedere Indiaan zulke bladerrollen bij zich, die in hun taal ‘inpoquete’, op Hispaniola en Haïti echter - waar men ze later als sinds lang ingevoerd beschouwde - ‘tabako’ heetten.

Dat intusschen de bovengemelde Spaansche couquistadores (veroveraars) niet die Europeanen waren, welke de sigaar het allereerst gezien en dus voor de beschaafde wereld eenigermate ontdekt hebben, bewijst een plaats uit Columbus' dagboek van het jaar 1491, waar het heet:

‘Twee mijner vrienden vonden daar (op Cuba) vele Indianen, mannen en vrouwen, met een kleinen aangestoken wortel in den mond, die afkomstig is van een soort kruid, dat de Indianen tabak noemen. Zij ademen, volgens hun gewoonte, den geur dezer wortels in.’

Deze wortel nu is zonder twijfel dezelfde als de 34 jaar later op de marktplaats van Nicoya geziene tabaksrol, en de sigaar voor ons Europeanen feitelijk 400 jaar oud, dus volkomen gerechtigd om tegelijk met Amerika het jubilé van haar ontdekking te vieren, hoewel men niet kan ontkennen dat zij eerst in het jaar 1560 de oude wereld bereikte.

Het was de zeevaarder Nicot, een Franschman, die met de eerste tabaksplanten ook de eerste Indiaansche tabaksrollen naar Europa bracht en zich met zulk een brandende rol in den mond het allereerst in de straten van Lissabon liet zien, wat groot opzien baarde. Het volk liep bij scharen Nicot na en noemde wat hij tusschen de lippen hield zeer juist een glimtakje. Onder deze benaming kan dan ook de sigaar haar tweede Europeesche jeugd in Portugal tamelijk onopgemerkt hebben doorgebracht en bij gelegenheid naar Spanje overgewaaid zijn, waar zij het eerst door de Zigeuners zeer vriendelijk ontvangen en oorspronkelijk ‘zingara’ - dat is iets eigenaardigs van de Zingara (Zigeuners) - genoemd is geworden, waardoor mettertijd het woord ‘zigaro’ en sigaar ontstaan is.

Ook laat dit internationaal geworden woord zich afleiden van cignere, iets omgorden. Bovengenoemde opvatting kan wel de juiste zijn, al willen andere menschen ook meenen dat sigaar afkomstig is van ‘cigolare’, dat is schreeuwen, knorren, knarsen, omdat zoovele tabaksrollen bij het rooken allerlei niet altijd even melodieuze klanken lieten hooren.

De oorzaak van dit niet altijd op te merken verschijnsel is niet te vinden, maar veelmeer overal bekend. Ieder weet namelijk, dat de knarsende sigaren òf scheef, d.w.z. slecht gewikkeld zijn en aldus tot verstopping der luchtwegen leiden, òf van binnen zeer zeldzame dingen, als bijv. roze- en andere bladeren, verder loof, hout, menschen- en dierenharen enz. bergen.

Als zeer bijzonder rijk van inhoud hebben zich vooral eenige Italiaansche sigaren betoond. Zoo werd in het slanke lichaam van een ‘Toscana’ eens een veer, een anderen keer een stuk koord, dan weer een spijker, later een lap, een koperen knoop en eindelijk - hoe poëtisch - een vrouwelijke haarlok gevonden.

Een naar Piacenza overgebrachte Maglioni-sigaar echter heeft bij de ontleding de volgende bestanddeelen te zien gegeven: een stukje kalk, gipsstof,

[pagina 272]
[p. 272]

een groote hoeveelheid aarde, een stukje hout, een centimeter koord. Er ontbrak dus, volgens de boosaardige opmerking van den rooker, niets anders meer in de sigaar dan een metselaar met zijn truffel om met een paar duizend van zulke Maglioni-sigaren dadelijk een paleis van zes verdiepingen op te richten. De noodzakelijke materialen waren immers reeds voorhanden.

Ook in de Oostenrijksche sigaren zijn reeds zeer practische dingen, als bijv. een horlogesleutel, een schroef, waaraan men zich bij het afschuiven der asch de vingers verbrandde, een liefdesbrief enz. ontdekt en deze een plaats gegeven in het rariteitenmuseum, dat de redactie van een Weenerblad vóór jaren heeft aangelegd.

Zooals men verzekert, is dit museum zeer rijk voorzien en grappig ingericht, maar is in den laatsten tijd weinig verrijkt geworden, wat voornamelijk toegeschreven moet worden aan het feit, dat ten gevolge dezer onthullingen de tabaksfabrikanten zich genoodzaakt hebben gezien voorzichtiger om te gaan met hun productie en niets anders dan tabak er voor te gebruiken.

Overigens zijn de Oostenrijksche sigaren als voortreffelijk bekend en overal gezocht, waarbij de door de Fransche tabaksregie zelf vervaardigde Opera's, Favoritas, Londres en hoe al deze kostbare soorten heeten mogen, zich niet in een al te goeden naam verheugen. Sigaren zonder aroma, zoo noemen hen de kenners, zijn gemaakt uit een plant, die met de tabaksplant slechts zekere gelijkheid heeft, en zoo erbarmelijk gewikkeld, dat men woedende pogingen moet aanwenden om daaraan eenige trekken te ontwringen.

Gemakkelijk te rooken zijn slechts zekere eerst sedert kort in den handel gekomen Amerikaansche sigaren met papieren dekblad, maar zij geven helaas! het nieuwste op het gebied van bedrog. De geïmiteerde tabaksbladeren worden namelijk uit roggestroo vervaardigd en gelijken op bedrieglijke wijze op de echte. Den tabaksreuk krijgen zij door het weeken in tabakswater. Overigens dient hetzelfde materiaal ook tot vulling van geringer sigarensoorten, zoodat voortaan menige bedrogene in plaats van tabak alleen roggestroo zal rooken.

Sigarenvervalschingen hebben natuurlijk reeds dikwijls plaats gehad. Zoo werd vóór omstreeks 20 jaren de zoogenaamde stroosigaar - een met stroohalmen omwikkelde echte Havana - zoodanig geïmiteerd, dat men de slechtste en kwalijk riekendste tabak met stroo omwikkelde en als uitgezocht kruid, dat slechts eens in de tien jaren groeit, voor veel geld verkocht.

Ten gevolge daarvan raakten de stroosigaren in ongenade en is in hun plaats voor ongeveer 10 jaar een groote havana-sigaar in torpedovorm gekomen, waarvan het geurige lichaam door goud- of zilverpapier in staniool omhuld werd. Ook is zij reeds vervalscht geworden, maar heeft toch de gunst van het rookende publiek niet verloren, een feit, dat een Amerikaansche handelaar op rekening van de verbeelding stelde.

‘Vele mijner klanten,’ verklaarde de eerlijke man eens, ‘houden de tien-cents-sigaren voor het ellendigste tuig der wereld en willen ze voor geen geld rooken. In staniool gehuld en op 50 cent gesteld, smaken zij hun voortreffelijk.’

Zooals bekend is, wisselen de duurdere sigaren zeer spoedig van vormen, maar wie gelooft dat zulks slechts geschiedt om de vervalschingen, dwaalt geweldig. Er is namelijk ook een sigaren-mode, zoo ook een sigaren-modejournaal, het zoogenaamde havanaboek, dat, door een Amerikaansche firma uitgegeven, alle jaren verschijnt en al het nieuwe op het gebied der sigaren bevat.

Iedere afwijking in den buitensten vorm en versiering beteekent natuurlijk een nieuwe mode, die naar de omstandigheid meer of minder in den smaak valt en dus ook meer of minder nagebootst wordt. In het bijzonder werd de door een overzeesch huis vóór een tiental jaren gecreëerde mode, iedere sigaar met een papieren halsband te versieren, die een schild met haar naam of dien der firma, en het fabrieksmerk bevat, overal met blijdschap begroet, want nu bestond eindelijk de mogelijkheid om iedere afzonderlijke sigaar door een met behoorlijk geregistreerd merk voorzienen strik kenbaar te maken en daardoor - omdat het merk niet vervalscht kan worden - voor strafbare nabootsing te beschermen. Dat is ook zoowat alles wat aan de sigaren kan worden gepatenteerd.

Vorm en naam bleven evenals te voren voor ieder toegankelijk, en wie het wil, kan de ellendigste ‘stinkadores’ ‘Flor de Cuba’, ‘Portorico’, Villar y Villar’ of ‘Manilla’ noemen.

Deze namen zijn namelijk beroemd in het rijk der sigaren en zoo nationaal, dat zij aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten. Minder duidelijk daarentegen is de etiquette ‘Koningin Victoria’, die minstens 50 soorten, of ‘Prince of Wales’, die eenige merken voeren.

Overigens hebben bijna alle gekroonde hoofden en alle mannen van beteekenis hun naam moeten geven aan de sigaren. Een speculant heeft zelfs een bijzondere geleerden- en professoren-sigaar uitgevonden, en volgens den Griekschen wijsgeer ‘Solon’ genoemd. En terwijl een andere Engelsche fabrikant een soldaten-sigaar, met het bekende motto ‘Ik dien’ in omloop bracht, wierp een derde een licht aromatisch sigaartje voor dames onder den naam van ‘Cora Pearl’ op de markt. Deze sigaar nu is de kleinste van alle bekende sigaren, waarbij de door een ondernemenden Amerikaan onder den naam van ‘die Wacht am Rhein’ naar Duitschland geïmporteerde ‘Sigaar voor Iedereen’ aan grootte slechts nog door den ‘Bismarck’, een bijzonder grooten glimstok, overtroffen wordt. Deze is namelijk 20 cM., dus evenlang als de ‘Cheroots’ der Birmanen, waarvoor de bamboe het dekblad moet leveren.

De laatst vermelde drie, omstreeks 2 cM. dikke sigaren zijn overigens het sprekende tegenbeeld van de kegelvormige manilla - zoowel als de Oostenrijksche dunne Virginia-sigaar, die bij de 20 cM. lengte nauwelijks zoo dik is als een potlood en een mondstuk van stroo, met een luchtkanaal bezit, waarin een rijststroohalm steekt.

De ‘Virginia’ is een sterke plant en verheugt zich daardoor en ook wegens haar goedkoopte reeds sedert bijna 70 jaren in de grootste gunst van alle

[pagina 273]
[p. 273]

standen. Ook was zij in Oostenrijk de echte soldatensigaar; sedert eenige jaren wordt zij in de schaduw gesteld door de sigarette, die in Oost-Indië het licht der wereld aanschouwde.

Wel zijn er velen, die dit in twijfel trekken en verzekeren: sigaar en sigarette zijn zusters, die gelijktijdig geschapen, maar in verschillende werelddeelen verplant zijn geworden. Verschillende redenen echter rechtvaardigen de meening, dat de Aziatische volken, ofschoon zij reeds vóór de ontdekking van Amerika tabak rookten, de sigaar toch eerst door de Europeanen leerden kennen en toen een bastaardsoort daarvan - de sigarette vormden. Hoe? Dat leeren ons de in Indië nu nog in zwang zijnde methoden.

Ter vervaardiging eener sigarette wordt namelijk fijngesneden tabak gekozen, en het meest in een bananenblad, hier en daar ook in het blad van den suikerpalmboom of, zooals op Java, in maïs-bladeren gewikkeld. De sigaretten zijn overal klein, alleen in Cambodge bereiken zij de lengte en dikte van onze gewone sigaren.

Van Indië uit is eerst de sigarette langzaam naar het Westen gedwaald en toen in Frankrijk inheemsch geworden. Ook daar werden de eerste sigaretten in een tabaksblad gehuld en zouden stellig wegens de moeilijkheid der vervaardiging niet populair zijn geworden, als men niet vóór omstreeks 60 jaar het sigarettenpapier had uitgevonden. Toch had de sigarette zich, om de tijdroovende zelfvervaardiging, niet tot een internationaal rookmiddel kunnen verheffen, zoo de staten, waarin het tabaksmonopolie bestaat, de sigarettenfabricage niet zelf in de hand hadden genomen. Sedert dien tijd is de sigarette een gevaarlijke mededingster geworden van de sigaar. In 1885 bedroeg het aantal sigaretten in Oostenrijk - waar zij sedert 1880 voor 't eerst van staatswege werden vervaardigd - reeds 200 millioen stuks, en tegenwoordig moet zij reeds meer dan 1100 millioen, het bedrag der gewone sigaren, bedragen.

De sigaar zou dus alle redenen hebben, zeer bezorgd de 5de eeuw van haar Europeesche leven in te gaan, als de sigarette niet dagelijks nieuwe gevaarlijke vijanden opdeed. Het zijn de dokters en de geneeskundige faculteiten; zij hebben wel is waar niets tegen een vluchtige neiging voor de sigarette, maar alleen tegen haar verraderlijke eigenschap om haar vrienden steeds tot nieuwe offers te verleiden, zoodat zij het dikwijls tot 40 à 60 stuks per dag brengen. Vandaar dat zij beweren dat het rooken van sigaretten gevaarlijker is dan van sigaren, omdat het tabaksblad meer versnipperd wordt en de tabak meer rechtstreeks in verbinding raakt met den mond en de ademhalingswerktuigen, en dus meer gif aan het menschelijke lichaam toevoert dan de sigaar. De pols wordt dus na het rooken van een dozijn sigaretten zwakker en gedrukter dan na sigaren, en er zijn vele gevallen bekend, dat jongelieden hun gezondheid door het rooken van sigaretten zeer hebben benadeeld. Ja, in Amerika moeten in de laatste jaren gemiddeld 200 personen, waaronder vele onder de 16 jaar, ten gevolge van het sigaretten-rooken gestorven zijn.

Vandaar dat de sigarette, wier gevaarlijkheid aan gene zijde der groote zee nog vermeerderd wordt door gifhoudend papier, den hoogsten tegenstand ondervindt en op het congres der Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft men zelfs de wettelijke onderdrukking van den sigarettenverkoop geëischt. Van den anderen kant slaan de vijanden der sigarette er een hooger belasting op voor en het verbod van sigaretten-rooken voor jongelieden onder de 18 jaren.

Daarentegen is van een verbod om sigaren te rooken nergens sprake; integendeel, zelfs de beroemde physioloog Mantegazza staat zichzelf en alle gezonden dagelijks het gebruik van twee sigaren toe, en de professoren Muller in New-York, Vanili in Napels en Taffmari in Rome raden zelfs het gebruik van sigaren aan, vooral in den tijd van epidemieën, daár de tabaksrook de in de mondholte aanwezige microben verdrijft en vooral den cholera-bacil geheel vernietigt. Hoogstwaarschijnlijk oefent de sigarettenrook denzelfden invloed uit, maar de omstandigheid, dat bovengenoemde professoren voor hun proeven sigaren en niet sigaretten kozen, is er het duidelijkste bewijs van dat rookers gene verkiezen moeten.

Over het algemeen zijn de echte rookers de sigarette niet genegen; zij laten die aan knapen, fatten en - dames over, want onder deze maakt de sigarette in de laatste jaren groote veroveringen. Vooral de dames der hooge standen en die, welke deze zoo gaarne in alles nabootsen, zijn verwoede rooksters. De keizerin van Oostenrijk moet zelfs van zestig tot zeventig sigaretten per dag rooken. Maar ondanks deze voorkeur blijft de sigaar... de sigaar, dat wil zeggen, de aangenaamste verstrooiing voor den man, de trouwe gezellin zijner ledige uren en zware studiën. En al heeft men ook haar 400-jarig jubilé vergeten te vieren, zoo zal zij toch nooit door de sigarette verdrongen worden. De ware, echte man heeft haar alleen lief en blijft haar trouw tot het einde zijns levens; geen man van beteekenis echter heeft de sigarette liefgehad - integendeel, allen hebben haar zonder bedenken aan de sigaar geofferd en alzoo stilzwijgend bewezen, dat de bruine, zacht gloeiende moeder een veel hoogere waarde bezit, dan de verleidelijke en, ondanks haar niet ongevaarlijke eigenschappen, in het gewaad der onschuld prijkende dochter. Zij zal het dus moeilijk tot haar 400-jarig jubilé brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken