Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De wijnstok.

Wanneer men de waarde van een gewas volgens zijn gunst bij de menschen wil beoordeelen, zoo kan men zonder tegenspraak gerust den wijnstok als den koning der plantenwereld erkennen.

Geen andere plant kan zich beroemen, de opmerkzaamheid der menschen in zulk een hooge mate op zich gevestigd te hebben. Hem hebben zelfs de grootste dichters liederen toegezongen, en in vroolijken tafelkring wordt hem menige vurige toast gewijd. Hij is reeds van de oudste tijden innig met het menschelijk leven samenverbonden geweest en zijn geschiedenis sluit een heel stuk beschavingsgeschiedenis in zich.

Bij de volkeren der oude en nieuwe wereld stond het edele druivensap te allen tijde in boog aanzien. Allen hebben meer of minder den wijn gehuldigd en feesten ter eere van god Bacchus gevierd. Reeds vóór Homerus was de teelt van den wijnstok in Klein-Azië en op de Grieksche eilanden in de AEgeische zee verspreid, want in vele gezangen van Homerus wordt zij herdacht.

Zoo stelde het schild van Achilles een wijnoogst voor, en de overvloedige wijn, dien de druiven in de tuinen van Alcinoris gaven, wordt hoog geroemd.

Theophrastus en Herodotus verhalen van den wijdverbreiden wijnbouw in Egypte, en de mythe laat zelfs den god Bacchus uit Indië den wijnstok naar Griekenland overbrengen. Zoo vertoont ons ook reeds eene oud-Egyptische wandschildering op de ruïne van Thebe een gezellig drinkerstooneel, en in overoude Grieksche graven

[pagina 269]
[p. 269]


illustratie
op deuren en glazen. Naar R. Beyschlag. (Zie blz. 268.)


[pagina 270]
[p. 270]

vindt men afbeeldingen, die op den aanplant van deze godengave betrekking hebben.

Duidt dit alles op een zeer oude teelt, zoo geeft de Sanscritsche naam van de wijndruif - Rafali, d.i. saprijk - een zeker bewijs, dat het edele druivensap ook aan dit overoude, beschaafde volk der aarde niet onbekend kan geweest zijn. Zelfs de Bijbel bericht ons immers dat de aartsvader Noë wijn bereid en gedronken heeft en dat hij de kracht daarvan nog niet goed kennend er dronken door werd.

De wieg van den wijnstok moet men eveneens daar zoeken, van waar de meeste onzer nuttige planten afkomstig zijn - in het Oosten. Waarschijnlijk is de oostelijke kust der Zwarte Zee, het Colchis der oude Grieken, het oorspronkelijke vaderland van onzen wijnstok.

Volgens Tournefort, Guldenstadt, Beberstein en Parrot groeit hij hier en verder in de streken van den Kaukasus, Ararat en Taurus, in buitengewone menigte in de bosschen. Nog heden slingeren de wijnranken zich in het zuidelijke gedeelte der Kaukasische bergketenen in Armenië en in de Zuid-Kaspische landen in teugellooze vrijheid van boom tot boom en lokken door hun witte en blauwe bessen in den tijd hunner rijpheid de omwonende Aziaten tot den wijnoogst in de bosschen, om hen met al hun zoetheden te overladen en te verkwikken.

Hierheen verplaatst daarom ook de overlevering de woonplaats van aartsvader Noë, van wien zij bericht dat hij den wijnstok het eerst geteeld heeft.

Op den Ararat ligt het door omstreeks 170 families bewoonde vlek Argari, dat met het klooster Sint Jacobi de eenige menschelijke woningen op den berg aan wijst. Dit plaatsje wordt als de plek genoemd, waar de aartsvader Noë den eersten wijnstok zou hebben geplant, want reeds in den naam is dit uitgedrukt, die woordelijk luidt: ‘Hij heeft den wijnstok geplant.’ Het moge dus zijn zoo het wil, zeker is het dat Klein-Azië het geboorteland is van den wijnstok.

Van hier uit bereikte hij de Grieken, die zeer dikwijls met die landen in aanraking kwamen en wien deze Lethedrank niet verborgen kon blijven. Ware het niet mogelijk den tocht der Argonauten in dezen zin te verklaren, dat de verjongingsdrank van Medea de edele wijn was, deze zorgenverdrijver, die zelfs den bedroefdsten nog eenige uren van tevredenheid en welbehagen geeft en het bloed met jeugdig vuur door de aderen drijft?

Daarna ontving waarschijnlijk Italië den wijnstok het eerst (omtrent 400 jaar v. Chr.) en zocht hem met allen ijver te verbouwen en te verzorgen. In den eersten tijd gelukte het echter niet op de gewenschte wijze, zooals Plinius mededeelt, daar hij als bewijs voor dit feit vermeldt, dat Romulus den goden melk in plaats van wijn offerde. Zijn opvolger Numa Pompilius verbood om dezelfde reden het wijnoffer bij het verbranden der lijken, en wellicht ook was het hierom dat aan de vrouwen het genot van den wijn verboden was, ja, zelfs den adellijken jongelingen was hij tot op hun 35e levensjaar niet geoorloofd.

Omstreeks honderd jaren later vinden wij dat in Zuid-Frankrijk vermelding van den wijnstok wordt gemaakt, waarheen hij door de Phokaeërs gebracht werd. Wel is waar slaagde deze teelt niet dadelijk, omdat het klimaat wegens de uitgestrekte wouden nog zoo ruw en streng was, dat Varro (72 jaar v. Chr.) verzekeren kon, dat er in Gallië aan gene zijde der Alpen geen wijn gevonden werd.

Volgens Livius en ook Plinius moet het vooral de heerlijke wijn geweest zijn, die de Galliërs verleidde de Alpen te overschrijden en invallen in Italië te doen. In de volgende eeuwen schijnt in Gallië echter de wijnbouw een grooter vlucht te hebben genomen, ofschoon keizer Domitianus ten gevolge van een mislukten oogst het bevel gaf in Italië geen nieuwe wijnbergen meer aan te leggen, en zelfs in de provinciën, waartoe ook Frankrijk behoorde, de helft der aanwezige wijnbergen liet uitroeien.

Eerst tweehonderd jaar later werd dit verbod door keizer Probus herroepen, die ook den wijnstok in Duitschland in het jaar 281 na Christus invoerde en de eerste wijnbergen langs den Rijn en rondom Spiers, Worms en Mainz liet aanleggen.

Met de toenemende verdwijning der bosschen werd ook het klimaat zachter en de wijnstok drong verder naar het Oosten en Noorden door, zoodat reeds tegen het einde der 12e eeuw de streken aan de Oder en de Neisse op een bloeiende druiventeelt konden wijzen.

Ook naar Hongarije moet deze keizer den wijnstok hebben laten overbrengen, hoewel de hedendaagsche druiventeelt daar niet zoo oud is. Deze dagteekent eerst van 1250 en pas in de 16e eeuw begon in Spanje en Portugal de eigenlijke druiventeelt, hoewel men den wijnstok ook hier reeds veel langer kende. Alle andere aanplantingen van den wijnstok behooren tot den nieuwen tijd en zijn hoofdzakelijk door Rijnsche druiven vermeerderd en bevorderd geworden.

De in Duitschland verbouwde wijnstok is echter niet de eenige van zijn soort, maar telt omstreeks een half dozijn gebroeders, die echter niet met de verschillende soorten van de Duitsche wijndruif (vitis vinifera, de Pontische wijnstok), waarvan men 1400 soorten telt, verwisseld mogen worden. De meesten hebben evenals deze hun geboorteplaats in Azië, waar zij de gebergten van Klein-Azië, Armenië en den Kaukasus bewonen. De overigen bevinden zich meestal in Noord-Amerika; slechts weinige herbergt Afrika. Al deze soorten hebben zekere eigenaardigheden, die de familie van den wijnstok onder menig opzicht opmerkenswaardig maken.

Allen hebben de neiging, zich slingerend om andere planten op te heffen naar het licht. Zij zijn boonen (slingerplanten) in de volste beteekenis van het woord en zoeken dadelijk een nieuw steunpunt als het eerste hun ontnomen wordt. Ook hun bloemen zijn van de meeste andere planten verschillend en verheugen zich in een bijzondere bescherming der natuur. Evenals zij zich om de wereld der kleine mossen bekommert, zoo heeft de groote moeder Natuur zich ook het lot van den wijnstok aangetrokken. Zijn bloesems openen zich niet naar boven, maar naar onder, opdat zij door den

[pagina 271]
[p. 271]

regen, die de bevruchting verhindert, minder te lijden zouden hebben. Als derde eigenaardigheid der druivenplanten moet men hun vatbaarheid noemen om groote massa's vloeistoffen in zich op te nemen. Het ‘tranen’ van den wijnstok komt uit deze eigenschap voort en herinnert den plantkundigen daardoor onmiddellijk aan zijne neven, de cissussoorten der oerwouden, die als plantaardige waterbronnen den moeden wandelaar verkwikken.

Ondanks deze gemeenschappelijke kenteekenen kan men de wijngewassen toch door een rijke, innerlijke verscheidenheid van elkander onderscheiden. Hun is het, hoewel zij alle misschien van één ouderpaar afstammen, gegaan als den menschen. Bodem en klimaat hebben invloed op hen uitgeoefend en de familie in volken en stammen verdeeld, die zich over de geheele aarde verspreid hebben.

Op de Himalaya kronkelen zich nog tot op een hoogte van vier kilometer corinthenranken om de reusachtige denneboomen naar boven, en op Perzië's hoogvlakten groeit de beroemde wijn van Schiras, wien de dichter Hafis zijne liederen wijdde. Ook de wijndruiven van Oost-Indië, waarvan men vele soorten kent, zijn beroemd.

Afrika bezit in het Noorden eveneens heerlijke druiven, en zijne eilanden in het Noord-Westen (Madera) zijn als echte wijnstreken algemeen bekend.

Op de zuidelijke punt van Afrika, aan de Kaap, gedijen wijn- en bijna alle Europeesche vruchten- en groentensoorten. Evenzoo schijnen er ook in het binnenland druivensoorten te bestaan; ten minste verhaalt Livingstone van een wijnstok, dien hij in Angoli gevonden had en die knolvormige wortelen bezat. Hij gelooft dat door kruising en inenting of veredeling dezer inheemsche druiven van Zuid-Afrika een goed soort gewonnen kon worden, daar de buitenlandsche er meest alle ontaarden.

Op andere plaatsen slingert zich de wijnstok als liane in de tropische wouden en de banaanboom dient hem tot steun.

Amerika heeft ook een tamelijk uitgebreide wijnflora, en Leif, die omtrent het jaar 1000 na Chr., (dus omstreeks 500 jaar vóór Columbus) het ontdekte, noemt het Winland. In de dichte oerwouden van Missouri vindt men overal wild groeiende wijnstokken (omstreeks 9 soorten), die zich ook om hekken en omheiningen ranken, evenals bij ons de braambeziënstruiken.

De ingevoerde Europeesche wijnstok ontaardt daar weldra; daarentegen veredelt zich hier de wilde Katawba-wijnstok door zorgvuldige teelt.

Alleen in het goudland Californië heeft onze wijnstok goede uitkomsten opgeleverd; vooral hebben de vroegere zendelingen daar veel tot zijn verbouw bijgedragen. Reeds in het jaar 1863 bedroeg de wijnoogst 2,060,000 liter, ofschoon van de 3½ millioen toenmaals geplante wijnstokken een groot gedeelte nog geen druiven droeg. De vruchtbaarheid is daar minstens driemaal aanzienlijker dan in Noord-Europa.

In Frankrijk rekent men in goede jaren 5000 pond op een acre, terwijl een middelmatige oogst in Californië 13-15000 pond geeft. Geen druif bederft hier; alle komen tot rijpheid en verheugen het oog van den bewonderenden vreemdeling.

Ook naar Australië heeft men den wijnstok verplant en hem in Nieuw-Zuid-Wales en andere streken een nieuw vaderland gesticht.

Europa overtreft echter nog steeds alle wijnlanden der aarde; voornamelijk hebben Frankrijk en de landen om de Middellandsche Zee de grootste wijnteelt. Frankrijk alleen telt over de twee millioenen hectaren wijnland, die jaarlijks gemiddeld 71 millioen hectoliter wijn opleveren en een gezamenlijke waarde van 1,633,000,000 francs vertegenwoordigen. Een zesde der geheele bevolking hangt hier van den wijnbouw af en voedt zich door hem. Vooral zijn de druiven van Fontainebleau en Thomery beroemd en worden als de grootste délicatessen naar alle kanten verzonden.

Naast Frankrijk is Hongarije het grootste Europeesche wijnland, waarvan de jaarlijksche opbrengst op 170 millioen gulden geschat wordt. In Duitschland staan het Rijnland, Baden, Wurtemberg en Rijnbeieren in den wijnverbouw bovenaan; toch vindt men ook in het verre Oosten op sommige plaatsen veel verbouw, waarvan echter de resultaten niet gelijkstaan met die van de Rijnlandsche gewassen.

De opbrengst van den druivenverbouw over de geheele aarde wordt jaarlijks op 125 millioen emmers geschat, die een waarde van ongeveer 2000 millioen gulden vertegenwoordigen. Toch is deze schatting evenals alle andere in betrekking tot den wijn een hoogst wisselvallige, omdat juist bij de wijnteelt de oogsten zoozeer verschillen. Naar een berekening, die over tweehonderd jaren loopt, rekent men gemiddeld in 20 jaar 11 geringe wijnoogsten, die vooral voor de kleine wijnbouwers den grootsten nood met zich voeren. En waarlijk, wanneer men aan de vele toevalligheden denkt, die de hoop van een jaar kunnen vernielen, zoo zal men er zich niet over verwonderen, wanneer men in de Pfalz in plaats van druiven veel tabak plant, die regelmatige oogsten doet verwachten. Vorst en droogte vernietigen dikwijls het werk van een geheel jaar en brengen onbeschrijfelijk veel ellende aan, want de wijnberg is immers het eenige goed van den wijngaardenier.

Buitengewoon verschrikkelijk en letterlijk epidemisch treden dikwijls de zoogenaamde druivenziekten op. De eene ontstaat uit twee kleine rupsen, die de natuurvorschers Tinca Uvella en Tortrix Ambigua noemen. De andere heeft haar oorzaak in draad-paddestoelen, die bessen en bladeren met een blauwgrijze, melige zelfstandigheid bedekken en daardoor het bederven der bessen veroorzaken.

In den laatsten tijd heeft zich nog een nieuwe vijand van Noë's lievelingsgewas op schrikbarende wijze vertoond - de druifluis, phylloxera vastatrix. Zij stamt uit Amerika, van waar zij in het jaar 1863 moet overgekomen zijn, en treedt op zoo vernielende wijze op, dat reeds bijna de helft der Fransche wijnbergen haar ten offer gevallen is.

Tegenwoordig groeit de wijnstok op het noordelijke

[pagina 272]
[p. 272]

halfrond gemiddeld tot op 50 graad; op den 51en graad geeft zij nog drinkbaren wijn, maar boven den 56en wordt er geen druif meer rijp. Wel verbouwt men rondom Danzig, Konigsbergen en Memel nog wijndruiven, zelfs Scandinavië heeft nog eenige punten, waar de druiven tot rijpheid komen, maar het aldus gewonnen product is hoogst middelmatig en de Duitsche dichter Claudius zegt er van: ‘Het ziet er uit als wijn, maar is het niet, men kan daarbij niet zingen, men kan er niet door vroolijk zijn,’ zoodat wij het beste doen deze planten buiten de wijngrens te sluiten.

Streng genomen bepaalt zich Duitschlands wijnbouw alleen tot het Rijndal, met de zijdalen van den Main, Neckar, Moezel en Oder; ook het Donaudal behoort daartoe. Alle andere plaatsen in Saksen, in Thuringen, Silezië en Pruisen, zijn van minder beteekenis, zooals wij reeds boven aanmerkten. Vroeger is wellicht de wijnzone uitgebreider geweest. Koningsbergen en Krakau hadden toen veel wijnverbouw, zelfs in Zuid-Engeland en in het Noord-Westen van Frankrijk (Bretagne en Normandië) was dit het geval. Wat voor wijn de hier verkregene geweest moet zijn, blijkt uit een opmerking van koning Frans I, die op de pocherij van een edelman uit Bretagne antwoordde, dat de wijn van zijn land de slechtste en zuurste was in geheel zijn koninkrijk.

De wijnstok wordt dikwijls zeer oud en draagt langen tijd de schoonste druiven. Plinius kende reeds een stok, die 600 jaren oud moest zijn; ook Strabo bericht van een, welks stam door twee mannen niet omvat kon worden. In Frankrijk en Italië heeft men over de 300 jaar oude wijngaarden, die nog altijd de schoonste druiven voortbrengen. Zoo spreekt Audibert van een wijnstok in Frankrijk, waarvan de stam de dikte had van een man en waarvan de opbrengst 350 flesschen wijn bedroeg. Een 100 jaar oude stok aan de muren in Northallerton bedekte 1150 Pruisische vierkante voeten, een andere in Hampton Court 1094 vierkante voeten. Toen de tooneelspelers in Drury-Lane Theater zich eens den bijzonderen bijval van koning George III hadden verworven, veroorloofde hij hun, zich door den tuinier 1200 wijntrossen daarvan te laten afsnijden, mits deze er zoovele bezat. De tuinier sneed niet alleen dit aantal er af, maar meldde den koning dat hij er nog even zooveel van kon afplukken zonder den boom geheel te ontblooten. In het jaar 1816 droeg deze stok 2240 trossen, elk gemiddeld een engelsch pond wegend.

De grootste wijnstok der nieuwere tijden is bij gelegenheid der Philadelphiasche wereldtentoonstelling den Amerikaanschen ondernemingsgeest ten offer gevallen. Hij bevond zich bij Santa Barbara in Californië en had bij een ouderdom van omstreeks 100 jaren een omvang aan den stam van 5½ voet. Acht voet boven den grond begonnen de 20 reuzentakken zich uit te breiden, waarvan de dikste 27 duim omvang had. Het gebladerte bedekte een oppervlakte van meer dan 10,000 vierkante voeten. De jaarlijksche opbrengst werd op 12,000 pond druiven berekend. Dit wonder der schepping hebben de Amerikanen gewaagd uit te graven om het met veel moeite en opoffering op de wereldtentoonstelling van Philadelphia te laten pronken, wel een daad die de Yankee-natuur duidelijk kenmerkt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken