Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1894 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1894Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1894

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.02 MB)

Scans (199.47 MB)

ebook (25.77 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1894

(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Anna Maria van Schurmann.
Met portret.

Deze beroemde vrouw werd in Keulen den 5en November 1607 geboren; haar ouders waren Frederik van Schurmann en Eva van Horf, wier ouders om de geloofsvervolging uit Antwerpen naar Duitschland waren gevlucht en zich in Keulen hadden gevestigd. Toen de Hervormden ook uit deze stad werden verdreven, namen haar ouders de wijk naar het Guliksche en kozen tot hun woonplaats het kasteel Dreihorn bij Schleiden, waar zij zich geheel aan de opvoeding hunner kinderen wijdden.

Reeds vroeg vertoonden zich de buitengewone begaafdheden van Anna Maria; nog vóór haar derde jaar kon zij reeds lezen, en meer nog, verstaan wat zij las, rekenen leerde zij zonder inspanning en zoodra haar kindervingers de pen konden besturen, schreef zij niet alleen duidelijk, maar haar penneschrift werd spoedig kunstwerk. Nu nog staat men verbaasd bij het zien van haar calligraphische proeven, moeielijk kan men gelooven dat zulk schrift met de pen werd voortgebracht. Zoowel Grieksche als Hebreeuwsche, Arabische,

[pagina 363]
[p. 363]

Syrische en Ethiopische letters schreef zij met de grootste volmaaktheid.

Toen zij zes jaar oud was, knipte zij met pennemes of schaar allerlei kunststukken uit papier, en bracht het langzamerhand ook in deze kunst tot de hoogste volmaaktheid; enkele proeven van haar hand bevinden zich nog in Leeuwarden. Men weet niet wat meer te bewonderen, die onnavolgbaar kunstig geknipte bloemen met hun eigen loof, zoo uitvoerig behandeld, dat men zelfs de meeldraadjes kan tellen, de sierlijke wapens, fantastische voorstellingen, het nagebootste kantwerk of wel de landschappen waarin zich zooveel leven en diepte bevindt als waren zij geteekend; maar ook portretten wist Anna Maria zoo goed te knippen dat het voor hooggeplaatste personen als een eer gold een beeltenis van haar hand te verwerven.

In teeken- en schilderkunst maakte zij ook groote vorderingen en had zij zich hieraan geheel kunnen wijden, dan zou zij wellicht de evenknie van Rachel Ruisch, de beroemde bloemenschilderes hebben kunnen worden, nu echter heeft zij, hoe vaardig en handig zij ook was in het hanteeren van penseel en teekenstift, geen bijzonderen naam als schilderes verworven.

Als beeldhouwster wordt haar naam met meer lof vermeld dan als schilderes; zij boetseerde zeer goed in was; haar bloemen waren van de natuurlijke niet te onderscheiden. Zij maakte o.a. haar eigen portret voor den spiegel. Marmer, hout, ivoor, palmhout wisten haar kunstvaardige vingers even goed te behandelen als was. In Munchen wordt nog haar portret en dat van haar vader, in ivoor gewerkt, bewaard; zij bediende zich bij dit werk alleen van een mes.

Toen zij elf jaar oud was, leerde zij in drie uren de borduurnaald behandelen en bootste toen landschappen met watervallen, bergen en heuvels, dorpen, tuinen, rivieren met schepen enz. op zijde of tapijtwerk na. Met verbazende vlugheid en sierlijkheid schreef zij met diamant op bokalen, roemers, fluiten, drinkschalen, die zij haar vrienden ten geschenke aanbood; zelfs maakte zij met weergalooze snelheid portretten op glas, die door hun sprekende gelijkenis ieders verbazing opwekten.

Ook de etsnaald behandelde zij met het grootste gemak, evenals de graveerstift; wat er van haar prenten bewaard is, geeft getuigenis ook van deze uiting van haar veelzijdig talent; het schijnt dat geen enkel onderdeel van menschelijk vernuft haar vreemd bleef; de natuur had haar met alle gaven toegerust. Een fraaie stem en een goed gehoor, toonden haar muzikale begaafdheid aan; zij speelde op de luit, de cimbel en de viool zoo uitstekend, als ware zij hiervoor alleen opgeleid. Zelfs in dansen muntte zij uit, maar wat waren al deze aangename kunsten bij haar groote, wetenschappelijke kennis!

Hoewel haar vader volstrekt niet van zins was, zijn dochter tot een geleerde te maken, zag hij zich toch gedrongen haar haar neiging te laten volgen, toen hij bemerkte hoe zij, pas elf jaren oud, haar broeders bij hun Latijnsche lessen hielp. In korten tijd was zij deze taal volkomen meester en las zij alle klassieke schrijvers en de latijnsche kerkvaders, maar zij schreef haar ook met het grootste gemak en maakte er zelfs gedichten in.

Later beschaamde zij de hoogleeraren van Franeker en Utrecht, wanneer zij wetenschappelijke gesprekken met hen aanknoopte. Haar Fransche brieven wekten de bewondering op van Fransche geleerden.

In het Grieksch voelde zij zich weldra tehuis; zij sprak en schreef het even sierlijk en juist als het latijn; maar nog sterker is 't dat zij het Hebreeuwsch zonder meester leerde en het zoover in deze taal bracht als geen Nederlandsche vrouw vóór of na haar; haar hoofddoel met het aanleeren dezer talen was den Bijbel in het oorspronkelijke te lezen en daarom legde zij zich ook toe op de studie van het Arabisch, Syrisch en Ethiopisch en zelfs het Chaldeeuwsch. Zelfs beweert men dat zij in andere Semitische talen als het Samaritaansch en Perzisch zeer ervaren was. Zij schreef in de Oostersche talen woordenboeken en spraakkunsten.

‘Met elke natie,’ wordt van haar verzekerd, ‘kon zij in haar eigen taal spreken; zij had een burgeres kunnen zijn van elken ouden en nieuwen staat; geen geleerde overtrof haar in de kennis der Heilige Schriften, geen Jood in die van den Talmud, geen Muzelman in die van den Koran.’

Zooals men ziet grensde de geleerdheid van Anna Maria van Schurmann aan het wonderbare, doch er was nog meer; ook als dichteres behaalde zij bij haar tijdgenooten vele lauweren, al mag zij met onze groote dichters niet op één lijn geplaatst worden. De wetenschap beoefende zij met denzelfden ernst en hetzelfde succes; aardrijkskunde, geschiedenis, wijsbegeerte, sterrenkunde, natuur- en zelfs geneeskunde hadden voor haar geen geheimen.

Haar weetlust kende geen grenzen, haar dorst naar kennis was niet te lesschen; maar vooral de godgeleerdheid was haar lievelingsstudie. Zij bracht het hierin zoover dat zij de vraagbaak werd van alle theologen en zeker een hoogleeraarsstoel in Utrecht zou hebben verworven als zij een man ware geweest.

Haar vader was in 1623 in Franeker gaan wonen om zijn zoon Johan Godschalk daar in de medicijnen te laten studeeren; hij zelf liet zich daar aan de Hoogeschool als student in de wiskunde inschrijven, maar het was hem niet vergund, aan de lessen deel te nemen, want kort na zijn aankomst in Franeker werd hij ernstig ziek en stierf kort daarna; op zijn sterfbed liet hij Anna Maria de gelofte afleggen niet te trouwen opdat zij zich niet onvoorzichtig in de strikken der wereld mocht wikkelen.

De dood haars vaders was voor de 16-jarige Anna Maria een zware slag, zij had hem innig lief; hij had haar studie geleid en haar karakter gevormd, maar haar groote vroomheid, waarin haar vader haar ook het voorbeeld had gegeven, hielp haar zijn verlies met onderwerping te dragen. Na den dood van Frederik van Schurmann bleef zijn gezin te Franeker wonen, totdat Johan Godschalk zijn studiën had volbracht, waarop de familie zich in Utrecht vestigde.

Bij de feesten ter gelegenheid der oprichting van de

[pagina 364]
[p. 364]
Utrechtsche hoogeschool dichtte Anna Maria van Schurmann een Latijnschen feestzang, die haar roem door de geheele Nederlandsche Republiek verspreidde; de geheele zangberg kwam in beweging. Wie maar zingen kon greep naar de lier, een stortvloed van Hollandsche, Fransche, Italiaansche, Latijnsche, Grieksche, Hebreeuwsche en Arabische gedichten en rijmelarijen overstelpte Utrecht. Men kan zich geen eer voorstellen zoo groot, die haar niet bewezen, geen lof zoo uitbundig, die haar niet toegezwaaid, geen talent zoo uitstekend, dat niet verre beneden haar werd gesteld. Men wedijverde om stoute beelden uit te denken, waarbij men haar kon vergelijken, krachtige woorden om de uitmuntendheid harer gaven uit te drukken. De hoogdravendste stijl der 17e eeuw was niet voldoende,

illustratie
anna maria van schurmann. Naar Gerard Dou.


wanneer men van juffrouw Schurmann sprak, zegt haar biograaf Dr. Schotel.

Ook in het buitenland werden haar talenten vergood; weldra werd zij het onderwerp van gesprekken en brieven door de geheele beschaafde wereld; men gewaagde van haar in ontelbare geschriften en gaf haar een eereplaats in alle werken over het vrouwelijk geslacht.

Anna Maria was een wonder der natuur, nooit heeft de aarde van haar grondvesting af zulk een sterveling zien geboren worden, of zij bracht er slechts om de duizend jaar zoo ééne voort. Dit was de hoofdtoon der te harer eere aangeheven lofzangen.

Men kan zich geen denkbeeld vormen in onze dagen van het opgewekte, geestelijke verkeer, dat in dien tijd de geleerden van alle landen verbond; men redeneerde toen niet zooveel als thans over vrouwenrechten, maar vrouwen, die op de een of andere wijze uitblonken, genoten de algemeene achting en waardeering.

Vele groote personages kwamen juffrouw van Schurmann bezoeken; ja, er waren zelfs beroemde vreemdelingen, die de reis naar Utrecht maakten, alleen om haar te zien. Hen te noemen, die tot haar kwamen, zou hetzelfde zijn als de namen van bijna alle godgeleerden, letterkundigen en kunstenaars van dien tijd te vermelden. Mannen en vrouwen van hoogen rang en zelfs vorstelijke titels die Nederland doorreisden, meenden niets gezien te hebben als zij ‘de princesse van Utrecht’, zoo werd zij genoemd, niet hadden aanschouwd. De koningin van Boheme, Elizabeth van Engeland en haar kinderen bezochten haar dikwijls, de koningin van Polen, Louise Marie van Gonzaga, de hertogin van Longueville, de koninginnen Maria de Medicis en Christina van Zweden betraden haar woning.

Een warme vriendschap verbond haar met Jacob Cats, die een der eersten geweest was om zijn landgenooten op de talenten zijner vriendin opmerkzaam te maken. Men zegt zelfs dat hij haar ten huwelijk heeft gevraagd. Ook met Huygens was zij in briefwisseling en hield eens met hem een dichterlijken wedstrijd; Heinsius, Rivet, Voet behoorden ook tot haar vrienden.

Haar strenge godsdienstige opvatting belette haar met den veel ruimer denkenden Muiderkring in nauwe betrekkingen te treden, hoewel Barlaeus (Van Baarle) veel moeite deed haar naar de boorden van den Amstel te lokken; ook Hooft, Vondel en Coster achtten haar talenten hoog.

De grootste vriendin van Anna Maria van Schurmann werd echter prinses Elizabeth, oudste dochter van den zoogenaamden Winterkoning, Frederik van den Palts en van Elizabeth Stuart. Beiden hadden dezelfde wijsgeerige en godsdienstige begrippen, ten minste in het begin; later legde de prinses zich meer toe op de beoefening der philosophie onder Descartes. Schurmann daarentegen ging geheel op in de theologie en deze hoog ernstige studie nam haar zoodanig in beslag, dat zij in kunst noch poëzie meer behagen vond. Toch verkoelde dit verschil van richting de vriendschap der beide vrouwen niet.

Hoe hoog, of liever wonderbaar ontwikkeld Anna Maria ook was, zoo miste haar karakter niet den echten vrouwelijken trek, zich door een man, dien zij bewonderde en misschien liefhad te laten overheerschen. De eerste wiens invloed zij onderging was de geleerde Gijsbertus Voetius, hoogleeraar te Utrecht, dien zij haar vader en leermeester noemde. Deze man, een vurig, bijna dwepend calvinist, bracht Anna Maria zoo ver dat zij haar lievelingsstudiën liet varen, zich bijna geheel van de wereld afscheidde om zich toe te wijden aan het bestuur van haar huis en aan de verzorging van twee zieke, oude tantes; den weinigen vrijen tijd die haar overbleef, wijdde zij niet meer aan de beoefening van wetenschap en kunst, aan briefwisseling en omgang met geleerden, maar aan het bezoeken van armen en het verrichten van andere werken van barmhartigheid;

[pagina 365]
[p. 365]


illustratie
ijs. Naar Ten Kate. (Zie blz. 366.)


[pagina 366]
[p. 366]

de eenige studie, door haar nog aangehouden, was die eener bekrompen theologie.

De vroegere vrienden en benijders van Anna Maria verzekeren dat deze verandering van haar leefwijze vooral aan ijdele aanstellerij en geestelijken hoogmoed was toe te schrijven; men beschuldigde haar van allerlei zwakheden en tekortkomingen. Wat hiervan zij, 't is zeker moeilijk iemands geheimste beweegredenen te doorgronden, maar even zeker is het dat weinigen Anna Maria van Schurmann, dat wonder van geleerdheid, de meest bewierookte vrouw van Europa, zouden willen volgen in haar vrijwillige vernedering, die bijna twintig jaren duurde, want tot aan den dood harer hoog bejaarde tantes ging zij voort haar te verzorgen en te verplegen, zelfs toen zij hulpeloos en ziek geworden waren.

Zij betreurde den dood der oude vrouwen oprecht, maar nog meer dien van haar broeders, waarvan de oude, Johan Godschalk, haar het liefste was, daar hij met haar in zijn gevoelens sympathiseeerde. Hij was het ook, die haar het eerst sprak van den predikant Labadie, die bestemd was op haar leven een nog veel grooter invloed te oefenen dan Voetius. Deze man, door zijn geestverwanten als een heilige vereerd, door zijn vijanden daarentegen een onruststoker en huichelaar genoemd, wilde de verslapte Hervormde Kerk tot meerder strengheid en zedelijkheid opwekken. Hij preekte eerst in Genève en kwam toen in Holland, waar ook de grootste verwarring en ongerechtigheid in de gemeente heerschten. In Middelburg beroepen, begaf hij zich op zijn reis daarheen eerst naar Utrecht, waar Anna Maria hem in haar woning ontving en waar hij haar geestverwanten leerde kennen en in Utrecht den kansel beklom.

Met groote geestdrift hechtte zich Anna Maria van Schurmann aan hem; zij deelde al zijn hervormingsplannen en ijverde voor hem met zulk een vuur, dat zelfs Voetius zich verplicht achtte haar tot meer matiging aan te sporen. Het baatte niet, zij volgde hem naar Middelburg, vergezeld door verscheidene harer Utrechtsche vriendinnen.

Toen Labadie met de Synode in botsing kwam, trok hij naar Amsterdam en vestigde daar een eigene kleine gemeente, waarvan Schurmann natuurlijk een der hoofdpersonen was; zij brak nu met haar vroegere beste vrienden en vestigde zich zelfs bij Labadie aan huis, tot groote verontwaardiging van al haar bewonderaars, zoowel in als buiten haar vaderland.

Met hart en ziel hechtte zij zich nu aan de gemeente der Labadisten, die een volmaakte gemeente van Christenen zou moeten worden en ging voortaan geheel op in - om het zachtste woord te noemen - zonderling mysticisme. Dat zij - zooals haar vijanden beweren - met hem getrouwd was, komt ons haast ongeloofelijk voor, met het oog op haar reeds tamelijk hoogen leeftijd, zestig jaar, en op een ander huwelijk dat Labadie later met een jong meisje moet gesloten hebben.

Na vele, alles behalve door Christelijke liefde en toegevendheid gekenmerkte twisten en bittere, wederkeerige beschuldigingen, waarin Voetius en Labadie vooral heftig streden om juffrouw van Schurmann, en elkander de liefelijkste scheldnamen toeslingerden, en na verscheidene aanvallen van de bevolking op de door haar gewantrouwde en misschien niet onschuldig belasterde sekte, besloot Labadie met zijn kudde Holland te verlaten en de uitnoodiging van de Boheemsche prinses Elizabeth, thans protestantsche abdis van Hertford, aan te nemen om zich in dat stadje te vestigen. Haar oude vriendschap voor Anna Maria bewoog de prinses ongetwijfeld haar en haar geestverwanten in haar nabijheid te roepen.

De ontvangst der Labadisten was hier ook niet hartelijk van den kant des volks; Anna Maria werd zelfs door een steenworp gewond en de abdis had druk werk om de gemeente te beschermen. De zonderlinge gewoonten der Labadisten, die in een soort van communisme leefden en bij hun godsdienstoefeningen van geestverrukking huppelden, dansten, elkander omarmden en kusten - de oude Labadie en Schurmann gaven het voorbeeld - en hun zonderlinge manier van huwelijken sluiten zonder inachtneming der burgerlijke wetten, wekten echter ook Elisabeth's misnoegen op; zij trok zich meer en meer terug en het was haar misschien niet geheel en al onaangenaam toen het bestuur der stad Hertford het hun zoo lastig maakte, dat zij uit eigen beweging wegtrokken en zich in Altona vestigden. Hier begon en voltooide Anna Maria haar boek ‘Eukleria of verkiezing van het beste deel.’ Hoe uiteenloopend de oordeelvellingen ook mochten zijn over den inhoud, zoo werden toch de letterkundige vorm en het sierlijke Latijn waarin het geschreven was, algemeen geprezen.

In 1673 trof haar de zware slag van Labadie's dood, die als hoofd der gemeente opgevolgd werd door zijn leerling en geestverwant Pierre Yvon. De grijze Anna Maria bleef ook hem trouw ter zijde; weer moest zij gaan zwerven toen de oorlog uitbrak tusschen Zweden en Denemarken. Een Friesch edelman bood der gemeente zijn dorp Wieuwerd ter bewoning aan en nu verplaatsten zij zich allen daarheen.

Den 4en Mei 1678 stierf Anna Maria van Schurmann hier, omringd door haar bedroefde broeders en zusters, in den leeftijd van 71 jaar; de dood van haar, eens de trots van Europa, ging schier onopgemerkt voorbij; zij was bij de meesten harer tijdgenooten reeds vergeten. Na haar dood verviel de gemeente der Labadisten langzamerhand en ging na eenige jaren geheel onder.

Er bestaan verscheidene portretten van Anna Maria van Schurmann, niet alleen van haar zelf, maar van vele beroemde schilders uit dien tijd; het origineel der hierbij gevoegde gravure wordt aan niemand minder dan aan Gerard Dou toegeschreven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken