Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1895 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1895Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.59 MB)

Scans (191.79 MB)

ebook (24.01 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1895

(1895)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Romeinsch glaswerk.
Met zeven afbeeldingen.

Wanneer wij, steunend op de hedendaagsche ontdekkingen, nog niet in staat zijn het tijdstip der uitvinding van het glas eenigszins te bepalen, zoo staat het ten minste vast dat de oorsprong der glasfabrikatie in een veel vroegeren tijd valt dan men vóór het bekend worden van den inhoud der Egyptische grafmonumenten placht aan te nemen.

In Egypte n.l. werd het aanwezig zijn eener glasindustrie reeds vóór het jaar 3000 vóór Christus bewezen, daar men reeds in de graven der vierde en vijfde dynastie, d.w.z. omtrent het jaar 2400, voortbrengselen van glasblazerij heeft gevonden.



illustratie
Ampulle in regenboogkleuren.


Dit kan ons niet verwonderen, want er zal gelegenheid genoeg geweest zijn om bij de vervaardiging van aarden en metalen waren, die in Egypte een overoude geschiedenis hebben, ook glasvormige stoffen te bereiden.

Indien men heden ten dage geneigd is aan de oude Egyptenaren de uitvinding van het glas toe te schrijven, zoo mag men toch niet over het hoofd zien dat ook de Chineezen reeds 2000 jaar vóór Christus in de glasfabrikatie bewonderenswaardige proeven aflegden.

De meening van Plinius daarentegen, als zouden de Pheniciërs het glas hebben uitgevonden, verdient reeds daarom weinig geloof, omdat het gevonden Phenicische glas tot een veel jonger tijdperk behoort dan het Egyptische.

[pagina 106]
[p. 106]
Daar de ouden in het begin niet alle middelen kenden om de ruwe materialen rein te houden, zoo is het verklaarbaar dat zij oorspronkelijk slechts donker of porceleinglas konden vervaardigen. De uitvinding van het doorschijnende of hoornglas

illustratie
Kruik uit Toul met een dubbel kindergezicht.


behoort tot een veel lateren tijd, zoowat in de zevende eeuw vóór Christus, en van wit, doorschijnend glas kan men bewijzen dat het in den Romeinschen keizertijd het eerst voorkomt.

Uit het Oosten kwam het glaswerk naar Europa. Pheniciërs en Egyptenaren dreven in de kustlanden, vooral in Italië een aanzienlijken glashandel, waaraan zij gedeeltelijk hun rijkdom dankten. Dat glazen sieraden, voornamelijk parelen en zalffleschjes, reeds in zeer vroegen tijd in Italië werden ingevoerd, hieromtrent laten talrijke vondsten in de graven geen twijfel over.

Grootere glazen voorwerpen daarentegen, als bekers, kannen en flesschen, worden eerst bij Cicero vermeld en behoorden toenmaals tot de kostbaarste huisraden. Als Ovidius den glanzenden dauwdruppel ros vitreus noemt (glazen dauw), als de dichter Virgilius het donkergroene zeewater als vonkelend glas beschrijft en Horatius de stralende schoonheid van Circe geen passender benaming kan geven dan die van vitrea, zoo kunnen wij er ons eenigszins een voorstelling van maken, welk een waarde in de eeuw van Augustus aan het glas werd toegekend. Het genoot een aanzien, zooals slechts aan zeldzame kostbaarheden ten deel valt.

Langzamerhand begon men in Italië zelf glas te vervaardigen. De kusten van Campanië, waar zonder twijfel de eerste glasblazerijen zijn ontstaan, leverden volgens Plinius hiervoor het meest geschikte zand. Ook in Rome waren glasfabrieken; dit wordt niet alleen uitdrukkelijk door Strabo verzekerd, ook de naam van het in het zuidelijke stadsdeel gelegen vicus vitrarius (glazen dorp) duidt het aan en Seneca maakt melding van een Romeinschen glaswerker, die door zijn adem allerlei vormen aan het glas wist te geven.

Intusschen zal Rome in het begin slechts grovere waren hebben geleverd, daar de meer kunstvolle glaswerken nog langen tijd uit Alexandrië te Rome werden ingevoerd. Plinius verhaalt dat men in zijn tijd ook in Gallië en Spanje de kunst verstond glazen voor het gewone verbruik te vervaardigen. Men heeft aan de geloofwaardigheid van dit bericht langen tijd getwijfeld, maar zeker ten onrechte; want dat men in de provinciën een eigen glasindustrie bezat, blijkt uit de talrijke glazen voorwerpen die men in de verst verwijderde provinciën heeft gevonden. In de nabijheid van Trier vond men zelfs zooveel glazen, dat men er niet aan twijfelen kon of er bevonden zich hier ook glasblazerijen, want 't is haast ongelooflijk dat deze broze voorwerpen in zulk een groote massa den langen, moeilijken weg over de Alpen naar Duitschland kunnen gemaakt hebben.

En zou de zich meer en meer aan den Rijn ontwikkelende weelde, die een menigte kostbaar glaswerk vereischte, de bevolking niet op de gedachte hebben gebracht, door een zelfstandige fabrikatie aan de behoefte te voldoen in een streek, waar ook de vervaardiging van aarden voorwerpen zich zelfstandig ontwikkelde en zulk een hooge vlucht nam?

De prijs der glazen, die in de dagen van Augustus een bijna onnatuurlijke hoogte had bereikt, begon, sedert zich in Italië een zelfstandige glasindustrie ontwikkelde, zeer spoedig te dalen - alleen voor kunstvoortbrengselen gaf men hooge prijzen, zoodat Nero voor twee kleine bekers nog 6000 sesterzen = 600 gl. betaalde.

Langzamerhand kwam het grovere glaswerk zelfs in eenvoudige huishoudens meer en meer in gebruik: flesschen, kommen, drinkglazen, lampen, zeven, trechters van glas behoorden weldra tot het meest gewone huisraad en alle voorwerpen verder, noodig tot het bewaren van zuren of die aan vochtigheid waren blootgesteld, maakte men van aarde of glas.

Het is hier de plaats niet, van deze glazen voorwerpen te spreken, die alleen dienden voor het practisch gebruik en dus alle ornamenten misten; slechts enkele, merkwaardig door hun eigenaardig

illustratie
Reliefornament.


doel of hun vorm, zullen wij hier vermelden.

Een bijzonder soort drinkglazen waren de door Atheneus beschreven Rhytia; zij gelijken op hoornen, maar zijn doorboord; men zet ze van onderen, van waaruit de vloeistof in een dunnen straal springt, aan den mond. Verscheidene van deze drinkhoornen zijn in Campanië, bij Worms, Keulen en Arles te voorschijn gekomen; de kleur van het glas is groen, van boven bevindt zich een opening, zoo groot, dat door het opleggen van de hand het binnendringen van lucht belet wordt en daardoor het wegvloeien van den wijn uit de onderste opening naar verkiezing kan worden gestuit. De straal moest òf met den mond, òf in een schaal worden opgevangen. Drinkhoornen, die met de onze overeenkomen, heeft men, in glas ten minste, slechts in zeer klein aantal gevonden.

[pagina 107]
[p. 107]

Merkwaardig om hun gebruik zijn de glazen amphoren, die de uitgravingen van Herculanum en Pompeji in groot aantal hebben voor den dag gebracht. Zeer opmerkelijk is het dat men in hen, naast olijfolie, gerstekorrels, vruchten, ook verbrande beenderen heeft gevonden, terwijl men toch voor het bewaren der asch in den regel urnen van glas of aarde gebruikte, die men, zooals het bij de rijke familiën in Italië gewoonte was, in zoogenaamde colombariën ten toon stelde. Glazen urnen heeft men in Engeland en aan den Rijn in groote menigte uitgegraven. Zij zijn meest van sterk glas en vernauwen zich naar boven, waar gewoonlijk twee handvatsels zijn aangebracht. Van boven worden zij met een band, een aarden scherf of een trechtervormig deksel gesloten en in steenen of looden kisten begraven.

Tot de glazen, die als de zooeven genoemde, wegens hun eenvoudige uitvoering geen aanspraak kunnen maken op kunstwaarde en die toch vermelding verdienen wegens hun eigenaardigen vorm, behoort nog het in het Museum van Worms aanwezige eenige exemplaar van dubbel glas. Op den bodem van het 35 cM. hooge buitenste glas verheft zich namelijk nog een ander van 12 cM. hoog, dat in zeer bevalligen vorm is uitgevoerd. Het doel van dit binnenste glas is moeilijk te bepalen; misschien is het slechts een aardigheid, misschien ook moest het buitenste glas, met de een of andere stof gevuld, het binnenste beschermen.

Andere glaswerken maken om hun meer of minder kunstvol uitgevoerde versieringen, hun inschriften of er in gegraveerde teekeningen aanspraak op onze bijzondere belangstelling. De eenvoudigste en meest voorkomende versiering der glazen was die met spiraalvormig geslingerde draden; ook netvormige of wiskunstige figuren, schuin of recht naast elkander loopende ribben, zijn herhaaldelijk terugkeerende en in alle variatiën verschijnende ornamenten der glazen voorwerpen. De verscheidenheid dezer rechtlijnige versieringen verhoogde men nog door de figuren in verschillende kleuren uit te voeren. Een veel grootere kunstwaarde hebben de met bas-reliefs versierde glazen; zij zijn meest Italiaansch fabrikaat, want hun beelden: circusspelen, wedrennen, strijd van zwaardvechters, zijn voorstellingen, afkomstig van het Romeinsche leven.

Daartoe behoort in de eerste plaats de zoo buitengewoon goedbewaarde en in den fijnsten stijl uitgevoerde schaal der verzameling Charvet in Parijs, aan welks loodrecht opstijgenden glazen wand men vier met helm, harnas en kort zwaard gewapende vechtersparen ontwaart; palmtakken scheiden de paren van elkander en boven aan den rand der schaal zijn de namen der overwinnaars en overwonnenen aangebracht. Zulke glazen werden òf gegoten, òf in nog zachten toestand met behulp van een vorm geperst, zoodat zij, daar de figuren aan de binnenzijde hol waren, het uitzicht verkregen van gedreven metalen voorwerpen.

Zoo maakte men ook glazen, wier vorm de gedaante van dieren of vruchten nabootste. Bekers en kannen in den vorm van dadels, appelen, peren en druiven, vinden wij in alle groote verzamelingen, terwijl het dierenrijk, door visschen, zwanen, ganzen, duiven spaarzaam vertegenwoordigd, veel minder werd voorgesteld. Het meest, komt nog de visch voor, hetgeen reeds den christelijken tijd aanduidt, want ΙΧΘΥΣ, de visch, was een christelijk symbool en stelde Christus voor.

Het menschelijke lichaam heeft men in glas niet zoo dikwijls nagebootst als in marmer, aarde of metaal. Voorwerpen, die de geheele menschelijke figuur voorstellen, kennen wij van glas in het geheel niet. Daarentegen bestaan er eenige bekers, wier buik met het Medusa-hoofd versierd of waarin de vorm van een dubbel gezicht gedrukt is. De vaas der Charvet-verzameling met het dubbele gelaat van een jongen, en dat in Worms met dat van een man, zijn van wonderbare volmaaktheid van vormen, en van zulk een dunne stof, dat zij nog heden den naijver der glasfabrikanten kunnen opwekken.

Voor plastische voorstellingen gebruikte men dikwijls een bijzondere

illustratie
Urne met aangezette versieringen.


glassoort van melkwitte kleur, terwijl de ondergrond een donkerblauwe of bruine kleur vertoonde.

Men ontwikkelde in dezen tak van kunstnijverheid ten tijde der Romeinsche keizers een ongehoorde weelde, zoodat zulke glazen niet zelden de gouden en zilveren pronkbekers aan waarde verre overtroffen. Twee daarvan verdienen onze bewondering in hooge mate; de eene, de bekende Portlandvaas, werd in het midden der 17e eeuw in den omtrek van Rome met andere, tot een prachtige sarkophaag behoorende voorwerpen aan den schoot der aarde ontnomen, bleef langen tijd eigendom van de Barberinische bibliotheek, kwam later in het bezit van den Hertog van Portland en is nu een der kostbaarste parelen van het Britsche Museum. In het jaar 1845 werd zij door een krankzinnige verbrijzeld, maar door een kundige hand zoo goed in elkander gezet, dat men nauwelijks meer een spoor van deze ramp kan waarnemen. Over de beteekenis der reliefs van deze ongeveer een voet hooge amphora is men nog niet tot overeenstemming gekomen; eenigen willen daarin de bevrijding van Alkeste uit de onderwereld, anderen de ontmoeting van Peleus met Thetis of van Jason en Medea herkennen.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken