Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1895 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1895Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.59 MB)

Scans (191.79 MB)

ebook (24.01 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1895

(1895)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Romeinsch glaswerk.
Met zeven afbeeldingen.
(Vervolg en slot van blz. 107.)

Het tweede meesterstuk van deze soort is de in Pompeji te voorschijn gekomen kleine amphora van donkerblauwe grondstof met melkwitte, daarop gesmolten reliefs. Het onderstuk omsluit een smalle strook, waarop grazende dieren zijn voorgesteld; daarop verheffen zich verschillende in elkander geslingerde ranken, waardoor twee groepen van gestalten vol levenslust worden omringd, die aan de eene zijde met den wijnoogst bezig zijn, aan de andere bij den klank van lier en syrinx zich overgeven aan het genot van den wijn. De vroolijke, bijna uitgelaten bewegingen der beide Bacchische troepen zijn van een welgeslaagde uitdrukking, de geheele compositie echter van zulk een natuurlijke levendigheid, dat zij met weinig voortbrengselen van deze soort vergeleken kan worden. Het doel van het voorwerp wordt door het ornament voldoende verklaard.

De merkwaardigste glazen zijn misschien de vasa diatreta, waarvan de vervaardiging de grootste handigheid en de pijnlijkste zorg vereischten. Zij hadden den vorm van een omgekeerde klok, waren

[pagina 137]
[p. 137]
van onder met een net van ronde, bevallig gevormde lussen omgeven, die kunstig uitgeslepen, door fijne glazen staven met het onderglas zoo sierlijk verbonden bleven,

illustratie
Vas diatretum (Köln).
(Opengewerkt glas.)


dat de bekers bij het neerzetten licht konden breken. Het grootste getal van deze, slechts door enkele exemplaren vertegenwoordigde bekers, is bovendien met een rondloopend inschrift als Bibe multis annis of andere toewijdingsspreuken versierd. Zij werden bij gastmalen gebruikt en den gasten somtijds als teeken van bijzondere gunst tot aandenken gegeven. Daar zij van onder afgerond waren en in eens geledigd moesten worden, zoo werkten zij snel en krachtig op de hersens van den drinker. Martialis verhaalt van een man, die vroeger altijd streng oordeelde over drinkers, maar na een beker van een ouden oom te hebben geërfd, nooit nuchter van de Thermen was teruggekeerd en daarbij uitriep: O quantum diatreta valent! ‘Wat toch opengewerkte bekers vermogen!’

Hoezeer deze bekers ook door hun kunstvolle ornamentatie onze bewondering verdienen, toch moeten wij erkennen, dat zij in practisch nut verre achter de onze stonden.

Voor het glasschilderen, dat in de 16e eeuw zulk een glansperiode doorleefde en nu weer langzamerhand tot hoogen bloei komt, hadden de ouden een geheel andere methode. De teekeningen werden namelijk in wit glas gekrast, met vloeibaar gekleurd glas gevuld en zoo verkreeg men een beeld dat op gekleurd relief geleek. Een zekere vergoeding voor het gemis aan eigenlijk glasschilderwerk vinden wij ook in de zoogenaamde gouden glazen. Het ornament daarvan bestond in een dun gouden blaadje, dat met gegraveerde teekeningen voorzien, somtijds met bijvoeging van kleuren aan een kleiner glasstuk was bevestigd en hiermede van buiten op de schalen, zoolang zij nog vloeibaar waren, gedrukt werd, zoodat het blaadje tusschen twee lagen glas was ingesloten. Over het doel dezer glazen is men nog heden in het onzekere. Eerst beschouwde men ze, daar zij oorspronkelijk alleen in de katakomben werden gevonden voor bewaarplaatsen van martelaarsbloed, maar 't is waarschijnlijker dat men hun den dooden als avondmaalskelk medegaf. Vele van de in tamelijk groot aantal gevonden overblijfsels van deze soort zijn intusschen medaillons geweest, die als pronksieraden in de graven werden bijgezet.

In de laatste jaren heeft men er ook aan den Rijn eenige uitgegraven, die geschikt zijn ons over de verspreiding en de gebruiken van het oudste christendom menige verklaring te geven.

Beeldjes te graveeren in goudblaadjes, was niet zoo algemeen; meermalen werden zij in de glasstof zelf ingeslepen of ingesneden. Van zulk glaswerk zijn talrijke overblijfselen tot ons gekomen, maar deze toonen over het algemeen weinig handigheid en smaak in de teekening en behooren gedeeltelijk tot een barbaarschen stijl en een tijd waarin de kunst in verval was geraakt. Wanneer Achilles Tatius ons niet verhaalde van een kelk, waarin een voorstelling van druiven zoo kunstig was geslepen, dat de vruchten, als de kelk ledig was, onrijp schenen, als men dien echter vulde, zich langzamerhand donker kleurden en rijp schenen, zoo zouden wij volgens de thans gedane vondsten tot de gevolgtrekking moeten komen dat de ouden in deze kunst op den laagsten trap zijn blijven staan.

Het interessante van deze glazen schuilt echter niet zoozeer in de wijze van uitvoering als in de keuze en de wijze der voorstellingen. Zoo is bijv. Prometheus niet, als op andere gedenksteenen, voorgesteld als een beeldhouwer, maar als schepper van menschen, die zijn beelden ziel en geest inblaast, welke volgens de gewone antieke opvatting

illustratie
Onyxvaas uit Mantua, thans in het museum van Brunswijk.


onder het zinnebeeld van een vlinder of als gevleugeld wezen van boven afzweven; een verwarring van mythologische voorstellingen, die slechts in den ongodsdienstigen tijd der latere keizers kon ontstaan.

Een aangenamer beeld bieden ons de glazen, die door hun kleuren een weldadigen invloed oefenen op het oog van den toeschouwer. En hierin, vooral in de fabricage van de beroemde Millefiori, ontwikkelden de Romeinen weder een bewonderenswaardige kunstvaardigheid. Verscheidene tot een bundel vereenigde

[pagina 138]
[p. 138]

glazen staven van verschillende kleuren werden in het vuur geweekt en in dezen toestand in de lengte uitgetrokken of gedraaid, zoodat niet alleen aan de oppervlakte van elke doorsnede, maar over de geheele stang een afwisselend mozaïekbeeld ontstond. Ook kon men deze glazen bundels platdrukken en in den vorm van schalen omwerken. Zoo ontstonden de filigrain-glazen.

Twee uiterst kunstvolle millefiori waren reeds aan Winkelmann bekend, die daarvan de volgende treffende beschrijving geeft:

‘Met veelkleurig samengevoegd glas werkend verheft de kunst zich tot bewonderenswaardige hoogte in twee kleine stukken, die voor weinige jaren in Rome te voorschijn kwamen; beide stukken hebben nog geen vollen duim lengte en zijn geen derde daarvan breed. Op het eene verschijnt op donkeren, maar veelkleurigen grond een vogel, die veel op een eend gelijkt, van verschillende, zeer levendige kleuren. De omtrek vertoont zich zeker en scherp, de kleuren rein en schoon, doordat de kunstenaar volgens den

illustratie
Figuren van de Onyxvaas.


eisch der schaduwen, nu eens doorzichtig dan ondoorzichtig glas heeft aangebracht. Het fijnste penseel van een miniatuurschilder had den cirkel van een oogappel zoowel als de kleinste veeren niet nauwkeuriger kunnen uitdrukken. De grootste bewondering echter wekt dit stuk op, daar men aan de keerzijde denzelfden vogel ziet, zonder in het geringste punt een verschil waar te nemen.’

Daar men het glas in de schoonste kleuren kon vervaardigen, werd het ook voor allerlei sieraden en speelgoed, voor gekleurde armbanden, haarspelden, dobbelsteenen, damschijven en vooral ter nabootsing van edelgesteenten gebruikt. Daar de oudheid een veel hoogere waarde hechtte aan de gemmen, d.w.z. edelgesteenten, dan de modernen, zoo is het verklaarbaar, dat men zich reeds vroegtijdig op vervalsching daarvan toelegde. De Romeinen wisten de edelgesteenten zoo trouw na te bootsen dat de echte niet van de valsche te onderscheiden waren. Zoo bezit de schat van Monza in Lombardije een beker, dien de Italianen langen tijd voor een saphir hielden, en de Sacro Catino in de kathedraal van Genua gold lang voor een smaragd, totdat men te Parijs zijn onechtheid bewees.

Een belangrijke rol speelde het gekleurde glas in de versiering van plaveisels, muren en kamergewelven, ook in het mozaïek. Vooral hadden de Romeinen in het opus verniculatum, het eigenlijke mozaïekschilderen, een bewonderenswaardige kunstvaardigheid bereikt. Als hun voorbeeld beschouwden zij den meester dezer kunst, Sofus van Pergamum, van wien Plinius zegt, dat hij een ongeverfden vloer kon voorstellen, waarop alle overblijfselen der maaltijden uit kleine, ongelijke stukjes mozaïek voorgesteld waren.

Zeer bekend is ook zijn motief: een drinkende duif, terwijl andere duiven zich op den rand van het bekken in de zon koesteren.

Later, te Rome, zijn er nog vele kunstenaars geweest, die Sofus nog overtroffen en door wie de mozaïektechniek tot zulk een volmaaktheid werd gebracht, dat zij met succes tegen de schilderkunst kon wedijveren.

Ten slotte nog het een en ander over die glasfabrikaten, welke betrekking hebben op de verlichting of tot optische doeleinden werden gebruikt, voortbrengselen eener industrie, die men langen tijd als de uitsluitende verovering der moderne tijden beschouwde; wij bedoelen het vensterglas, de glaslampen, glasspiegels en vergrootglazen. Het is niet noodig, hier alle verschillende, op het bestaan van Romeinsch glas duidende aanwijzingen te vermelden; de in Herculanum, Pompeji en aan den Rijn gevonden glasschijven en ramen zijn voldoende om te bewijzen dat de Romeinen ter beschutting tegen regen, vorst en zonnestralen, behalve van mica, zich ook van glas bediend hebben. Sedert wanneer dit geschiedde is thans nog onbeslist; dat vensterglas echter ten tijde der keizers, ten minste in de rijke huizen werd gebruikt, kan men niet meer in twijfel trekken. De schijven werden in de oudheid in bladen gegoten, waren sterker dan de onze en schitterden als paarlemoer. De lijsten bestonden gewoonlijk uit hout, soms uit metaal; een bij Trier gevonden brokstuk van een vensterschijf is in een looden lijst gevat. Wat de kunstmatige verlichting van het huis betreft, zoo hebben de oude Romeinen in ieder geval, in Italië misschien altijd, zich bediend van een olielamp zonder lampeglas, een gemis, dat men niet minder voelde in de paleizen der rijken dan in de armelijke hut van den landman. Wel wist men kandelaars te vervaardigen,

[pagina 139]
[p. 139]

die ware prachtstukken waren, maar het mechaniek was even onbeholpen als dat van onze kleine keukenlampen van voor twintig of dertig jaar.

Eerst in lateren tijd gebruikte men glas tot beschutting der lantaarns; anders wendde men hoorn, een blaas of neteldoek aan ter bescherming van het licht tegen wind en regen.

Glasspiegels schijnen naast de metalen spiegels in de oudheid weinig gebruikt te zijn. Plinius schrijft de uitvinding daarvan aan de Sidoniërs toe, zonder echter in nadere bijzonderheden te treden over hun vorm en wijze van vervaardiging. Anders berichten de ouden niets van glasspiegels, en de twee kleine, in het Museum van Turijn aanwezige spiegels, die men in Egypte gevonden heeft, geven natuurlijk geen opheldering betreffende de vraag, sedert wanneer en in welke omstandigheden de Romeinen zich bij het toilet van deze voorwerpen bedienden.

Dat eindelijk de Romeinen met het gebruik van vergrootglazen vertrouwd waren, blijkt uit de in Italië, aan den Rijn en in Engeland gevonden lensglazen, die gedeeltelijk biconvex, d.w.z. aan beide kanten gebogen, gedeeltelijk planconvex, d.w.z. aan één kant plat, aan den anderen gebogen, zijn geslepen en geen andere verklaring toelaten.

De kunst van het glasblazen, die, zooals wij zagen, in het Augustijnsche tijdperk het hoogste aanzien genoot en in de Portlandvaas een harer schoonste vormen vertoonde, raakte tegen het einde van den Romeinschen keizertijd in diep verval. Van lateren tijd hebben wij slechts geringe bewijzen van haar bestaan; dat men in Duitsche kloosters bonte koralen wist te vormen en stukjes glas te vervaardigen, die tot kleine schilderijen bijeengevoegd, voor kerkramen werden gebruikt, is bijna het eenige wat ons uit de Middeleeuwen dienaangaande bekend is. Een nieuwe vlucht nam de glasvervaardiging eerst weder in de 13e eeuw op Italiaanschen bodem. Venetië werd de leermeesteres van geheel Europa. Aan haar glasfabrieken ontleende zij geen gering deel van haar roem en rijkdom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken