Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1895 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1895Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1895

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.59 MB)

Scans (191.79 MB)

ebook (24.01 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1895

(1895)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De waarzegster.

Wij zijn in een echte Italiaansche herberg, een van die gebouwen, welke er altijd uitzien of zij veel beter dagen gekend, tot veel luisterrijker doeleinden gediend hebben dan thans. Een prachtige schoorsteenmantel op den achtergrond, rijk versierd met beeldhouw- en snijwerk, een kunststuk, dat in elk ander land de trots eener geheele stad zou hebben uitgemaakt en waarnaar men hier nauwelijks ziet. Kunst groeit immers in Italië als het ware tusschen de straatsteenen op; waar men het 't minste verwacht, vindt men een kunstwerk van hooge waarde, dikwijls in een omgeving zoo verwaarloosd en armoedig, dat hier het zeer bekende Hollandsch spreekwoord van zekeren vlaggenstok wel op zijn plaats zou zijn.

Ook in deze gelagkamer is er anders niets wat de aandacht trekt; de kippen zoeken hun voedsel letterlijk onder de voeten der gasten, de zitplaatsen zijn houten banken van het gewoonste soort, een grof laken bedekt de wormstekige tafel, die echter zeer goede vormen vertoont.

Deze eigenaardige omgeving oefent blijkbaar geen invloed uit op de vier edellieden, die hier vroolijk en opgewekt hun middagmaal nemen en hun krachten versterken vóór zij verder gaan.

Het is de jonge prins Scipio de Vignori en zijn vrienden. Hij is een lieveling der goden, die jonge edelman met zijn fraaie, jeugdige gestalte, zijn lang golvend haar en schilderachtige kleeding. Alles wat de wereld schitterends heeft, legde zij hem in den schoot; hij was jong, schoon, rijk, erfgenaam van uitgestrekte bezittingen.

Lorenzo Succani is zijn boezemvriend en onafscheidelijke gezel. Wat die beide jongelieden in hun dartelen overmoed al niet durven, al niet wagen! De prinses-weduwe, Scipio's moeder, gaf hun tot gezellen op hun tochten een paar beproefde vrienden mede, maar de jongelui lachen om die Mentors, of liever zij behandelen hen zoo goed, dat deze nauwelijks een woord van waarschuwing of raad durven laten hooren als de knapen te overmoedig worden.

Het maal in de Toscaansche trattoria is zeer overvloedig geweest; de waardin heeft het beste wat zij had moeten afstaan en haar mooi dochterke, Annetta, komt telkens met de in stroo gewikkelde flesschen chiantiwijn aandragen. De stemming wordt hoe langer hoe levendiger en vroolijker, zelfs de beide oudere heeren vergeten dat zij de wijsheid moeten bewaren en stemmen mede in hun vroolijke liedjes en dartelen scherts.

Lorenzo stijgt Annetta's schoonheid bijna even sterk naar het hoofd als de chianti; hij kan den blik van het lieftallige meisje niet afwenden en ook zij vindt den knappen jonkman wel een vriendelijk lachje en aardig knipoogje waard.

Als de tafelvreugd op haar hoogst is komt een oude vrouw binnen, een heidin of gitana, in lompen gekleed, zwart, mager, het vel als uitgedroogd perkament om de beenderen geslagen; alleen haar groote oogen gloeien nog vol vuur en leven in de uitgeholde kassen.

[pagina 273]
[p. 273]

Zij vraagt: la carita, en de jonge edellieden zijn in een gulle stemming en werpen haar zilver toe - in dien tijd kende Italië nog zilver en goud.

De vrouw schijnt een en al dankbaarheid.

‘En mag ik nu den goeden heeren ook een genoegen doen en hun de toekomst voorspellen?’

‘Neen, doe dat niet!’ roept Giacomo uit, die nog het meeste verstand schijnt te hebben overgehouden, ‘waartoe dient dat?’

‘Wel zeker, zeker!’ en prins Scipio reikt haar zijn blanke, welgevormde hand toe. ‘Wat zou de oude heks mij anders

illustratie
zij gaat bidden voor moeder. (Zie blz. 274.)


kunnen voorspellen dan wat ik al weet?’

De waarzegster neemt de fijne hand tusschen haar verdroogde, knokerige vingers en zich over den palm buigend is zij een oogenblik verzonken in de studie der nog zoo weeke lijnen op de jonge, frissche huid.

Scipio laat haar met een ongeloovig lachje begaan. Giacomo en Michele, wien het leven minder goed vertrouwend heeft gemaakt en misschien ook bijgelooviger, volgen aandachtig elk harer bewegingen. Lorenzo en Annetta maken er gebruik van nog eenige verliefde blikken te wisselen, zonder dat iemand op hen let.

Diepe stilte heerscht voor een oogenblik, dan heft de oude vrouw haar hoofd op, en begint te spreken; dof klinkt haar stem, niets goeds voorspellend, hortend ontvallen de woorden haar verdorde lippen.

‘Een levenslijn zoo recht - zoo zuiver in het begin - alles wat een menschenhart wenschen kan, rijkdom, geest, schoonheid, roem, liefde - dan komt verwarring - zij vertakt zich en verliest zich in allerlei kronkelingen, daalt plotseling totdat....’

‘Nu, wat dan?’

‘O, Signore! vergeef mij, neen! vraag niet meer - 't is al te ijselijk!’

‘Kom! oude Sybille! Denk je dat ik je vrees? Dat ik eenige waarde hecht aan je voorspellingen? Spreek op! Wat wacht mij? Een gewaarschuwd man is reeds half gered.’

‘O neen, Scipio!’ roepen Giacomo en Michele uit, ‘als gij er toch niet aan gelooft, laat haar niet uitspreken! Ga heen, ongelukskraai, kras ergens anders!’

‘Ik wil het weten,’ roept de prins uit, stampvoetend als een ondeugend kind; ‘wat wacht mij, een vroegen dood?’

De heks knikte.

‘Door geweld?’

Weer boog zij het hoofd.

‘Op het veld van eer?’

‘O neen, ik zeg niets meer.’

‘Bij Jupiter! Je zult het zeggen,’ en zijn gelaat, reeds verhit door den wijn, wordt nog rooder, ‘ik verlang het, of -’ En hij licht zijn karwarts op.

‘Nu dan’ - en de oogen der vrouw gloeien nu van angst en misschien ook van haat - ‘Scipio Vignori, het lot heeft u overladen met alle gunsten. Nog meer wacht u, een schoone bruid, hooge eer aan het hof van Florence; het zal u niet baten, gij zult u door dwazen overmoed laten verleiden tot samenzweringen en het einde is -’

‘Nu, wat dan?’

‘De galg.’

Scipio barst in een luid gelach los. Giacomo en Michele schudden ontevreden het hoofd en drinken hun glazen leeg. Nu stak ook Lorenzo zijn hand uit en zeide, Annette lachend aanziende:

[pagina 274]
[p. 274]

‘Ik ben nieuwsgierig wat je mij zult voorspellen. Ik hoop toch dat ik naast mijn vriend zal mogen bengelen, dan heeft hij ten minste aangenaam gezelschap, en Annette komt dan misschien ook nog naar ons zien als wij zoo hoog verheven zijn.’

‘Zwijg, spotter!’ riep Michele verontwaardigd. ‘Kom, de zon gaat onder, wij moeten vertrekken, willen wij nog vóór den nacht Siena bereiken.’

‘Eerst mijn hand!’ riep Lorenzo.

‘Ja, zijn lot moet ik ook nog weten, of hij gelukkiger wordt dan ik. Gauw, Cassandra, haast je,’ maar Scipio's scherts klonk nu bijna valsch.

Met aandacht volgde de heidin weer de lijnen en sprak toen bijna plechtig:

‘Signor! Nooit zag ik een lijn over zulke hoogten en langs zulke diepten gaan; uw leven zal de hevigste stormen kennen, gij zult het hoogste genot en het grootste geluk smaken, maar zij zullen voor u geen waarde hebben, gij zult ze van u afwerpen als een te zwaar geworden last. Bitter wordt u de kelk der reinste vreugde en het juk der zonde drukt u neder, ondraaglijk zwaar. Alles zult gij versmaden en - gij, de spotter, de genotzoeker, de wereldverachter - gij zult sterven op het stroo eener kloostercel, gehuld in een grove monnikspij!’

Nu klonk er weer vroolijk, onbezorgd gelach en zelfs de oudere mannen stemden mede.

‘Wanneer mijn galg opgericht wordt als Lorenzo's cel gebouwd en zijn pij geweven is, dan kan ik nog jaren wachten,’ riep Scipio schaterlachend uit, en opstaande gaf hij het sein tot vertrek.

Zij gingen heen en lachten en schertsten, dat men het verre over de heuvelen kon hooren. Annetta zag hen na, gelukkig glimlachend, zoolang zij kon. Lorenzo had haar immers bij het afscheid toegeroepen:

‘Tot wederziens!’

De heidin strompelde weg, haar zilveren munten tellend en telkens het hoofd schuddend:

‘De geheime machten zijn rechtvaardig! Het einde zal boeten voor het begin! De eene alles, de andere niets - maar het evenwicht wordt hersteld - den grooten Geest zij dank!’

Maar de vroolijkheid van het groepje was niet zoo oprecht meer als daar straks; onwillekeurig klonken hun nog de voorspellingen der oude gitana in de ooren en wierpen een sombere schaduw over hun tintelenden levenslust en dollen overmoed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken