Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1896 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1896Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.81 MB)

Scans (176.86 MB)

ebook (23.30 MB)

XML (1.61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1896

(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

Tosari.
Een herstellingsoord in het Javaansche gebergte.
Met vier illustratiën.

Het is een verkeerd denkbeeld dat de Europeaan, zoo juist in Indië aangekomen, eerst langzamerhand zich aan het klimaat gewennen moet en reeds dadelijk het offer wordt van allerlei tropische ziekten. Zoodra hij dus gelukkig dit acclimatatieproces heeft doorstaan, zou hij gehard zijn tegen dergelijke ziekten.

Het is juist bij uitzondering dat de zoon der gematigde luchtstreken reeds dadelijk een offer wordt van het verzengende klimaat; in het begin kan zijn lichaamsgesteldheid zeer goed weerstand bieden aan de hitte. Het gestel is nog krachtig en niets ontbreekt aan de gezondheid. Hij verdraagt de warmte veel beter en lijdt er ook minder onder dan de oudere bewoners der tropen, vooral als de woning gezond en het eten voldoende is, want juist in dit verslappende klimaat heeft het lichaam krachtig en gemakkelijk te verteren voedsel noodig. Ook zware lichamelijke inspanning moet men zooveel mogelijk vermijden, want wanneer in Europa een wandeling van eenige uren in den namiddag een genot en

illustratie
herstellingsoord ‘tosari’ en het bovengedeelte van het tengergebergte.


zelfs een behoefte is, zoo vermoeit zij in de tropen buitengewoon en veroorzaakt meer of minder koorts.

De verstandige Indische oudgast bezondigt zich dan ook niet aan zulke excentriciteiten en vertrouwt liever zijn lichaam in die uren aan het rustbed toe dan dat hij een paar uren in de zonnehitte gaat ronddwalen.

Wie zich verder van uitspattingen van allerlei soort onthoudt, zal jaren lang ook in de tropen kunnen leven, zonder dat het zijn gezondheid schade doet. Hierbij zij nog opgemerkt dat men na zekeren ouderdom verstandig handelt zich niet meer tusschen de keerkringen te vestigen; wie de veertig overschreden heeft, onderwerpe zich maar liever niet aan zulke proefnemingen.

Vooral hebben veel te lijden van koortsen de opzichters en werklieden op de plantages; de uitgewoelde aarde laat miasmen opstijgen, die wel de gevaarlijkste koortskweekers zijn. Over het algemeen geldt het als regel, den zwaarderen arbeid door inboorlingen te laten verrichten, die beter voor het klimaat berekend zijn. Zoo-

[pagina 98]
[p. 98]

lang echter, zooals boven is aangemerkt, het lichaam nog weerstand kan bieden en door een langdurig verblijf in de verzengende luchtstreek niet verslapt is, verdraagt het elke inspanning nog tamelijk goed, terwijl de oudere, door het klimaat verzwakte inwoners, er zeker door nedergeworpen zouden worden.

Wel bezit de oudgast meer ervaring; hij heeft geleerd zich in acht te nemen. Hij voelt instinctmatig wat hem schadelijk kon worden, leeft daarom voorzichtiger en gebruikt voorzorgsmiddelen om ziekten te voorkomen, maar onder dezelfde omstandigheden zal doorgaans hij, die nog maar korten tijd in de tropen verblijf houdt, minder van het klimaat lijden, dan de zoogenaamde door een langer oponthoud geacclimatiseerde.

Deze opvatting wordt niet alleen door de ondervinding der oudere keerkringbewoners gestaafd, maar is ook wetenschappelijk bewezen.

Zoodra dus een Europeaan na een verblijf van eenige jaren in Indië aangetast wordt door koorts, waartegen noch chinine, noch antifebrine of andere geneesmiddelen helpen, dan zendt de geneesheer hem naar een gezondheidsetablissement, een luchtkuuroord in het gebergte.

Een overhaast vertrek naar zulke plaatsen is het eenige redmiddel; als de koortslijder het bijtijds aangrijpt, dan komt er na eenige dagen een werkelijk wonderbare omkeer in den toestand van den zieke. Dikwijls ziet men zieken ‘naar boven’ transporteeren, die niet in staat waren te rijden, noch in den reiswagen te zitten, maar in tandoes (hangmatten) liggend, moesten gedragen worden. Reeds na twee of drie dagen konden zij kleine wandelingen in den tuin ondernemen, de eetlust keerde terug en de koorts bleef weg.

De beste reputatie onder zulke gezondheidsetablissementen op Java geniet ongetwijfeld Tosari, 1780 M. boven de zee gelegen op de hellingen van het Tengergebergte, in het Oostelijke gedeelte van het eiland.

Terwijl in onze gematigde luchtstreek op zulk een hoogte het sneeuwgebied reeds begint, heerscht daar tusschen de tropen nog de aangenaamste temperatuur.

Sneeuw ziet men er volstrekt niet; wel zijn de nachten koel, men kruipt vol welbehagen onder eenige wollen dekens, maar gedurende den dag stijgt de thermometer tot een zeer aanzienlijke hoogte, zoodat prachtige varens, bamboes, maïs, Europeesche groenten en bloemen daar in weelderigen overvloed groeien, en tot op een hoogte van 2400 Meter vergast zich het oog aan het groen van uitgestrekte aardappel- en koolvelden. Het geheele uitgestrekte Tengergebergte is in zijn bovengedeelte een enkele groententuin, die geheel Oost-Java en verder nog van zijn producten voorziet.

Ondanks deze hoogte heeft Tosari toch, in vergelijking met andere plaatsen, betrekkelijk weinig van regen te lijden, een omstandigheid, die het in zulk een hoogen graad geschikt heeft gemaakt tot herstellingsoord.

Men bereikt het van Soerabaja uit, de grootste handelstad van Nederlandsch-Indië op Oost-Java; men reist per spoor drie uren naar Pasaroean en verder in karren met twee paarden bespannen; twee en een half in razende vaart, en eindelijk per paard, drie of vier uur in het gebergte. Zieken worden met den draagstoel of in de hangmat naar boven getransporteerd.

Tosari heeft plaats voor omstreeks veertig gasten. Sedert zich een Europeesch dokter daar heeft gevestigd, is de toeloop zeer sterk. De behandeling is er zeer goed; een rijke bibliotheek, biljart, piano, schaak- en kaartspel, wandelingen en uitstapjes in de omringende bergen en wouden en naar den omstreeks twee uren ver verwijderden Bromo bieden verstrooiing aan.

Een merkwaardigen indruk maakt het op deze wandelingen als men het groene plantenkleed met een meer of minder dikke laag vulcanische asch bedekt ziet. Dikwijls is een flinke regenbui noodig om de bladeren van dit laagje te zuiveren. Deze asch is afkomstig van dien Bromo, de nog zeer werkzame vulkaan van het Tengergebergte.

Hoe onaangenaam zulk een rookende buurman ook zijn kan, zoo zien de Tengersche groenteboeren deze asch niet ongaarne, daar zij voor hen een zeer welkom bemestingsmiddel is.

In de omgeving van Tosari vindt men, evenals op andere Javaansche bergen, aardbeien, frambozen en aalbessen, en wij zagen op het westelijk liggende Ardjoenogebergte op 2700 meter hoogte blauwbessenstruiken van dubbele manshoogte, waarvan de stammen den omvang van een mensch hadden.

De bladeren van dezen ‘blauwbesboom’ en de in ongeloofelijken overvloed daarop prijkende bessen waren een weinig grooter dan die der gematigde zone. De afmetingen dezer boomen namen in hoogere gewesten echter langzamerhand af en op 3000 M. waren zij ineengeschrompeld tot den bessenstruik, zooals wij dien hier kennen. Jammer dat de smaak dezer bessen waterachtig en zonder geur is.

Op een luchtkuuroord van den zoo juist genoemden berg zagen wij in een beschutte plaats op 2400 M. hoogte prachtige rozen, immortellen van meer dan 2 M. hoogte en jonge erwten, die toen juist in hun schoonsten bloei stonden.

Een onzer koelies, die reeds dikwijls daar boven was geweest, had des avonds een tinnen schotel buiten gezet en kon ons den volgenden morgen een dun schijfje ijs presenteeren, wat hem natuurlijk een fooitje bezorgde.

Op eenige honderden passen van dit logement bevond zich een groote tijgerval, die daar des te meer op haar plaats was, omdat de in hare nabijheid stroomende bron, de eenige van mijlen ver in den omtrek, allerlei wouddieren aantrok.

Onder de vijf en veertig vulkanen, waarin Java zich verheugen mag, is de Bromo een der interessantste. Hoewel hij in hoogte door meer dan een dozijn van zijn griezelige collega's wordt overtroffen - het eerst door den naburigen, 3800 Meter hoogen Smeroe - zoo bezit hij toch meer dan anderen veel merkwaardigs. Daarbij is hij gemakkelijk te beklimmen en wordt onder de meest bezochte bezienswaardigheden van Java gerekend. Zijn hoogste punt verheft zich tot 2652 Meter boven de zee en deze vormt een gedeelte van den ringmuur van den oorspronkelijken krater. Deze krater meet aan

[pagina 99]
[p. 99]

zijn breedste plaats omstreeks een geographische mijl; zijn lengte daarentegen bedraagt zoo wat drie mijlen; niet medegerekend de zich van het Noord-Oosten naar het Zuid-Westen voortzettende uitloopers, die langzamerhand vlakker worden.

Men kan zich het ontstaan van dezen krater, een der grootste van deze aarde, verklaren door aan te nemen dat bij de vorming van het gebergte door de vulkanische verheffing der aarde twee parallel loopende, vele mijlen lange spleten ontstonden. Het tusschen deze spleten liggende gedeelte der aardkorst zakte toen en bleef als een kegel tusschen de buitenwanden steken, zoodat hij rondom omringd schijnt door 500 M. hooge, steil neervallende bergmassa's. Terwijl het noordelijke gedeelte van dezen kegel omstreeks 300 M. in de diepte zonk, brak het middelste, breedere gedeelte af en zakte nog weer 200 M. dieper, zoodat dit diepere gedeelte naar het Noorden door een dwarswal is afgesloten, waarvan de uitloopers zich langzamerhand verliezen in de buitenste omtrekken der bergen.

Aan de Zuid-Oostelijke zijde van het Ringgebergte vormde zich dan de krater-opening, waaromheen zich de uitwerpkegels opstapelden. Maar in den loop der tijden raakte deze krater verstopt en de onderaardsche krachten baanden zich een nieuwen uitweg, waarbij een kant dezer kegels mede vernield werd. Maar ook deze nieuwe krater werd uitgebluscht en bijna in het midden van den ingezonken bodem vormde zich de 250 M. hooge krater Batok (drinknap). Nadat ook deze opening het lot harer voorgangers had gedeeld, ontstond de thans nog werkende 150 M. hooge krater Bromo, eigenlijk naar den Indischen god Brahma genaamd.

De uit het binnenste der aarde ontstane lava, zand en asch, bedekken rondom het gebergte, vooral het ingezonken gedeelte daarvan, waardoor dit het aanzien verkrijgt van een zandwoestijn; de inboorlingen gaven er dan ook den naam van Dasar - zandzee - aan. Hoevele duizenden jaren er wel verloopen zijn sedert al deze omwentelingen, is een noodelooze vraag, daar men slechts vermoedens ten antwoord kan geven.

Intusschen heeft de Bromo in de laatste tientallen van jaren zeer merkbare veranderingen ondergaan. Toen tusschen '40 en '50 de geleerde Junghühn hem bezocht, bevond hij dat de krater een omtrek had van 1500 voet en een diepte van eveneens 1500 voet en dat zich op den bodem een meer bevond.

Toen wij den krater voor het eerst in 1884 bezochten, was de bovenste omvang wel dezelfde gebleven, maar de diepte was een derde minder dan vroeger en het water op den bodem was verdwenen. Uit eenige, door gele zwavel omringde openingen van den omvang eener groote ronde tafel, stroomden echter de onderaardsche gassen met een ontzettend gedruisch, dat een half uur verder nog hoorbaar was. Rook ontwikkelde zich slechts in zeer onbeduidende hoeveelheid.

Het laatst bestegen wij den krater in '93. De diepte was toen nog geringer geworden, maar hij werkte nog zeer hevig, door in ongelijke tusschenpoozen kolossale rookwolken van duizenden voeten hoog in de lucht te slingeren. Deze rookwolken waren vermengd met gloeiende scherven en steenen, die meestal in den krater terugvielen, en asch, die mijlen ver door den wind werd weggedreven. De uitbarstingen waren begeleid door een onderaardsch gerol. Het bovenvermelde gerommel had opgehouden.

Wij konden bij het beklimmen van den krater ons nog ter halve hoogte toevertrouwen aan onze zoo buitengewoon goed gedresseerde bergpaarden; verder moesten onze eigen voeten dienst doen. De bestijging werd ons vergemakkelijkt door in de diepe aschlagen geslagen blokken, waarachter men dwarshouten legde, zoodat een soort van trap er door gevormd werd. Zonder deze zou de voet diep in den lossen bodem weggezakt zijn.

Boven gekomen wierpen wij ons op den kraterrand, die gloeiend verhit was door de zon en in den vorm van een dak naar buiten afdaalde; vol gespannen verwachting zagen wij neer in de akelige diepte.

Tusschen rotsblokken kronkelden zich witte nevel- en blauwachtige rookwolkjes omhoog en hulden den bodem van den krater in een ondoordringbaren mist. Voortdurend echter rolden massa's steenen en zand in de trechtervormige diepte, zoodat daar aan de onderaardsche dampen de uitweg langzamerhand werd afgesneden en eindelijk de kraterbodem zichtbaar werd.

Zoo wachtten wij wel een uur, erg gehinderd door de stekende zonnestralen, bijna stikkend door de aschwolken, die de wind deed opdwarrelen; onze gezichten en handen waren zwart geworden, terwijl wij ons voorstelden wat er al niet gebeuren kon als de Setan Goenoeng - zooals de bijgeloovige inlander den berggeest noemt - ons kwaad wilde. Hij kon door een weinig schudden den smallen kraterrand, waarop wij lagen, aan het wankelen brengen en ons allen met zich medesleuren in zijn afschuwelijk rijk; hij kon ons door de uitstroomende zwaveldampen verstikken, door uitgeworpen steenen of door bliksemstralen uit de met electriciteit bezwangerde uitwerpsels verpletteren.

Slechts zij, die geheel vrij zijn van duizelingen, kunnen het wagen rechtop te staan of te gaan. Een der Europeanen, die ons vergezelden, een oud-gast, wiens zenuwen en spieren door een langjarig verblijf tusschen de keerkringen zoodanig verzwakt waren dat hij zich door acht koelies naar boven had laten dragen, werd op den smallen kraterrand zoo zenuwachtig, dat hij zelfs geen blik in de diepte durfde werpen en zich naar beneden liet dragen vóórdat er weer een uitbarsting volgde.

Hoelang wij ook toefden, er kwam maar geen nieuwe uitbarsting en het wachten werd steeds pijnlijker!

Daar hoorden wij eindelijk een onderaardsch gerommel, dat echter aan onze verwachtingen niet beantwoordde, een licht beven van den grond waarop wij stonden, en plotseling verhief zich de geheele bodem van den krater en met onbeschrijfelijk geweld steeg onmiddellijk vóór onze oogen een zwartgrijze wolk op, die snel naar alle kanten bliksemstralen rondzond en een ontzaglijke massa zand, asch en heete steenen rond-

[pagina 100]
[p. 100]

slingerde, waarvan er velen vlak naast ons vielen. Het tooneel was zoo overweldigend, dat ik den indruk, daardoor op ons gemaakt, niet vermag te schetsen. Gelukkig dreef de wind den rook en de uit de wolk vallende asch van ons weg, zoodat wij er niet door gehinderd werden. Een tweede uitbarsting wachtten wij echter niet af; de Bromo heeft namelijk nu en dan zijn grillen en men kan niet weten...

Van Penanjaän, een der hoogste punten van het noordelijke Ringgebergte, vanwaar de photographie genomen is der Zandzee, geniet de toerist een wonderbaar panorama; men kan zich nauwelijks sterker contrasten er van denken.

Terwijl in het Noorden diepe kloven met de heerlijkste varens, groot als boomen, in de vlakte afdalen en de zee zich voor ons uitspreidt met het eiland Madoera, rust in het Oosten de blik op den rookenden vulkaan Bromo, midden in de 500 M. diepe, onder onze voeten liggende Zandzee, de door tropisch groen omringde woestijn. Keeren wij het hoofd om, zoo zien wij enkele schreden van ons verwijderd groene moestuinen, terwijl vóór ons loodrechte afgronden en daaronder de woestijn gapen.

Een buitengewone aantrekkelijkheid oefent dit schouwspel vooral uit als, bij het vallen van den avond, door de meergenoemde spleet de wolken dringen en de zandzee

illustratie
zandzee met den uitgebluschten krater batok en den werkenden krater bromo. op den achtergrond de vulkaan smeroe.


vullen, terwijl midden uit deze in een nevelzee veranderden krater de Batok en de rookende Bromo als eilanden en het Ringgebergte met den Smeroe opduiken.

Wendt men den blik nu verder naar het Oosten, dan ziet men aan den horizont den vulkaan Dieng, 3086 M., iets dichter den Lamongan, 1669 M. en dichterbij den Smeroe, 3800 M. hoog. De beide laatsten zijn even werkzaam als de Bromo en schijnen onder de aarde nauw met elkander verbonden te zijn.

Des nachts hoort men dikwijls in den Smeroe een hevigen, doffen knal en ziet dan een machtigen vuurglans uit den berg opgaan; duizenden van gloeiende steenen als even zoovele vuurpijlen stijgen op, vallen in den krater terug of worden in wijde bogen geslingerd over de steile hellingen. Een vuurwerk, zoo schitterend en verheven als men er moeilijk een tweede vinden kan!

Over dag ziet men de rookwolken mijlen ver over het land trekken; majestueus zweven zij tusschen de andere wolken, waarvan zij zich door hun bruinachtige kleur onderscheiden. Niemand heeft dezen berg ooit durven beklimmen; wie zich te dicht bij den krater begaf, zou dit waagstuk met een zekeren dood moeten bekoopen.

Dat op de hellingen van dezen berg aardbevingen niet tot de zeldzaamheid behooren, behoeft nauwelijks meer vermeld te worden, en toch zijn deze hellingen

[pagina 101]
[p. 101]


illustratie
uitbarsting van den bromo, van den bodem der zandzee uit gezien. hoogte der wolk omstreeks 200 meter.


tot op 1200 M. sterk bevolkt, want deze met vulkanische asch vermengde aarde vormt een zeer geschikten grond voor koffiestruiken, en een groot deel der met recht beroemde Javakoffie groeit op de hellingen van den Smeroe. Richten wij even, nog altijd op den Penanjaän staande,

illustratie
boeddhapriesters uit het tengergebergte.


onzen blik verder naar het Zuid-Westen, dan ontdekken wij eerst den vulkaan Kawie, 2860 M., thans uitgedoofd, den Kloet, 1731 M. Verderop den Willis, 2168, en eindelijk in het Westen den nog sterk werkenden Ardjoeno, 3333, met zijn voorgebergte Penangoean, 1650 M. hoog.

Het is wel niet te veel gezegd, als ik verzeker dat er zich op Gods schoone aarde nauwelijks een ander punt bevindt dat den blik, van Penanjaän uit, in verhevenheid overtreft.

De bewoners van het bovengedeelte van het Tengergebergte vormen het laatste restje der belijders van den Boeddhistischen godsdienst op Java; zij vluchtten daarheen om de vervolgingen der Mahomedanen te ontkomen.

Het godsdienstige gevoel is echter zeer zwak bij hen ontwikkeld. Alle jaren in de maand Juli brengen zij den berggeest offers, in den vorm van rijst, maïs, bloemen en vruchten, door de priesters met plechtige ceremoniën in den krater geworpen. Deze priesters vervullen bovendien nog het ambt van dorpshoofd en arts. Hun ambtelijke kleeding bestaat uit aan elkander genaaide stukjes katoen en het symbool hunner waardigheid is een overoud heilig bronzen vat, dat evenals de waardigheid zelf in de familie overerfelijk is.

De Boeddhisten van het Tengergebergte onderscheiden zich gunstig van de andere Javanen, door hun werkzaamheid en eerlijkheid.

Hun bloeiend, krachtig uiterlijk levert wel het duidelijkste bewijs, welk een weldadigen invloed de gezonde berglucht en vooral die van den Tenger op de menschen uitoefent.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken