Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1896 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1896Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.81 MB)

Scans (176.86 MB)

ebook (23.30 MB)

XML (1.61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1896

(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Médoc-wijnen.
Met drie gravuren.

Van den maarschalk Bassompierre wordt verhaald, dat hij in zijn laars twaalf flesschen wijn schonk, die hij uitdronk op de gezondheid der 12 kantons van Zwitserland; hij dronk ze zonder aarzelen en zonder dat zijn kalmte er eenigszins door verstoord werd.

Welnu, zoo de maarschalk kon drinken, wist hij niet te drinken.

Drinken is gemakkelijk (de hoeveelheid niet in aanmerking genomen), weten te drinken is het minder. Drinken is eenvoudig een vloeistof doorslikken. Weten te drinken is zich rekenschap geven van wat men drinkt; minder gemakkelijke voorwaarde dan men zich verbeeldt.

Men moet eerst, zooals wij het deden, in Medoc die eindelooze wijngaarden doortrekken, die prachtige exploitaties bezoeken, dien onophoudelijken arbeid zien, om te begrijpen hoeveel eerbied men verschuldigd is aan de minste flesch van een onzer groote merken.

Médoc is de landstreek die zich uitstrekt met een gemiddelde breedte van 10 kilometer op den linkeroever der Garonne en der Gironde; zij wordt in volle lengte doorsneden door de spoorbaan, die van Verdon

[pagina 148]
[p. 148]
naar Bordeaux gaat (110

illustratie
Kasteel Lascombes.
Kasteel de Pichon-Longuevelle.


K.M.). Van Verdon tot Talais reist men door magere weiden, waarin eenige koeien grazen, lichtrossig van kleur, zooals men in dit land veel vindt. Boven Talais verschijnen de eerste aanplantingen van den wijnstok, die hier een blauwachtige tint hebben, afkomstig van het zwavelen der planten, waardoor men ze beveiligt tegen zekeren uitslag, die zich hecht aan de bladeren en de druiven, mildew genaamd. Deze bewerking geschiedt door mannen, die met een ijzeren bak op den rug door de wijngaarden gaan en elken voet gronds besproeien met de vloeistof, daarin bewaard. Deze vloeistof heet bouillie bordelaise, en bestaat uit een mengsel van kalk, kopersulfaat en water; zij oefent niet den minsten invloed uit op den wijn, daar 1/10 milligram koper bevonden wordt in een liter wijn. Behalve de mildew heeft de wijnstok nog

illustratie
De kelder.
Chateau Margaux.
In de voorraadkamer.


vele andere vijanden, waarvan wij slechts enkele noemen: de brown rot, de white rot, de cochelys, de witte worm en vooral de zoo gevreesde phylloxera.

Niet alleen tegen deze parasieten moet de wijnverbouwerstrijden, maar ook tegen vorst, hagel, vocht en morgenmist, gevolgd door brandende zon. Groot is dus de voldoening wanneer de pluktijd gekomen is en men zich beroemen kan op een oogst, hoe middelmatig dan ook.

Voorbij Saint Germain d'Esteril begint de streek Haut-Médoc genaamd; tot nu toe was men alleen maar in Bas-Médoc. Reeds dadelijk begint het terrein hier heuvelachtiger te worden, men komt aan het vaderland der groote merken, die op het grondgebied van Saint Estèphe beginnen. De eerste merken zijn Chateau Lafitte, Chateau la Tour, Chateau Margaux, dan volgen Mouton Rotschild, Gruaud-Larose, Montrose, Kirwan-Cantenac-Brown, Chateau Roschet, Pontet Canet, Belgrave, Cantemerle, namen, die den wijnliefhebbers van alle landen als liefelijke muziek in de ooren klinken.

Eerst sedert betrekkelijk korten tijd worden de Médoc-wijnen op hun rechte waarde geschat; vroeger werden zij zeer miskend en achtergesteld bij de Bourgogne-wijnen, die als de eenige deftige soort werd beschouwd.

In het midden der XVIIIde eeuw kwam hierin verandering, toen de maarschalk de Richelieu benoemd werd tot gouverneur van Guyenne, en er den smaak van leerde kennen; hij wist Lodewijk XV over te halen er van te proeven. Hij was te veel hoveling om op den lievelingsdrank des konings iets af te dingen en stelde zich tevreden met te verklaren, dat er merken bestonden, die niet slecht waren, en den koning toen als proef Chateau-Lafitte te zenden, die toen, evenals thans, behoorde aan de familie de Ségur. Z.M. verwaardigde zich dezen wijn tamelijk goed te

[pagina 149]
[p. 149]

vinden en kwam er op terug. Nu was de eerste stap gedaan en de Bordeaux-wijn verhief zich weldra naast de Bourgogne.

De druivensoort, waarvan de voornaamste Médoc-merken afkomstig zijn, heet de Cabernet; daarvan bestaan verschillende varieteiten; deze worden kunstig vermengd en het is door de keuze der druivensoorten, door den aard van den grond, door zijn ligging ten opzichte van de zon en ook door de zorgen, besteed aan het maken van den wijn, dat er zulke groote verschillen ontstaan in qualiteit en prijs.

Deze prijzen kunnen verschillen van 500 tot 8000 francs de ton; maar toch moet men niet denken dat deze dure merken den eigenaars meer opbrengen dan de goedkoopere. Deze goedkoopere rangschikt men als boeren-, werkman- en

illustratie
Gezicht op het kasteel Lafitte.


burgerwijnen; de kosten voor kweeking van deze zijn niet hooger dan 350 francs per hectare en loopen voor de groote merken op tot 2000 francs. Over het algemeen kan men rekenen, dat de groote wijnbergbezitters niet meer rente van hun geld maken dan 4½ pCt., zonder nog te rekenen op de wisselvalligheden van weer en markt.

Nu zijn wij in het echte wijnbergenland. Rechts, links, zoover het oog reikt, niets dan wijnstokken. Een zee! Van tijd tot tijd alleen een witte doorgang. 't Is een weg, wit geblakerd door de zon.

Even zien wij door een opening Pauillac en de Gironde, maar dadelijk zijn wij weer in het volle druivenland. Een met ossen bespannen kar, eenige arbeiders bezig met zwavelen, ziedaar het eenige wat leven geeft aan deze uitgestrekte vlakten. Komt men echter in de tweede helft van September in deze streken, dan vindt men niets meer van deze slapende natuur; alles is dan in beweging, want de wijnoogst is in vollen gang en deze moet zoo snel mogelijk geschieden, daar dit de eerste voorwaarde is tot het wel slagen van den pluk. De vrouwen en kinderen knippen de druiven af en leggen ze in houten manden. Elke rotte vrucht wordt weggeworpen.

Mannen ledigen deze manden in bakken, die zij vervoeren naar karren, bespannen met ossen en beladen met twee of drie kuipen, die men douils noemt. De dragers der bakken ledigen deze hierin, waarop zij naar de pers gaan. Dan worden deze douils ter hand genomen door mannen met bloote beenen, daar, waar men nog aan het trappen van den wijn doet, die ze ledigen in de égrappoirs. Dit zijn werktuigen, waardoor men de druiven ontdoet van hun pitten; in sommige wijnhuizen wordt niet meer getrapt en stelt men zich tevreden met de druiven in den égrappoir te roeren en het sap op deze wijze te winnen.

Het sap, dat uit deze druiven komt, heet mout. Uit de pers, waarop de égrappoir rust, valt het in een platte kuip; met een soort van houten kan schept men het er uit om het in de comportes over te gieten. Dit zijn kleine tonnetjes, aan één kant open en van boven voorzien van een houten lat, waaraan men ze kan dragen. Twee mannen maken er zich meester van en ledigen ze eindelijk in de kuipen.

Men mag niet langer dan 24 uren besteden om een kuip te ledigen, opdat de gisting niet worde afgebroken. Als de kuip vol is, sluit men haar door middel van een deksel en laat het gisten zijn werk doen. Dit duurt een of twee weken, somtijds langer. Dan maakt men de kuipen ledig en dit geschiedt tegelijk, zoodat alle vaten in kleine hoeveelheden ongeveer dezelfde gedeelten krijgen van het bovenste, het middelste en het onderste van elke kuip. Zoodra de vloeistof troebel wordt, vangt men ze afzonderlijk op; dit is het grondsap.

Zoo maakt men den eersten wijn en alleen van de beste soorten; de tweede wordt van de andere gemaakt, de derde van het grondsap der beide eerste. Zoodra de tonnetjes in de kelders geplaatst zijn, moet men den door de verdamping verdwenen wijn vervangen door anderen wijn; gedurende het eerste jaar moet men tot driemalen in Maart, Juni en October, den wijn van

[pagina 150]
[p. 150]

het aanzetsel op den bodem ontdoen. In het tweede jaar wordt dit nog driemaal herhaald, dan kan men den gewonen wijn op flesschen doen; met de fijne merken kan dit pas gebeuren op het einde van het 3e of 4e jaar.

Als men een vat wijn ontvangt, moet men het veertien dagen laten liggen en niet aftappen dan bij droog, helder weer, vrij van tocht. De kurken moeten van goede kwaliteit zijn, eerst geweekt in warm water, dan in brandewijn of in den wijn, dien men gaat aftappen.

Zijn al deze bewerkingen goed afgeloopen, dan vereischt de op flesschen getapte wijn niet de minste zorg meer; hij zal zich regelmatig ontwikkelen, en opdat hij aan tafel een goed figuur make, moet men hem vijf à zes maanden rust gunnen.

Langer is nog beter! Ieder is niet zooals koning Hendrik III van Engeland, die in 1626 al zijn oude wijnen liet verkoopen om weer nieuwe te koopen. Na dezen vorst is men tot de erkenning gekomen, dat onze wijnen, na tien of vijftien jaren geslapen te hebben in bestoven flesschen, den smaak, kleur en alle andere heerlijke hoedanigheden verkrijgen, die ze zoo dierbaar maken aan onze verhemelten.

 

In Margaux stappen wij uit en nemen een rijtuig om de geboorteplaatsen der groote merken te bezoeken. Reeds na 500 Meter staat het rijtuig stil en de koetsier zegt:

‘Wij zijn in Lascombes.’

Een aardig kasteel aan het einde van een mooi aangelegden Engelschen tuin; ter zijde van het gebouw beginnen de wijngaarden reeds; een wonder van zindelijkheid en zorgvuldig onderhoud. Bloeiende rozen zijn met de wijnstokken vermengd; de eigenaar van Lascombes is de heer Chaix-d'Est Ange, kleinzoon van den oud-senator.

Weer staat het rijtuig stil, nu voor het kasteel Desmirail van mevrouw de weduwe Sipière; de wijnbergen zijn iets verder, want een park omringt het woonhuis; de gronden van Desmirail en Chateau-Margaux grenzen aan elkander; geen wonder dat dit een uitstekend merk is. Bij het bezoek van een wijngaard moet men vragen om een proefje van den wijn. De eigenaar is zeer vereerd dit aan een belangstellend vreemdeling te kunnen aanbieden.

Chateau-Margaux, een der drie perceelen van Médoc, toebehoorend aan graaf Pillet Will. Een trotsche laan voert naar het gebouw met zijn zuilenrij: een prachtig park strekt zich er omheen uit; onder de dikke boomen, gewelven van groen. In den kelder slapen honderd duizend flesschen en de schuur kan 1400 vaten bevatten; als men nagaat, dat elke ton 6000 francs kost en een gemiddelde oogst 200 tonnen bedraagt, dan kan men gemakkelijk uitrekenen, hoeveel geld de kooper van zulk een oogst, die men meestal en bloc verkoopt, in zijn zak moet hebben.

Opmerkelijk zijn hier de glazen stoppen, die het gebruik van linnen, noodzakelijk voor de houten stoppen, dat zulk een zorg vereischt, overbodig maken. Persen en kuipen zijn volgens het oude systeem. Er zijn 26 kuipen en men treedt nog altijd met de voeten.

Chateau-d'Issan is een historisch gebouw; zijn geschiedenis dagteekent van den tijd, toen Guyenne aan de Engelschen behoorde, en het heeft uit dezen tijd zijn bekoorlijk aanzien behouden en zijn ophaalbrug.

Van binnen wijst men een monumentalen schoorsteen aan in de groote zaal en prachtige tapisseriën van Beauvais. Deze zaal is een waar museum van zeldzame voorwerpen, en bewijst, dat de eigenaar, de heer G. Roy, een man van smaak is. Op weg naar Pauillac houden wij even stil bij Chateau de Pichon Longueville, welk prachtig domein sedert 200 jaren aan deze familie toebehoort.

Aan het einde van een breeden weg door de wijngaarden aangelegd, ontdekken wij Chateau la Tour. Op den achtergrond de Gironde, als een zilveren lint. Sedert twee eeuwen behoort deze onderneming aan de familie de Ségur, wier tegenwoordige afstammelingen zich tot een maatschappij hebben vereenigd.

Pontet Canet behoort aan mevrouw de weduwe Herman Cruse; de pers en de kuipen zijn wonderen van moderne inrichting. Als men die keurige kuipen ziet, door blinkend koper omringd en zoo goed onderhouden, zou men eer denken in een of anderen eigenaardigen, zonderlingen tempel te treden, dan in een wijnkelder. Ook de perskamer ziet er uit als in het goederen-bureau van een spoorweg, met zijn rails en draaischijven. Er wordt weinig getreden in Pontet Canet.

Chateau Lafitte is de bekroning van het geheel, de eerste der roode wijnen van Frankrijk en van de wereld. De Rothschilds zijn de gelukkige eigenaren van dit merk. Baron James kocht het in 1868 voor 4½ millioen francs, zonder de meubels en den wijnvoorraad in de kelders. Deze werd bij opbod verkocht en bereikte duizelingwekkende prijzen; zij wisselden af van 7 francs de flesch voor de jaren 1826 en 63 tot 121 francs voor die van 1811, het kometenjaar, waarvan er 21 flesschen overbleven. De tegenwoordige verzameling begint met 1796. Dus wijn die reeds eeuwig is.

 

Ten slotte een paar wenken over de manier, waarop men wijn kan drinken; hiervoor is noodig dat men den wijn ziet, ruikt en proeft. In deze drie woorden schuilt het groote geheim van het genot, dat de echte lekkerbek ondervindt, als hij zich tegenover een goede flesch, hetzij wit of rood, bevindt.

Het gezicht geniet in de eerste plaats door het goud of de robijnen, die schitteren in het glas. De geur openbaart ons verder het bouquet en door haar fijnheid of kracht doet zij ons het water op de tong komen. Nu moet de smaak werken; de vloeistof moet de tong goed bevochtigen en overal dringen vóór men ze inslikt. Het heerlijkste is de nasmaak, de geur, die overblijft, als de drank door het keelgat is gegaan.

Om dus den wijn goed te kunnen waardeeren, dient men hem in fijn kristal te schenken.

De witte wijn moet zeer koud worden gedronken en de roode in de temperatuur der zaal waarin men drinkt. 't Is goed hem eerst op het laatste oogenblik te ontkurken.

[pagina 151]
[p. 151]

Eindelijk zal het nuttig zijn bij het merk den datum der geboorte te vragen. In tegenstelling met het schoone geslacht, beroemt zich een fijne flesch op haar ouderdom en zij wint er bij door te bekennen, dat zij van 1848, van '58, van '64, van '70 en '74 enz. dagteekent. Als zij van '60, '66, '85 of zoovele andere jaren is, doet zij beter te zwijgen, want zeker is het dat in slechte jaren alle merken, zelfs de beste, afschuwelijk, terwijl in de goede alle goed zijn. Daar ongelukkig genoeg de eerste het winnen van de laatste, is men verplicht deze zeer duur te verkoopen om den prijs van de anderen goed te maken, en hoe meer slechte jaren men heeft, hoe hooger de prijzen worden.

Er is anders reeds verschil genoeg tusschen de 4 à 6000 francs, die een ton der eerste merken kost, en de 36 stuivers, welke de maximum-prijs was van een vat Bordeaux-wijn in het begin der XIIIde eeuw.

Ja, de wereld gaat vooruit!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken