Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1896 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1896Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1896

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.81 MB)

Scans (176.86 MB)

ebook (23.30 MB)

XML (1.61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1896

(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie
De ‘Chiesa degli Eremitani’ te Padua.


Prins Willem George Frederik van Oranje-Nassau.
Met drie afbeeldingen.

De naam van dezen in Padua jong gestorven Hollandschen Prins is in de laatste weken in aller mond geweest; het plan van het overbrengen van zijn stoffelijk overschot naar de grafkelders der Oranje-Nassau's in Delft, bracht zijn aandenken bij het tegenwoordig geslacht weer in herinnering.

Zooals men weet was prins Frederik de broeder van onzen eersten koning Willem I; deze veelbelovende vorst bereikte slechts den ouderdom van 24 jaren; hij volgde zijn vader, Stadhouder Willem I, in de verbanning en nam dienst in het Oostenrijksche leger, waarin hij weldra, ondanks zijn jeugd, met de waardigheid van Veldmaarschalk werd bekleed.

De archieven van Weenen, Berlijn en Londen, zijn eenstemmig in zijn roem. Lord Malmesbury, de beroemde diplomaat, beweerde dat zijn talenten die van zijn ouderen broeder nog verre overtroffen. De minister Thuijnt, te Weenen, was ook vol lof over den Hollandschen prins en stelde reeds in Juni 1798 voor, hem met het opperbevel over het Oostenrijksche leger in Italië te belasten.

De gezondheid van den prins was echter zeer zwak ten gevolge van een nimmer genezen verwonding, ontvangen bij Werwick den 13 September 1793. Hij verliet den 28 April 1798 Engeland, waar zijn ouders in ballingschap leefden, weinig vermoedend hoe het een afscheid voor het leven zou zijn, dat hij nam van hen en van de Engelsche prinses Marie, die in stilte met hem verloofd was en voor wie hij een groote genegenheid schijnt gekoesterd te hebben. Over Brunswijk, waar zijn zuster, prinses Louise, woonde, begaf hij zich naar Weenen, waar hij op een wandelrit in het Prater van het paard viel en ongelukkig op de oude wond in zijn rechterschouder terechtkwam. Hoewel nog niet bekomen van dit ongeval, vertrok hij naar Padua, om de aldaar gelegerde troepen in oogenschouw te nemen. Reeds een maand later keerde hij naar Weenen terug om verslag van zijn bevindingen te doen.

Den 14 November 1798 werd hij officieel benoemd tot opperbevelhebber van het Italiaansche leger, een groote onderscheiding, maar tevens ook een zware last voor zijn zwakke schouders; niettegenstaande het ongunstige weder begaf hij zich dadelijk op reis en bereikte na een zwaren tocht langs bergpaden en door gedeeltelijk overstroomde streken den 27 November Padua, waar hij zijn hoofdkwartier nam ten huize van markies Gabriel Orologio. Hij nam met de grootste energie zijn plichten waar en scheen onvermoeid in de uitoefening daarvan. Maar hierdoor vergde hij te veel van zijn afgetobd lichaam; de voor Italië ongewoon lage temperatuur in den winter van 1799 werkte slecht op zijn zwakke borst, en hij had de grootste moeite zich staande te houden. Toch ontzag hij zich niet in een kouden nacht per trekschuit de reis te maken naar Venetië, waar hij den 21 December over de troepen een wapenschouwing hield; eindelijk werd de koorts zoo hevig dat hij zich moest nederleggen; nog verzuimde hij zijn werkzaamheden niet, liet zich van alles op de hoogte houden en schreef zelf aan zijn familie.

Maar de koorts werd steeds heviger, en nu en dan kreeg de zieke zelfs stuipen. Zijn trouwe vriend, De Perponcher, en zijn lievelingshond Krebs, verlieten zijn legerstede niet. In Padua koesterde men de grootste sympathie voor den zieken opperbevelhebber; in de kerken werd driemaal daags voor zijn herstel gebeden. De geneesheeren verdrongen zich om zijn legerstede, het mocht niet baten, den 6 Januari 1799 gaf hij den geest; de namen van zijn moeder en prinses Marie waren de laatste, die hij fluisterde. Hij stierf in de armen van De Perponcher, die eenige vlokken van zijn hoofdhaar afknipte om aan zijn dierbaren als herinnering te kunnen overhandigen.

Met de grootste eerbewijzingen werd hij begraven in het toenmalige klooster der Eremitani. Groote droefheid overstelpte zijn ouders, maar vooral zijn moeder en zuster. Het duurde lang vóórdat zij het verlies van hun dierbaren ‘Frits’ te boven kwamen; al hun ge-

[pagina 177]
[p. 177]

negenheid brachten zij thans over op den tweeden zoon van den Erfprins, zijn petekind, ons later zoo goed bekend als de hooggeachte Prins Frederik.

Eerst in 1806 veroorloofden de onrustige tijdsomstandigheden een monument op zijn graf te doen plaatsen; aan het overbrengen van het stoffelijk overschot naar

illustratie
 
Gy wandlaar die dit Graf genaakt,
 
En niet voor Godsdienst in opregte liefde blaakt.
 
Geen Heldenmoed waardeerd, sta stil, en treed niet nader,
 
Ontheilig 't Graf niet van een vriend van deugd en pligt,
 
Het is held frederik die hier begraven ligt,
 
Een schrik voor 's vyands oog en voor zyn volk een vader.


den grafkelder in Delft viel toen niet te denken.

De prinses-douairière van Nassau - de Stadhouder Willem V was kort te voren overleden - liet door haar zoon, prins - later koning - Willem, een monument bestellen bij den beroemden beeldhouwer Canova, in Rome; het werd in 1807 te Padua geplaatst. Wij geven van dit prachtige bas-relief een gravure. Het stelt een levensgroot vrouwenbeeld voor, de Romeinsche Piëtas, met den ooievaar, het symbool van kinder- en ouderliefde, er naast.

Het is aan de piëteit onzer geëerbiedigde Koningin-Regentes te danken, dat er eindelijk stappen gedaan werden om het stoffelijk overschot van den bloedverwant harer Koninklijke Dochter uit den vreemde te doen overbrengen naar den vaderlandschen grond, opdat het voortaan rusten zou tusschen zijn familieleden in den vorstelijken grafkelder van Delft. Na vele bezwaren, door de diplomatie gelukkig overwonnen, was het eindelijk vastgesteld dat H. M's. stoomschip ‘Van Speyk’ het vorstelijke lijk van Venetië zou afhalen, nadat het

[pagina 178]
[p. 178]

vooraf in Padua opgegraven en met den vereischten eerbied daarheen vervoerd zou zijn.

Alles was voorbereid om de overbrenging zoo plechtig mogelijk te doen plaats hebben; ook het ter nagedachtenis van den Prins opgericht, door Canova vervaardigd, gedenkteeken, zou tegelijkertijd worden overgebracht.

Omtrent de plaats, waar de overledene rustte, scheen geen redelijke twijfel te kunnen bestaan. Blijkens officieel proces-verbaal

illustratie
Gedenkteeken op het graf van Willem George Frederik, Prins van Oranje en Nassau.


toch van 1815, dat berust in het gemeente-archief van Padua en door wereldlijke en kerkelijke overheden is geteekend, werd, in verband met uit te voeren maatregelen van kerkbouw, met toestemming van de hooge bloedverwanten des overledenen en na verkregen machtiging van den Keizerlijk Koninklijken prefect en van den burgemeester van Padua, op dien dag het graf, waarin de Prins sinds 1799 rustte, geopend.

Het stoffelijk overschot werd gesloten in eene looden kist en deze laatste weder in eene andere kist van larynx-hout, waarna deze werd overgebracht en ter aarde besteld in een nieuw graf, gelegen aan de buitenzijde der sacristie van de kerk der Eremitanen te Padua, terwijl het graf werd gesloten met eene daartoe bestemde marmeren plaat met opschrift. Het door Canova vervaardigd grafmonument, dat tot op dit tijdstip zich op eene andere plaats bevond, werd tegelijkertijd van daar overgebracht en geplaatst midden aan den zijwand van de kapel der sacristie.

Hier werd het vorstelijk graf ter prooi aan droevige verwaarloozing, de bewaarplaats van het kostbaar gebeente raakte langzamerhand in geheel verval; weinigen wisten meer, dat hier een prins uit het doorluchtige huis van Oranje, een Oostenrijksche Veldmaarschalk begraven lag, totdat eindelijk de sympathie der Doorluchtige Vrouwe een einde trachtte te maken aan dezen treurigen toestand.

Krachtens de bevelen van H.M. de Koningin-Weduwe-Regentes, hadden de gezant der Koningin te Rome, de heer Westenberg, alsmede de adjudant der Koningin, baron Sirtema van Grovestins, zich in Mei naar Padua begeven, ten einde tegenwoordig te zijn bij de opgraving van het stoffelijk overschot te Padua en de overbrenging daarvan naar de ‘Van Speyk’, die ter reede van Venetië lag.

Z.M. de Koning van Italië had zijn adjudant, den luitenant-kolonel graaf Greppi, naar Padua afgevaardigd, ten einde bewijs te geven van zijn belangstelling in de voorgenomen plechtigheid en om voorts den lijkwagen naar Venetië te begeleiden. Zoowel te Padua als te Venetië hadden overigens de burgerlijke en militaire overheden

[pagina 179]
[p. 179]

alle maatregelen beraamd, ten einde de opgraving en overbrenging met al de eerbewijzen te doen plaats hebben, welke aan de doorluchtige geboorte en den hoogen rang van den overleden Prins verschuldigd waren.

Met volledig vertrouwen in het officieel proces-verbaal van 1815, werd op 26 Mei, op de daarin aangewezen plaats, in tegenwoordigheid van den gezant en den adjudant der Koningin, en van hooggeplaatste wereldlijke en geestelijke autoriteiten met de opgraving aangevangen en deze twee dagen lang voortgezet zonder echter tot eenig gunstig resultaat te hebben geleid, hetgeen evenmin het geval was met nauwkeurige onderzoekingen, op andere plaatsen ingesteld, zoodat op 31 Mei j.l. daarmede werd opgehouden.

Het monument, ter nagedachtenis van den overleden Prins opgericht, is met H.M. oorlogschip ‘Van Speyk’ naar Nederland overgebracht, om in den grafkelder van Delft te worden bijgezet.

Gelukkig echter is later het gebeente van den Prins toch nog gevonden, dank de opgravingen in den kloostertuin; zij waren in een kistje weggeborgen en om onbekende redenen verder overgebracht. Baron Sirtema van Grovestins vertrok weer per spoor uit Den Haag om het vorstelijk overschot te halen; het werd in allen eenvoud den 3den Juli te Delft bijgezet, zoodat nu eindelijk Prins Willem George Frederik van Oranje-Nassau een rustplaats gevonden heeft naast zijn roemrijke voorouders en bloedverwanten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken