Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[De Huisvriend 1897]

Een bezoek aan Sumatra's westkust.
Met illustratiën.

Als men Padang, de belangrijkste stad van Sumatra's westkust, nadert van den zeekant, dan vallen reeds op een aanzienlijken afstand de imposante bergketens in het oog, die zich langs de kust verheffen, en nog veel meer de boven hen reikende toppen van een groot aantal vulkanen.

Zoo in het Noorden de 3031 M. hooge Ophir, van welks hellingen reeds koning Salomo het kostbare sandelhout voor zijn tempel moet hebben gehaald, dan de berg Sago, verder de Merapi, de werkzaamste der vulkanen, 2923 M., de Talang, en eindelijk de Singalang, met 3090 M. de hoogste berg van Sumatra, maar sedert eenige eeuwen uitgedoofd.

De kust zelf biedt een rijk tropisch tooneel; zoover het oog reikt, bedekt schijnbaar ondoordringbaar oerwoud met reusachtigen plantengroei den bodem, hier en daar blinken daartusschen eenige watervallen als zilveren draden, overal treffen ons vruchtbaarheid en levenskracht. De Natuur is hier inderdaad verkwistend te werk gegaan. Zulke indrukken zijn het die de reiziger ontvangt, wanneer hij het grootsche tafereel voor het eerst aanschouwt, waarvan de betoovering nog verhoogd wordt door de omstandigheid dat in het oerwoud olifanten, rhinocerossen, tapirs, tijgers, apen enz., hun woonplaats hebben.

Padang ligt onder den eersten graad, ten zuiden van de Evenachtslijn; de reede wordt slechts zeer gebrekkig beschermd

illustratie
hotel sumatra.


door het eiland Poeloe Pisang en heette vroeger Brandewijnsbaai, thans Koningin-Emmahaven.

Met een klein stoombootje worden de passagiers der groote stoomschepen, van Batavia of Europa komend, naar de stad vervoerd. De vaart duurt een kwartier. Padang is aan den voet van den 113 M. hoogen, onmiddellijk uit de zee opstijgenden Apenberg gelegen, aldus genoemd naar de kudden apen, die daarop huizen, en zich in het tot aan de zee uitstrekkende geboomte verschuilen. Aan den Noordelijken voet van dit voorgebergte valt de Padangrivier in de zee; wegens haar geringe diepte is zij slechts voor kleine kustschepen bevaarbaar. Hier op den rechteroever strekt Padang zich langs de zee uit.

De reizigers nemen meestal hun intrek in het Hotel Sumatra, dicht bij de landingsplaats, vanwaar men een verrukkelijk uitzicht heeft over het water. Het is een zeer ruim, comfortable hotel, dat, evenals alle woonhuizen, op palen van manshoogte gebouwd is, ter beschutting tegen de vochtigheid van den grond en tegen de myriaden alles vernielende mieren. De muren zijn van ruw geschaafde planken, die het best weerstand kunnen bieden aan de herhaalde aardbevingen, en om dezelfde reden draagt het huis ook een dak van lichte palmbladeren, ver vooruitspringend en hoog opstijgend, dat beter dan eenig ander materiaal er toe geschikt is om de tropische hitte af te sluiten. Kelders vindt men op Sumatra niet, evenmin als verdiepingen; er is ruimte genoeg op het eiland om de huizen in de breedte te bouwen.

De kamers zijn ruim, eenvoudig, maar doelmatig ingericht; het ledekant is van ijzer en flink breed, met een springveeren matras, kussens van kapok en het onvermijdelijke rolkussen, alles netjes overtrokken en met de onontbeerlijke muskietennetten omhangen; verder een ronde tafel, een bank, een schommel - en twee gewone stoelen, een waschtafel, kleerkast en handdoekenrekje; dat is alles. Door de getraliede vensters zonder glas-

[pagina 2]
[p. 2]

ruiten komen de heerlijkste gekruide geuren binnen van bloeiende struiken en boomen; met het oog op den flinken kost is het pension, f 5 per dag, matig te noemen, vooral daar tusschen de maaltijden jenever met bitter wordt voorgediend.

Aan tafel vindt men een bont gezelschap van alle

illustratie
loemboeng (rijstschuur) in kotta gedang.


betrekkingen en nationaliteiten bij elkander. Even verschillend als het gezelschap is ook de keuze der gerechten, rijst met al haar bekende toevoegsels: kerrie, Spaansche peper en allerlei sausen, gebraden en gekookte kippen, spiegel- en gezouten eieren, frikadellen, sambelans, atjars en wat verder tot de Indische rijsttafel behoort. Daarna biefstuk met kropsla of komkommers en eindelijk vruchten, verschillende soorten van bananen, manga's, doerians, die echter wegens haar afschuwelijken reuk niet aan tafel, maar buiten moeten gebruikt worden.

Wil men verder in het binnenland dringen, dan bedient men zich van een der ongemakkelijke, tweewielige karretjes, die met wasdoek zijn overdekt en bespannen met twee kleine, flinke, maar koppige paardjes. De tot 't allernoodzakelijkste beperkte bagage wordt gedeeltelijk onder de banken gestopt, een koffertje bindt men achter aan de kar, de reiziger zelf neemt plaats op de achterste, lage bank, terwijl de Javaansche bediende plaats neemt naast den koetsier. Dan wordt de zweep over de paarden gelegd, maar het duurt een heelen tijd voordat de weerspannige dieren door allerlei listen en slagen er toe gebracht worden zich in draf te begeven. 't Is of zij er een voorgevoel van hebben, welk een vermoeiende taak van hen wordt geëischt. Is dat eindelijk gelukt, dan gaat het op den gladden weg snel voort.

Weldra liggen de laatste huizen van Padang achter ons. Rijstvelden en bananenplantingen, afwisselend met regelmatig aangelegde klappertuinen, maïsvelden vliegen den reizigers voorbij, en in donderende vaart jagen de paarden over de smalle hangende houten bruggen, die in de nabijheid van het strand over de talrijke, door krokodil-

[pagina 3]
[p. 3]

len bevolkte rivieren voeren en meestal bedekt zijn door een dak van atapbladeren.

Na anderhalf uur gereden te hebben, worden de bezweete en over het geheele lijf bevende paarden tegen versche verwisseld. Deze interessante gebeurtenis trekt de aandacht van een aantal nieuwsgierigen, die flegmatisch ter aarde hurkend toekijken, terwijl een menigte halfwassen jongens, bijna geheel ongekleed, de paarden uit- en inspannen.

Nu komt men sneller aan den gang, want behalve de koetsier en de inlandsche bediende, helpen ook de jongens de paarden aan te hitsen en te prikkelen.

illustratie
hangende brug van rotting.


Eerst leidt de weg langs stille, spaarzaam bewoonde streken; het woud wordt hoe langer hoe dichter en slechts nu en dan ontmoet men een zwaar met koffie beladen kar, door logge karbouwen getrokken; de kreten der apen en vliegende honden verbreken alleen de stilte.

Hoe verder de weg zich door de bergen kronkelt, hoe wilder de omgeving wordt; tot dicht langs den weg reiken de steile hellingen der uitloopers van den Merapi, terwijl aan den anderen kant diepe afgronden gapen. Plotseling treft een hevig bruisen het oor, dat voortkomt uit den bekenden waterval in de ‘Kloof van Anei’, reeds van tamelijk ver ziet men zijn witte massa's door de boomen schemeren, altijd dichter voert de weg daarlangs, totdat zijn wateren van een belangrijke hoogte in een diep uitgehold bekken storten, en de brug bevochtigen, waarover de weg leidt.

Onvergetelijk is het gezicht van den waterval, vooral als de morgenzon in het stof een prachtigen regenboog toovert. Tallooze vlinders, van de meest verschillende soorten, waaronder de reusachtige atlas, die 22 cM. breed is, leiden in de nabijheid van den waterval een vroolijk leven. Bijna altijd dreigen hun echter gevaren van de zijde der vlinderjagers, die ze verzamelen voor Europeesche geleerden en musea.

Niet ver voorbij den waterval wordt de weg zoo steil, dat de paarden niet meer in staat zijn het voertuig omhoog te trekken en twee karbouwen, die daar gestationneerd zijn, hun hulp moeten verleenen. Voor deze buitengewoon sterke dieren is het kinderspel, wagen, paarden, bediende, koetsier, reizigers en bagage op de steile hoogte te sleepen. Boven kan men het prachtige tooneel op zijn gemak bewonderen en dan gaat het in snellen draf weder voorwaarts en men bereikt eindelijk Padang Pandjang.

Een andere interessante rit is die over het zadel, tusschen den Merapi rechts en den Singalang links, vanwaar men naar achteren nog een blik kan werpen

[pagina 4]
[p. 4]
op het meer van Singkara, het grootste binnenwater van Sumatra, waarvan het water door den Indragiri naar het Oosten afstroomt. Het eindpunt van deze reis is na eenige dagen Fort de Kock - de hoofdstad der residentie Padangsche Bovenlanden (een uitgestrekte hoogvlakte van 900 M. boven de zee), de zetel van den Resident, en beroemd om zijn gezond klimaat, dat aanleiding gaf om daar omvangrijke baraklazaretten op te richten, waarin honderden van zieke soldaten, vooral die van het Atjehsche oorlogsterrein, genezing zoeken. De temperatuur

illustratie
maleiers van west-sumatra onder een pisangblad.


is daar zelfs voor Europeanen hoogst aangenaam; nog in het middaguur kan men een voetwandeling maken, zonder voor een zonnesteek te vreezen, en 's morgens en 's avonds dalen van de bergen frissche koeltjes naar omlaag. De afstand van Padang bedraagt 60 paal of 1852 M. Geen oord in Europa kan zich op een gezonder klimaat beroemen.

De eigenlijke naam der plaats is Agam of Boegit Tingi (hooge heuvel). Toen het fort op den heuvel gebouwd werd, gaf men het den naam van den gouverneur Jonkheer de Kock. Het fort wordt nog wel door een militaire macht bezet, maar schijnt toch tamelijk doelloos, want niet alleen dat het geen water heeft in geval van belegering, zoodat het zich slechts korten tijd zou kunnen staande houden, maar het is bovendien zoo klein, dat het niet eens het garnizoen, nog minder de zieken der hospitalen en de Europeesche inwoners in tijden van gevaar zou kunnen opnemen.

De stad wordt ten Westen door een geologische merkwaardigheid begrensd - het zoogenaamde Lobong Kerbo - Buffelgat, een omstreeks 200 voet diepe en even breede en zoowat 2 geographische mijlen lange aardspleet met vele vertakkingen, op welks bodem een beek stroomt. De randen dezer spleet vallen deels loodrecht neer, deels zijn zij door instortingen zoodanig afgesleten, dat het mogelijk is daarlangs naar beneden te klauteren. Men doet echter goed niet te dicht de steile wanden te naderen, daar er nu nog dikwijls aardstortingen voorkomen. De benaming is zeker daarvan afkomstig, dat dikwijls buffels in deze spleet vielen en verongelukten.

De noordelijke kanten worden door een hangbrug verbonden, van rotting en bamboezen staven, die er echter niet zeer vertrouwen-inboezemend uitziet.

Karakteristiek voor de Padangsche Bovenlanden is de aldaar inheemsche bouwstijl, waarvan vooral die van ‘Kotta Gedang’ het meest de aandacht trekt. De huizen dezer ‘groote stad’, aan de overzijde van het Buffelgat tegenover Fort de Kock gelegen, zijn gebouwd op palen van djattihout, den Indischen eik. Over steenen wenteltrappen klimt men van de straat uit naar de woonvertrekken, gemeenschappelijk bewoond door de verschillende aanverwante familiën, die een huis betrekken. Ditzelfde kan van de keuken gezegd worden, en alleen de slaapkamers der verschillende familiën zijn door dunne bamboeswanden van elkander gescheiden. Boven deze ruimte bevindt zich in deftige huizen aan den gevelmuur nog een soort van heiligdom, een iets hooger gelegen vertrek, met kussens en banken gemeubeld en met uitsluitend roode en gele stoffen en bloemen versierd. Hier heeft het hoofd der familie zijn zetel; verder dient het als bruidskamer, logeervertrek en zoo meer.

De muren dezer huizen zijn uit soliede planken tezamengevoegd en van buiten met fraai snijwerk versierd, dat in bonte kleuren prijkt en bovendien nog opgeluisterd door ronde spiegeltjes en glinsterende stukken metaal. Glazen ramen ontbreken echter. Het dak, dat aan de Chineesche constructie herinnert, doordat de gevels zich aanzienlijk boven het middelste dak verheffen en in een geornamenteerde punt eindigen, is zeer degelijk samengesteld uit bamboesstammen en met bladen van den palm bedekt. Bij elke familie, die het gezin door aanhuwelijking vermeerdert, wordt het huis vergroot door een aanbouw met gevel. Het aantal gevels duidt dus aan

[pagina 5]
[p. 5]

hoevele gezinnen zulk een woning herbergt. Jonge echtparen bouwen hun nestje gewoonlijk tegen het huis der ouders van de bruid.

Evenals de woonhuizen, maar kleiner, zijn de loemboengs (rijstschuren),

illustratie
de uitgedoofde vulkaan singalang van fort de kock gezien.


gebouwd op vier, grootere op acht palen. Van boven loopen zij uit elkander en worden afgesloten door een vlechtwerk van bamboes; de loemboeng bezit geen eigenlijke deur, alleen maar boven in den gevel een opening, waarheen men met een ladder opklimt, om er den voorraad padi (ongebolsterde rijst) uit te halen.

De kleeding der Sumatranen onderscheidt zich van die der overige Maleische volksstammen door haar rijkdom; goudbrokaat en zijde, diamanten en kostbare krissen, vindt men bijna in elke familie, en de oorversieringen der vrouwen van sierlijk filigraan en edelgesteenten zijn zoo opvallend groot, dat zij de dunne oorlapjes door middel van stukjes hout zoodanig verwijden, dat zij den omvang van een gulden verkrijgen om er de doosjesvormige sieraden door te kunnen steken. Merkwaardig is ook hun kunstvaardigheid in het maken van zilverfiligrainwerken; men kent de bekoorlijke bijouteriën en andere aardigheden, door hen uit zilverdraad vervaardigd en als Padangsch werk bekend. Zij gebruiken daartoe de meest primitieve werktuigen en vinden bij de Europeanen grage koopers.

Een andere uitvinding der inboorlingen zijn vuurmakers van buffelhoorn, waarmede zij door samengeperste lucht en zwam vonken slaan, een bijzonderheid die een interessant licht werpt op het volk, waarvan de geschiedenis van voor 1000 jaren dagteekent en van welks vroegere beschaving nog heden eigenaardige steenen gedenkteekens getuigen in de omgeving van Fort van de Capellen, uit den tijd van het rijk Menangkebo.

De inboorlingen der Padangsche Bovenlanden zijn de beschaafdsten in tegenstelling met de onafhankelijke Battaks, die het Noorden van Sumatra bewonen, onder

[pagina 6]
[p. 6]

wie men nog kannibalen vindt, daar zij de ouden en gebrekkigen van hun stam, die tot niets meer deugen, opeten.

Tot de fraaiste uitstapjes in de Padangsche Bovenlanden behoort, behalve het beklimmen der bergen, een bezoek aan het Meer van Manindjo, aan den noordwestelijken voet van den Singalang. Als men, van Fort de Kock komende, deze binnenzee voor het eerst ontdekt, dan bevindt men zich op een hoogte van bijna 1200 M., terwijl de door kleine zeilbooten bevaren watervlakte zich 700 M. dieper onder onze voeten uitstrekt.

Rondom is het omsloten door geweldige bergmassa's, die alleen aan de westelijke zijde een smalle rotspoort vertoonen, waardoor het water van het meer zich een weg baant naar de zee. Even loonend is ook een bezoek aan de druipsteengrot van Kamang en aan de ‘Kloof van Aran’, eenige mijlen achter Pajakombo, dicht bij de grenzen der onafhankelijke stammen, die men wel doet, niet anders dan onder militair geleide te bezoeken. Deze kloof is schijnbaar door de splijting van een bergrug ontstaan en zijn steile, gedeeltelijk zelfs overhangende wanden, bereiken een hoogte van omstreeks 150 M., waartusschen een pad voert naar het land der Lima-Kotta- of Vijf steden.

Van Fort van de Capellen voert onze weg langs de Ombiliën-rivier, over de beroemde kolenvelden, waarvan het Gouvernement sedert eenige jaren de ontginning heeft ondernomen. Daar waar de rivier uit het meer van Singhara ontspringt, wordt zij op de boven beschreven wijze overbrugd en haar bovenloop heet Ombilië, haar benedenloop Indragiri. De weg leidt nu langs den Oostelijken oever van het meer naar het Zuiden, biedt echter tot Solok weinig merkwaardigs aan; eerst van daar leidt hij nieuw aangelegd door het heerlijkste oerwoud over bergruggen en langs diepe ravijnen, in welker diepten de watervallen bruisen.

De bestijging van den Singalang, Sumatra's hoogste berg, is van Fort de Kock uit zeer moeilijk. Men onderneemt den tocht door het Buffelgat, langs Kotta Gedang en dan over een met rijstvelden beplante vlakte naar Kotta Toewa. Van hier uit begint de eigenlijke beklimming van den berg eerst langs begane paden, voorbij maïs- en aardappelvelden, totdat men op omstreeks 5000 voet in een tamelijk beschutte kloof afscheid neemt van de beschaafde wereld, om zich in het oerwoud te begeven. Ieder pad houdt nu op en het heerlijkste tropenwoud, in zijn grootsche schoonheid, maar ook met al zijn moeilijkheden en onaangenaamheden, opent zich voor de reizigers. Dikwijls moet men het kapmes ter hulp roepen, om zich door de verwarring van slingerplanten en kreupelhout, die onder de reuzenstammen een ondoordringbaar bosch vormen, een weg te banen. Doornen scheuren gezichten en handen open, en geheele scharen kleine, bruine bloedegels vallen op alle ontbloote lichaamsdeelen aan, om daaraan hun bloeddorst te stillen. Somtijds kan men de paden volgen, door rhinocerossen, tapirs en wilde zwijnen in het geboomte gebaand, of wel, men loopt in de bedding der uitgedroogde waterstroompjes.

Ontzagwekkend is hier de plantengroei; kolossale boomen welven hun kronen over een rijkdom van de zeldzaamste planten, bloemen en varens, die 30 voet hoogte bereiken en bijna den omvang hebben van een mensch. Van de dierenwereld ontmoet men hier slechts tapirs, wilde zwijnen, apen, orang-oetans, slangen en vogels; ook vindt men er nog de sporen van grootere roofdieren, maar deze houden zich op een eerbiedigen afstand van de reizigers.

Eindelijk, op een hoogte van zoowat 9000 voet, kan men den top van den berg zien, en wie de laatste vermoeienissen niet vreest, zal binnen korten tijd eindelijk het doel van zijn pogingen bereiken. Jammer dat echter de uitkomst deze moeite nauwelijks loont; zelfs op deze hoogte wordt de blik in het rond door het hout versperd, slechts hier en daar kan men door openingen den blik naar omlaag werpen, waar echter wolkenmassa's alles in een akelig grauw hullen. Alleen de Merapi heft zijn met een lichte rookkolom bekroonden top omhoog als een steil eiland uit de wolkenzee.

Omstreeks 50 voet lager dan ons standpunt, strekt zich het 200 schreden in doorsnede groote Kratermeer uit, waarin zich het regenwater verzamelt. De meer dan 200-jarige rust, waarin zich de Singalang verheugt, heeft de sporen van vroegere uitbarstingen bijna geheel vernietigd. Op den lavagrond groeit welig een groen plantenkleed.

In de bosschen van Sumatra is het ook geen zeldzaamheid soms kudden van olifanten, dikwijls tien in getal, tegen te komen. Zij slaan niet de minste acht op de reizigers, al zijn deze ook nog maar honderd schreden van hen verwijderd. Zij vernielen echter dikwijls spelenderwijze telegraafpalen. De dikhuiden schijnen zich tegen de palen te schuren, werpen deze daardoor om en rollen dan het ijzerdraad in kluwens.

De voor eenige jaren in het Noorden van Sumatra gedane pogingen om olifanten te temmen en tot arbeiden af te richten, werden met geen goed gevolg bekroond en moesten dus worden opgegeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken