Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zonderlinge smaken.

De vraag: wat koken wij morgen, hoe brengen wij afwisseling in ons menu? levert een voortdurende zorg op voor goede huisvrouwen. Zij vraagt om raad bij vriendinnen en kennissen, maar wordt er niet veel wijzer door. Wat die lusten, daar is zij niet fel op, en overigens hebben die zoowat denzelfden pot.

Waarom gaat zij dan niet wat verder, onderzoekt eens wat voor smakelijke gerechten andere volken hebben? Overal zijn er lekkerbekken en pottenkijkers, hoewel er volken bestaan waar van pottenkijkerij geen sprake is, omdat zij doodeenvoudig er geen potten en pannen op nahouden. Daar is ook geen vrees, dat de keukenmeid een mooie dekschaal of soepterrien breekt, want er zijn noch keukenmeiden noch serviezen; toch zijn ze daar zeer bedreven in het koken, al gebruiken zij voor fornuis niets dan heete asch of het braadspit

[pagina 244]
[p. 244]

en voor servies groene bamboezen bladeren, voor lepel en vork dertien vingers.

Laten wij eerst beginnen met de Papoea's. Mevrouw is een uitstekende keukenfee, zij kent de kunst van meesterlijke gerechten te maken door en door; een Nieuw-Guineesch menu lijdt niet aan eentonigheid. Daar er geen groote zoogdieren op haar eiland zijn, stelt zij zich tevreden met kleine, en geen dier is zoo klein, dat het niet in aanmerking komt. Daar zijn eerst de rupsen van zeker soort kevers, die zich in de warme, vochtige aarde begraven en kort voordat zij zich ontpoppen zoo groot en dik zijn als een duim. Bij massa's graaft men ze uit, en roostert ze onder de gloeiende asch. Zij springen dan open, smoren in hun eigen vet en zien er dan zoo smakelijk uit als kettingsaucijsjes. Zij worden op groene bladeren voorgediend met gekookte rijst en het zaad der lotusbloemen.

De groote poppen van een soort van vlinders worden door de krachtige vingers onzer chocoladekleurige zusters in 30-50 cM. lange darmen gestopt, met palmvezels toegebonden, in den rook opgehangen. Daardoor kunnen deze vlinderrookworsten lang duren. Verbeeld u, wat een aangename afwisseling voor een twaalfuurtje, mevrouw! een boterham met vlinderworsten. Dat was toch eens iets anders!

Kleine, niet giftige slangen, waarvan er een menigte in de tropische landen leven, vervangen uitstekend onze palingen. Zij worden ook in hun eigen vet geroosterd en vormen met gebakken bananen of palmkool een even voedzaam als smakelijk gerecht, dat in lekkerheid slechts overtroffen wordt door jonge krokodillen. Deze genieten het voorrecht vóór het braden gedood te worden, want zelfs zoo'n krokodillenbaby heeft een zeer achtenswaardig bekje en het is dus raadzaam hem eerst onschadelijk te maken.

Schildpadsoep, bij ons een uiterst zeldzame en kostbare schotel, zou bij de bewoners van de Salomon-eilanden bijna dagelijks op het menu komen, als zij niet bij gebrek aan soepketels van de soep moesten afzien. Zij braden de schildpad liever op hun manier, d.w.z. men legt de schildpadden, groote en kleine, op den rug, bestrijkt ze met olie en steekt ze aan. Of de dieren eerst gedood worden, meldt de geschiedenis niet. Waarom zouden zij het ook doen, de beesten loopen immers niet weg. Zeer gezocht zijn ook de schildpadeieren, die geen harde schaal hebben en onder de heete asch worden gebakken.

Evenals voor de belegerden in Parijs geldt de rat bij de Nieuw-Guineezen voor een heerlijk hapje. Zoo verhaalt een reiziger, dat voor een op een stoomboot gevangen rat de inboorlingen zes kokosnoten betalen. Ook de walleby, een soort buidelrat, en de cuscus, een kleine veldrat, gelden als zeer fijn wildbraad, waarop de mannen, met pijl en boog gewapend, vol ijver jagen. De toebereiding dezer dieren is wat omslachtiger. Zij worden gevild, van binnen uitgehaald en in halve kokosschalen met palmolie en kruiderijen gestoofd en warm in deze schalen opgediend.

De rijk voorziene vogelwereld levert duiven, zwarte eenden en zeezwaluwen. Deze dieren worden òf met veeren en al in warme asch gelegd, of geplukt, gedood - de volgorde is niet omgekeerd - en dan in kokosschalen gebraden.

Als tamme huisdieren, die men als slachtvee mest, houdt men zwijnen en honden. Het zwijn is de grootste lieveling. Jonge Papoea-meisjes verkwisten haar liefde niet aan een poesje of hondje, maar dragen haar speenvarkentjes liefdevol in de armen. De jonge honden worden vetgemest, en als zij vet genoeg zijn, aan het spit of in de kokospan gebakken.

Bijzondere fijnproevers zijn de Papoea's met betrekking tot een voor ons Europeanen onbereikbare specialiteit, namelijk het menschenvleesch. Zij verklaren eenstemmig, dat het vleesch der kleurlingen zachter en zoeter is dan dat der blanken; dit smaakt al te zout. In hoeverre zij gelijk hebben - wie wil het onderzoeken?

De Australische negers zijn eveneens lekkerbekken; ook zij eten bij hoopen de groote, in de asch geroosterde rupsen van een kever en ook den kever zelf, die door het roosteren de harde vleugels en schilden evenals de pooten verliest. Een Duitsch reiziger verzekert uitdrukkelijk, dat zulke gerechten uitgezochte delicatessen zijn.

In Australië vormen de vlinderrupsen gedurende eenige maanden bijna het uitsluitende voedsel van de bevolking. De inboorlingen trekken dan in het gebergte om zich van deze schadelijke dieren, die van wortels, gras en planten leven, meester te maken. Zoo vervullen deze rupsen een dubbele rol; zij voeden de menschen en zij worden tegelijkertijd verdelgd.

Dat bij ons te lande reeds menige brave kater na zijn dood in de keuken door een vindingrijken waard veranderd is in een haas, is algemeen bekend; menige hazenliefhebber is daardoor van zijn lievelingsgerecht afgeschrikt. Maar een Chinees watertandt alleen reeds bij het hooren noemen van een kat. Gebraden katten en rijst, ziedaar de Chineesche hemel. Over het algemeen zijn de langstaarten geen fijnproevers, en hun zonderlinge gerechten danken hun ontstaan meer aan den honger dan aan lekkerbekkerij.

Eenigszins zonderling schijnt de voorliefde der Japanneezen tot inktvisschen; hun eieren worden gerookt en moeten dan een echt lekker hapje zijn. Ook het vleesch van den Zuidzeewalvisch verheugt zich bij de Japanneezen in hooge gunst. Het spek wordt gezouten en in dunne schijven gesneden en moet een smaak hebben als van jonge olijven. Ook moerasmosselen en oesters zijn zeer geliefd bij de Japanneezen; zij worden zoowel gekookt als versch gegeten.

De Siameezen bezitten een zeer ontwikkelden smaak en hebben een menigte recepten voor allerlei zonderlinge lekkernijen. Het vleesch van jonge krokodillen kunnen zij met veel kruiden tot een fijnen schotel bereiden. Het aantal hunner vischgerechten en zoete spijzen is legio. Op de markt in Bangkok vindt men ook alle mogelijke delicatessen. Den eersten rang hieronder nemen de Salangannesten in; zwaluwnesten, zoo-

[pagina 245]
[p. 245]


illustratie
babbelkousen. Naar E. Weiss. (Zie blz. 246.)


[pagina 246]
[p. 246]

als de Javanen die op de Zuidkust van hun eiland met levensgevaar opzamelen. De nauwelijks voltooide versche nesten zijn voor Siameesche en zelfs voor Europeesche gastronomen het non plus ultra van alle spijzen. Oudere nesten hebben minder waarde en moeten acht dagen in het water weeken.

Op de markten der bergstreken van Assam zijn gemeste jonge honden een voornaam handelsartikel. Deze worden zoolang met eten volgestopt totdat zij bijna in hun eigen vet stikken en nauwelijks in staat zijn zich te bewegen. Men brengt ze op de markt, gewikkeld in een groot palmblad, zoodat slechts kop, staart en pooten te voorschijn komen. De steel van het blad dient als handvatsel voor het levende pakket. Het gemeste dier wordt op een bamboesstok gebonden, dat als braadspit dient, en boven een haardvuur met huid en haar in eigen vet levend gebraden.

Behalve aan menschenvleesch geven de Bataks op Sumatra de voorkeur aan buffelvleesch, dat zij aan het spit braden of in den ketel koken. Hun vleesch is voor Europeesche verhemelten te taai en te draderig Nog minder smaak vinden zij in den drank, dien de Bataks bereiden uit de in de maag van den buffel bewaarde, nog onverteerde restjes voedsel.

In Suriname worden rupsen en kevers in groote menigte aangekweekt. Men bakt ze in gloeiend vet goudbruin, bestrooit ze met peper en zout en zij smaken zelfs Europeanen goed.

De Indianen van Zuid-Amerika hebben als lievelings-spijze het vleesch van een soort hagedis, en verzekeren dat zij even zacht en smakelijk is als kippenvleesch, en de inboorlingen van Mexico bereiden uit meel en de kleine, witte, peervormige eieren der... waterluis een omelet. - Smakelijk eten!

In de Sahara wordt een zwerm sprinkhanen met evenveel vreugde begroet als de eerste aanvoer van haringen uit de Noordzee.

Nog belangrijker dan deze dieren en een zegen voor de woestijn zijn de witte mieren. Eenige handenvol van deze dieren stillen snel den ergsten honger en verminderen door hun rijk vetgehalte beter dan water den meest brandenden dorst.

Boschjesmannen uit Zuid-Afrika breken de mierenhoopen op, verzamelen de larven en eten ze in groote menigte, waardoor zij zeer zwaar worden. Als bijzondere lekkernij gelden truffels en de ingewanden van het geschoten wild, evenals de geroosterde huid en de tot meel gemalen beenderen.

Voor den Kicko van Centraal-Afrika is een ragout van rund-, honden- en menschenvleesch een bijzonder feestmaal; zij houden van haut-gout en verteren zelfs lijken.

Bij de Vuurlanders is zeehondenvleesch een steeds welkom gebraad. Eenvoudig genoeg is zijne bereiding aan het spit.

Maar ook in Europa worden dingen gegeten, die bij Japanneezen, Afrikanen, Siameezen en Indianen groote verwondering zouden baren; oningemaakte komkommers, kaviaar, zuurkool zouden hun het hoofd doen schudden en vrome Bouddhisten leden liever den grootsten honger dan versche melk te drinken of levende oesters te eten. De in Frankrijk zoo zeer geliefkoosde kikvorschenpooten, salades van slakken en kreeften-mayonnaises zijn nauw verwant aan gebraden rupsen, gebakken hagedissen, gesmoorde slangen en keversalades, maar zij onderscheiden zich alleen door grootere verfijning van toebereiding.

Over den smaak valt niet te twisten, en ieder ete wat hem goed smaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken