Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van een lenteavond.

De lentezon daalde in de azuurblauwe lucht boven de groote stad neder. Een zacht windje verkoelde de reeds groote hitte van den dag.

Een rijtuig rolde door de menigte heen, op den voet gevolgd door anderen. Drie vrouwen zaten zwijgend daarbinnen.

Het eerst verbrak Madame het stilzwijgen. Zij zeide:

‘'t Is een heerlijke avond.’

Nog te diep geschokt, onderdrukte de markiezin de Crussol d'Amboise een snik.

Kalmer dan zij, antwoordde de markiezin de Senozan:

[pagina 247]
[p. 247]

‘Werkelijk, Madame, 't is zooals u zegt een mooie avond!’

Madame ging voort:

‘'t Is al sedert eenige dagen dat ik niet in de frissche lucht ben geweest. 't Is of ik een zieke ben, die voor het eerst na haar ziekte uitgaat, en die weldra van al haar kwalen zal genezen zijn.’

Mevrouw de Crussol schrikte op en Madame wierp een blik vol medelijden op haar. Zij ging voort haar te verstrooien, zich richtend tot mevrouw de Senozan:

‘Heeft u zooeven de welsprekendheid niet bewonderd van meester Chauveau Lagarde? Wat mij betreft, ik heb ze zeer gewaardeerd. 't Is waar, dat ik nooit onze groote redenaars van het oude parlement heb gehoord.’

Mevrouw de Senozan antwoordde:

‘Mijn 76 jaren hebben vele menschen en dingen gezien. Zeker zijn onze redenaars van heden niet op één lijn te stellen met die van vroeger. In heb de beste herinnering bewaard van den heer Duval d'Esprémenil. Meester Linguet, de geschiedschrijver, was ook een goed spreker, al was hij maar een burgerlijke. Beiden overigens misbruikten soms hun welsprekendheid. Misschien zou ik ook nog mijn broer mogen noemen den heer de Malesherbes.’

‘Die,’ zeide Madame, ‘was niet alleen groot door woorden. Zijn laatste rede was een daad, een heldendaad. Is het zoo niet, mevrouw?’ vroeg zij, met haar kalmen glimlach mevrouw de Crussol aanziende, wier gelaat langzamerhand zijn gewone uitdrukking verkreeg.

Mevrouw de Senozan antwoordde:

‘Mijn broer deed slechts zijn plicht, maar hij vervulde dien. Sedert veertien dagen heeft hij de belooning ontvangen die hij verdiende en die, als het God belieft, wij minder groot dan hij, straks zullen verkrijgen.’

Mevrouw de Crussol boog goedkeurend het hoofd, en na haar stem te hebben versterkt, sprak zij op haar beurt:

‘Als het mij vergund is te spreken. Madame! dan zal ik zeggen dat ik meer dan de welsprekendheid van meester Chauveau Lagarde, de sublieme beweging heb bewonderd, die u deed spreken ten gunste van die arme mevrouw de Serilly.’

Madame glimlachte.

‘Praat er niet van. Ik dacht dat zij verplicht was aan het kind, dat zij onder haar hart draagt, haar schaamte op te offeren en haar verlangen naar rust.’

Men ging den hoek eener straat om. Overal was het vol. Verwarde kreten stegen op; tusschen de rijtuigen liepen menschen haastig voort.

Mevrouw de Crussol, beschaamd over haar zwakheid, zeide op lossen toon, het gepeupel overziende:

‘Dat doet mij denken aan de laatste dagen die wij in Versailles doorbrachten. Ik heb mijn flacon vlugzout vergeten. Reeds zooeven heb ik dit gemis gevoeld, toen ik een aanval van zwakte kreeg. De nabijheid van die menschen doet mij er te meer naar verlangen.’

‘Zou u niet willen?’ plaagde de markiezin de Senozan, ‘dat wij teruggingen om het te halen?’

Mevrouw de Crussol glimlachte vriendelijk.

‘U zal toch niet verlangen,’ zeide Madame, ‘dat een dochter van Frankrijk zich omkeerde om de flacon van een harer dames te halen. Dit vergrijp tegen de etiquette zou al te erg zijn.’

‘Dit doet mij er aan denken, markiezin,’ sprak mevrouw de Crussol, ‘dat ik u mijn verontschuldigingen nog moet aanbieden. Toen ik het rijtuig instapte had ik u moeten laten voorgaan; uw leeftijd had mij tot plicht moeten stellen u den voorrang te laten.’

Gekwetst antwoordde de markiezin:

‘'t Is mijn leeftijd niet alleen, mevrouw, maar wel de rang van ons geslacht, die mij dit voorrecht geeft. Er was, als u zich herinnert, eens strijd om den voorrang tusschen de markiezen de Senozan en de Crussol bij gelegenheid van het militaire caroussel, door koning Lodewijk XV gegeven. En mijn echtgenoot zag zijn aanspraken erkend. Maar op dit uur zijn dat kleinigheden, en ik ben er verre af te gelooven, dat u met opzet mij is voorgegaan.’

Mevrouw de Crussol aarzelde even. Toen vroeg zij met zachte stem:

‘Weet u wat de rangorde zal zijn in de plechtigheid van zoo straks?’

Madame zeide hoog ernstig:

‘Het zal wezen, denk ik, als in het Koninkrijk der hemelen. Ik zal de laatste zijn.’

Er heerschte een oogenblik van stilzwijgen.

De huizen gingen hen langs. Men bereikte den hoek der straat du Louvre en het rijtuig stond even stil.

‘Hier,’ zeide de markiezin de Crussol, ‘woont de juwelier, bij wien de markies mij een gesp van brillanten liet kiezen na mijn kerkgang bij de geboorte van mijn jongsten zoon.’

Mevrouw de Senozan vroeg:

‘Heeft u hem zelf gevoed, volgens de leerstellingen van den heer Rousseau uit Genève?’

‘Zeker,’ antwoordde mevrouw de Crussol vol vuur. ‘Wij hebben hem opgevoed volgens de voorschriften van Emile, en ik heb geen reden het te betreuren.’

‘Is hij op 't oogenblik niet in Frankrijk?’ vroeg Madame.

‘Hij dient bij Monsieur als adjudant.’

Een plotselinge windvlaag deed de muts van Madame Elisabeth wankelen en nam hem weg; maar de man, die achter haar stond, greep ze in de vlucht en wilde ze teruggeven. Madame wenkte hem dat hij ze houden mocht.

‘Het is,’ zeide de markiezin de Senozan spottend, ‘een zeer opmerkzaam lakei.’

‘Spreek niet over hem op dien toon. Misschien heeft hij zijn betrekking niet gekozen. Ik dank u wel, vriend,’ zeide Madame, zich tot hem richtend en toen zich weer tot de dames keerend.

‘Ik heb altijd de manier betreurd, waarop sommige adellijken hunne dienstbaren behandelen. Misschien zijn vele ongelukken voortgekomen uit deze beleedigende minachting en trots.’

Mevrouw de Crussol fluisterde:

‘U is wel goed, Madame!’

[pagina 248]
[p. 248]

Maar mevrouw de Senozan hernam:

‘Mijn leeftijd, Madame, geeft mij, ondanks mijn eerbied, het recht u te doen opmerken, dat integendeel juist omdat men opgehouden heeft zijn rang hoog te achten onze rampen mogelijk zijn geworden. Er is niets wat deze noodlottige herschenschim van gelijkheid zoo heeft begunstigd, als dat vertoon van goedigheid en gemeenzaamheid met menschen van niets. Het onderscheid is geschapen door den wil Gods; het te willen uitwisschen is Hem miskennen.’

Madame Elisabeth glimlachte.

‘In het Koninkrijk Gods, markiezin, zullen wij allen gelijk zijn. Misschien is het aanmatigend op aarde er reeds naar te streven. Weldra zullen wij het weten.’

Mevrouw de Crussol herhaalde werktuiglijk:

‘Wij zullen het weldra weten.’

Toen zag men haar lippen bewegen. Zij bad in stilte.

Madame Elisabeth vroeg haar:

‘Wil u uw gebeden niet hardop zeggen, opdat wij er ons mede vereenigen?’

‘Ik zou het niet kunnen.’

‘Als ik durfde,’ zeide mevrouw de Senozan, ‘dan zou ik u nederig vragen, Madame, ons dezen dienst te bewijzen.’

‘Welnu,’ zeide Madama, ‘ik zal het doen.’

En zij bad met een vaste, kalme stem. Bij haar woorden daalde zachtmoedigheid in de harten. Men voelde dat zij reeds met God vereenigd was. De man wischte een traan af. De twee vrouwen luisterden devoot toe met neergeslagen oogen. Haar vergrijsde hoofden vonden steun bij haar, die nog zoo jong was. Toen zij geëindigd had bedankten zij haar diep bewogen.

Met langzamen tred reed het rijtuig langs de laatste huizen der straat Saint Honoré. De gezichten waren weer opgericht. Het gelaat van Madame vol hemelsche opgeruimdheid, dat van mevrouw de Senozan verzacht, dat van mevrouw de Crussol getroost.

‘Wij naderen,’ zeide zij.

‘Werkelijk!’ bevestigde mevrouw de Senozan. ‘Wij zullen spoedig aangekomen zijn. Met deze equipage is de weg nog zeer lang.’

‘Ik herinner mij,’ zeide mevrouw de Crussol, ‘dat de Graaf van Artois eens wedde, hem in tien minuten af te leggen in een licht rijtuigje, dat hij bespande met zijn Engelschen draver Buckingham. Hij won de weddenschap.’

‘Mijn broer,’ zeide Madame Elisabeth, ‘had goede paarden en hij hield er van ze te laten draven.’

Madame de Senozan sprak streng:

‘Ik keur deze mode, om in alles de Engelschen na te volgen, volstrekt niet goed.’

‘Zeker,’ hernam Madame Elisabeth, ‘er was te veel overdrijving in die sympathie.’

Men draaide om den hoek der straat St. Florentin. Schitterend van licht, zwart van de menschen, opende zich het plein voor hun oogen; een ontzettend rumoer deed zich hooren.

Mevrouw de Crussol werd wat bleek.

‘O! 't Is hier het plein Louis XV.’

‘Neen,’ verbeterde mevrouw de Senozan, ‘het plein der Revolutie.’

En met een blik wees zij iets van planken, dat daar opgericht was.

De drie vrouwen wisselden een blik en zij glimlachten. Madame Elisabeth en mevrouw de Senozan begonnen weer te bidden. Mevrouw de Crussol, haar oogen strak gevestigd, scheen als betooverd. Door de gendarmen teruggedreven, verdeelde zich de menigte.

Langzaam rolde het rijtuig naar het midden, waar zich dat zonderling gevaarte bevond. Drie andere rijtuigen volgden. Hier heerschte plechtig stilzwijgen. Men hoorde slechts den hoefslag der paarden en het geratel der wielen. Toen stond de stoet stil.

Madame Elisabeth stond op.

‘Wij zijn er,’ sprak zij, en met lichten stap, zonder op den arm van den man te steunen, steeg zij uit.

Madame de Crussol hield zich ter zijde om de markiezin de Senozan voor te laten gaan, maar de man wenkte haar, dat zij het eerst moest uitstappen.

‘U ziet het, markiezin,’ sprak zij, ‘dat ik u weer moet te kort doen.’

Madame Elisabeth was gaan zitten aan een der uiteinden van een bankje, bij een trap, die naar boven leidde. Naast haar ging mevrouw de Crussol zitten, toen mevrouw de Senozan, die op alles met een trotschen blik neerzag.

Op haar volgden de anderen, die uit de rijtuigen stapten. Madame Elisabeth zat zoo, dat ieder, die de trap op moest, haar voorbij diende te gaan.

Opnieuw begon mevrouw de Crussol een weinig te beven. Madame Elisabeth nam haar hand in de hare. Zoo bleven zij eenige minuten onbeweeglijk.

Op de estrade hoorde men balken kraken, verschillende geluiden van heen en weer loopende mannen, zwaar geknars van iets dat neerviel en dat men weer oprichtte. Er lag houtzaagsel verspreid en in een hoek stonden groote manden.

Eensklaps voelde mevrouw de Crussol, dat men haar zachtjes op den schouder tikte. Een man stond vóór haar; zij begreep het en zeide: ‘O!’

Toen stond zij op.

‘Madame,’ sprak zij, zich buigend voor Madame Elisabeth, ‘wil u mij als laatste genade verleenen, uwe lippen op mijn voorhoofd te drukken?’

Madame legde beide handen op haar schouders en driemaal kuste zij haar zachtjes op het voorhoofd; toen sprak zij:

‘Wij zullen elkander straks terugzien. Ik vertrouw er op.’

Toen boog mevrouw de Crussol zich nog eens en met een vasten tred ging zij de houten trap op.

Men hoorde over het plein een lang, gerekt gemompel, toen een scherp geknars, het geluid van iets dat viel, en toen nog een grooter gemurmel, dat zich voortplantte als het ruischen der zee in het oneindige.

Nu ging mevrouw de Senozan meteen rustigen stap voort. Zij liep als in de zalen van Versailles, en Madame voorbijgaande boog zij zich in een diepe hofreverentie. Men zou meenen op een vorstelijke receptie te zijn.

[pagina 249]
[p. 249]

Ieder boog voor Madame, kuste haar de hand en ontving van haar eenige vriendelijke woorden of een glimlach.

De oude Graaf de Sourdeval kromde voor haar zijn negen en zestig jaren; de heer Meziret de Serilly volgde hem, toen de jonge de Loménie, die galant met een knie ter aarde de koninklijke hand kuste.

Madame omhelsde mevrouw de Rosset en de markiezin de Lengle.

Mevrouw de Montmorin en haar zoon, twee en twintig jaar oud, kwamen voor en Madame zeide hun:

‘Gij zijt gelukkig op zulk een dag vereenigd te zijn.’

En de moeder antwoordde, de knie buigend:

‘Onder de vleugels eener heilige!’

Een priester volgde hen; toen boog zich Madame op haar beurt en hij zegende haar.

Er waren ook ‘menschen van niets’ bij: een apotheker, George Fellope genaamd. Hall, Denise Buard, de jonge Bullier, die pas een en twintig jaar oud was, en nog anderen. Voor allen had zij woorden van zachtheid en godsvrucht, en getroost gingen zij opwaarts als naar een feest.

Telkens als er een de trap was opgegaan, hoorde men dezelfde doffe geluiden en hetzelfde gemompel van de menigte.

Eindelijk waren er twintig voorbijgegaan, toen een en twintig. De stoet was ten einde. Daar stond Madame Elisabeth van Frankrijk op en sprak:

‘Mijn beurt is gekomen, niet waar?’

En zij ging de houten trap op. Boven op de estrade gekomen, wierp zij een blik over die wemelende hoofden en op de ondergaande zon van Florial, glimlachend over het lenteachtige Parijs.

Toen haar hoofd viel onder het mes der guillotine zag men een witte duif wegvliegen, en een geur van hemelsche rozen vervulde de lucht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken