Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Jaargang 1897-1898 (1897-1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
Afbeelding van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.06 MB)

Scans (132.11 MB)

ebook (22.36 MB)

XML (1.71 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Jaargang 1897-1898

(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een Poolsch huwelijk.

Er hadden groote feesten plaats op het kasteel van Ostrog. Graaf Zamoyski, de rijke magnaat en de groote hoogwaardigheidsbekleeder, had den geheelen adel der provincie uitgenoodigd op de berenjacht. De liefhebbers van dit gevaarlijke vermaak waren in menigte toegesneld, eenigen gekleed in zijde en fluweel met zilveren sporen, anderen in verstelde kleederen en met boerenlaarzen aan. Op de binnenplaats braadde een geheele os aan een reusachtig spit en men had een vat Hongaarschen wijn, groot als een arke Noachs, opengebroken.

Onder de gasten merkte men onder allen op: Heer Mikronowsky en zijn dochter Constantia. Ieder verwonderde zich dat een jong meisje had kunnen besluiten deel te nemen aan zulk een gevaarlijke jacht en men bewonderde om strijd haar moed en haar schoonheid. De jonge graaf Stanislaus Zamoyski verklaarde zich dadelijk tot haar ridder. Toen men het signaal gaf van het vertrek en de opjagers, boeren van het domein, het eerst in het woud drongen, gevolgd door de pikeurs met de vroolijk blaffende honden en eindelijk de gasten in de open sleden, liet Stanislaus dit mooie, fiere meisje naast hem plaats nemen op de met pelterijen bedekte bank en nam de teugels van zijn driespan op, die snel als de wind hen door sneeuw en nevel meevoerden.

Toen ieder zijn post in het woud had ingenomen nam de graaf den zijne naast Constantia in bezit, en daar de meest volstrekte stilte den jagers tot plicht was gesteld, wisselde hij met haar blikken, die hem meer en meer in hetzelfde toovernet omstrikten. De kans lachte de dappere jageres toe. Een kolossale beer kwam recht op haar af. Zij wachtte hem koelbloedig af tot op tien stappen afstand, trok zijn aandacht door een luiden kreet, en juist toen hij zich oprichtte om haar aan te vallen joeg zij hem een kogel door het hart. De beer en de graaf vielen bijna tegelijkertijd aan haar voeten in de sneeuw. En terwijl Constantia trotsch den voet zette op haar slachtoffer, zwoer Zamoyski, door zooveel bekoorlijkheid en dapperheid overwonnen, haar eeuwige trouw en liefde.

Het gevoel dat Constantia den jongen magnaat had ingeboezemd werd nog vermeerderd, toen hij haar in het huis harer ouders zag, met echt vrouwelijke gratie, gezeten achter haar spinnewiel.

Zijn bezoeken werden steeds veelvuldiger, en terwijl het spinnewiel snorde en de blanke vingers het garen opwonden, naderden hun harten elkander en vertrouwden zij elkander hun dierbaarste geheimen toe.

Zamoyski was verbaasd, op een tijdstip dat de poolsche vrouwen weinig meer lazen dan haar kerkboek, Constantia nog meer ingewijd te zien in de studie der Fransche dichters en denkers dan hij zelf. Zijn vereering voor dit zeldzame wezen groeide aan bij den dag. Hij was meerderjarig, bezat een onafhankelijk fortuin, hij kon een vrouw kiezen volgens zijn smaak, en tot schrik zijner ouders vroeg hij de hand van dit even arme als adellijke meisje.

Mikronowsky gaf hem zijn toestemming en zijn zegen. Zamoyski's ouders daarentegen durfden geen openlijken tegenstand tegen Constantia te voeren, maar begonnen geheime middelen te beramen om het huwelijk te beletten. Zij drongen er vooral op aan dat hun zoon vóór zijn huwelijk het hof van Augustus III, koning van Polen en keurvorst van Saksen, zou bezoeken.

Zamoyski vertrok dus naar Dresden. De Czartoryski's en Poniatowsky's speelden een groote rol aan het hof en deeden alles om den schitterenden jonkman te doen deelen in hun politieke intriges. Om dit doel te bereiken, kozen zij een mooie weduwe uit, gravin Antoinette Osinska, die evenveel invloed had op den machtigen minister Bruhl als op den koning zelf. Antoinette zag Zamoyski op het bal en hij viel in haar smaak.

Volleerd in alle kunsten van coquetterie maakte zij tegenover hem daarvan ruim gebruik. Vergeefs streed Zamoyski; de geest en de schoonheid der gravin zegepraalden steeds meer en meer over zijn wil, en zoodra zij zich voorgenomen had hem haar hand te geven, werd hij haar slaaf.

Den eersten keer, dat zij hem alleen ontving, was het in haar boudoir, gezeten op een divan, gekleed in een toilet geheel op haar zegepraal berekend. Een rijkdom van kant, gebloemde zijde, donker bont; haar groote zwarte oogen onder de wit gepoeierde haren glimlachten onweerstaanbaar, vol geheime tooverkracht. Zij reikte hem haar handje; hij gehoorzaamde aan haar geheimzinnigen dwang, hij knielde voor haar neer als slaaf en stond op als haar verloofde.

De koning, Bruhl, de magnaten, allen begunstigden dat huwelijk, en daar het trotsche weeuwtje haar prooi niet weer losliet, ontving Constantia eens een brief van haar verloofde, dat familie- en politieke redenen hun vereeniging onmogelijk maakten. Hij vroeg vergiffenis en verbrak de verloving, die hun bond.

Constantia stortte eenige tranen van toorn; toen herwon zij haar koelbloedigheid en belastte een man van vertrouwen, een jood die naar de Leipziger jaarmarkt in Dresden ging, naar de waarheid te onderzoeken. Toen zij die wist, besloot het energieke en fiere, jonge meisje zelf voor haar rechten te strijden.

Zamoyski kwam in Ostrog terug om zijn zaken in orde te brengen. Hij vermeed Constantia met veel zorg, en daar hij niet meer over haar hoorde praten, bekommerde hij zich niet over haar en vermoedde niet welken vreeselijken strik zij hem spande.

Op een avond begaf hij zich naar het kasteel van prins Sapieha, die hem had uitgenoodigd op een zijner schitterende feesten. Het was nacht toen hij weer den

[pagina 272]
[p. 272]

weg naar Ostrog insloeg. In het bosch Grodno ontbrandde plotseling een hevig geweervuur. Zijn kozakken, dronken of omgekocht, namen de vlucht. De koetsier sneed de teugels af, sprong op een der paarden van de slede en volgde hun voorbeeld, terwijl uit het struikgewas een troep gemaskerde mannen verscheen, die na korten strijd zich meester maakten van Zamoyski, hem met gebonden handen en voeten op een paard wierpen en na zijn hoofd met een zak te hebben bedekt, in snellen draf met hun kostbare vangst wegreden. Hij meende in handen van roovers gevallen te zijn en beschouwde zichzelf als verloren,

Men rende gedurende eenigen tijd. Toen begonnen de paarden zachter te stappen; hun hoeven weerklonken op een ophaalbrug en bijna dadelijk hield de troep halt en nam men hem uit het zadel. Toen de zak, die zijn oogen verborg, was losgemaakt, bevond Zamoyski zich in een rond, donker vertrek, met een enkel getralied venster in het gewelf on op den planken vloer een stroozak bij wijze van bed. Een lampje verlichtte dit kerkerhol met een twijfelachtig, somber licht en vóór hem stonden twee als kozakken gekleede mannen.

‘Waar ben ik?’ vroeg hij zonder antwoord te krijgen, toen de deur openging en Constantia verscheen in Poolsch kostuum, de kazabaika van groen fluweel omzoomd door kostbaar pels. Met een gebiedend gebaar verwijderde zij de bedienden en naderde nu den graaf met gekruiste armen en mat hem met een spottenden, dreigenden blik.

‘Gij zijt in mijn macht,’ sprak zij, ‘wacht van mij geen medelijden. Ik laat u de keuze - òf mij trouw te zweren aan het altaar òf te sterven.’

‘Ik kan u niet trouwen, Constance,’ zeide Zamoyski zonder angst. ‘'t Is niet mijn hart, maar het belang van mijn vaderland, dat zich tegen ons huwelijk verzet.’

‘Gij liegt!’

Zamoyski werd vuurrood.

‘Ja, gij liegt,’ ging Constantia voort, ‘ik ken uw roman met gravin Osinska. Nog eens, wilt gij mij tot vrouw nemen zooals gij beloofd hebt?’

‘Ik kan het niet.’

‘Bereid u dan voor te sterven,’ zeide de trotsche schoone, ‘ik zal u een priester zenden en ik wacht u over een kwartier onder de galg.’

Zamoyski beefde, maar geen woord ontsnapte zijn lippen. Constantia verliet hem en eenige oogenblikken later verscheen de priester.

‘Is het dus gemeend?’ vroeg de graaf.

‘De galg is op de binnenplaats opgericht,’ antwoordde de priester.

Toen Zamoyski een kwartier later op de plaats werd gebracht, zag hij bij het roode licht der fakkels Constantia bij de galg staan. Toch weerstond hij haar nog; maar toen men hem op de ladder had geheschen en hij het touw om den hals voelde, gaf hij zich over.

‘Ik ben gereed,’ mompelde hij. ‘Waar is de priester? Dat hij ons trouwe!’

Constantia liet hem van de ladder afkomen en men maakte de touwen los, waarmede hij gebonden was.

‘Beproef niet te vluchten,’ sprak Constantia. ‘Bij de eerste poging, die gij daartoe doet, schiet ik u door de hersens.’ Zij haalde een geladen pistool voor den dag en geleidde den graaf naar de helder verlichte kapel, waar zij hun ringen verwisselden en den huwelijkszegen ontvingen. Toen bracht zij Zamoyski in een schitterend gemeubeld vertrek, zette zich op een divan neer en zeide hem, met een strengen en verachtelijken blik:

‘Ik vraag niets meer van u; ik wil geen gebruik maken van mijne rechten noch op uw persoon, noch op uw fortuin. Gij zijt nu vrij en kunt handelen zooals gij wilt. Ik blijf bij mijn ouders en zal u op geenerlei wijze lastig zijn.’

Zamoyski zag haar verstomd aan, boog zonder een woord te zeggen en verwijderde zich. Terwijl zijn ouders en vrienden hemel en aarde bewogen om van den Paus vernietiging van zijn huwelijk te verkrijgen, bleef hij in Ostrog. Hij schaamde zich in Dresden te vertoonen en vermeed elke betrekking met zijn buren. Hij leefde als een kluizenaar, begraven te midden van het woud van Ostrog in een jachtpaviljoen met zijn boeken en honden, en ging alleen uit om door het woud te dolen.

Zoo gebeurde het eens dat hij zijn vrouw ontmoette. Hij reed te paard over den weg, verdiept in zijne gedachten, toen hij eensklaps Constantia voor zich zag. Zij liet haar paard juist stapvoets rijden en kwam uit het struikgewas te voorschijn. Haar slanke en hooge gestalte scheen gegoten in een fluweelen kostuum. Zij was te paard zeer bevallig en hare mooie oogen zagen hem verrast en zelfs met zeker genoegen aan. Hij groette haar en zij bedankte hem met een vriendelijken hoofdknik. Toen zij voorbij was, liet hij zijn paard stilstaan en keek haar na. Haar blonde haren schitterden als een vlecht van goud op het fluweel en Zamoyski zuchtte.

‘Is het niet belachelijk,’ dacht hij, ‘de man te zijn van zoo'n mooie jonge vrouw en dan als een kluizenaar te leven, begraven onder folioboekdeelen?’

De volgende dagen hoopte hij Constantia weer te ontmoeten en deed daar vergeefsche pogingen voor. Op zekeren avond besloot hij naar Zablokow te rijden; hij maakte zijn paard vast aan een boom tegenover het eenvoudige heerenhuis en sloop door den tuin naar de woning. De houten blinden waren gesloten, maar een lichtstraal ontsnapte naar buiten en verried hem een kleine reet, waarop hij zijn oog drukte. Hij zag in een kleine kamer een divan staan, bekleed met leeuwenvellen. Een borduurraam stond er naast, een kandelaar met een brandende kaars was op een tafeltje geplaatst. Na korten tijd kwam Constance binnen, snoot de kaars en ging voor het raam zitten borduren. Zamoyski kon zich niet moe zien aan haar fiere houding, haar fijn en oprecht gelaat met die vriendelijke uitdrukking, aan de bevallige hand die op het raam heen en weer ging. Hij zeide tot zichzelf, dat deze vrouw hem toebehoorde voor God en de menschen en hem eeuwig vreemd zou blijven.

Elken avond kwam hij terug en bracht uren lang door, blootgesteld aan koude en sneeuw, dikwijls in een sneeuwjacht, terwijl de witte vlokken wild en woest

[pagina 273]
[p. 273]

om hem heen dwarrelden, om zijn - vrouw te beschouwen, zooals zij vóór het spinnewiel zat, of wel lezende, òf het spinet bespelend. Dan kwam hij tevreden thuis. Dat ging zoo voort, totdat hij eens een slede op de plaats zag stilhouden. Een man van hooge gestalte, zeer knap in zijn Poolsch kostuum, stapte er uit. Dien avond bleven spinnewiel, boeken, spinet en borduurraam verlaten.

Het hart van Zamoyski was verteerd door angst en twijfel; een wonderlijke ontroering liet hem geen rust. Stof bedekte den bodem van het paviljoen, de inkt droogde in zijn inktkoker. Hij bracht zijn dagen door in het bosch en in Zablokow. Daar hij het kasteel slechts naderen kon wanneer het donker was, had hij spionnen daar geplaatst om hem te vertellen wat er over dag gebeurde. Hun mededeelingen vermeerderden zijn jaloezie. De een deelde hem mede dat graaf Skarbek steeds veelvuldiger bezoeken bracht op Zablokow, de ander dat die rijke en schoone magnaat Constantia het hof maakte en zij het zich gaarne liet welgevallen, een derde, dat Skarbek van plan was Constantia's hand te vragen zoodra haar huwelijk ontbonden zou zijn.

Zamoyski was buiten zichzelven van woede. Verblind door zijn hartstocht, door zijn gekrenkten hoogmoed, keerde hij naar Ostrog terug, wapende zijn mannen en wachtte zijn mededinger af op den grooten weg.

Skarbek verliet Zablokow te paard, alleen vergezeld door een enkelen kozak, toen, op den rand van het bosch, hij zich onverwacht bevond tegenover een vijandigen troep. Zamoyski schold hem voor verrader en verleider, en daagde hem tot een tweegevecht uit. Van beide kanten werden de sabels getrokken en het staal flikkerde in het licht der sterren.

Beide tegenstanders waren reeds licht gekwetst toen Constantia, gewaarschuwd door een boer, gevolgd door haar bedienden kwam toesnellen en de duellistenscheidde.

‘Wat beteekent deze strijd?’ vroeg zij Zamoyski.

‘Skarbek durft uw hand vragen, mevrouw.’

Constantia begon hartelijk te lachen.

‘Verzoent u dan dadelijk! Ik ben het niet, maar mijn zuster, die Skarbek wenscht te huwen.’

De beide magnaten omhelsden elkander en volgden Constantia naar Zablokow. Zij zelf verbond hun wonden. Toen geleidde zij Zamoyski in het kleine vertrek, waarin hij haar zoo dikwijls door de blinden had bespied. Zij zette zich neer op de zijdeachtige leeuwenvellen.

‘Wat moet ik met u doen?’ vroeg zij glimlachend, ‘om u te beletten alle dagen nieuwe dwaasheden uit te halen?’

‘U moet mij vergeven,’ antwoordde Zamoyski, voor haar neerknielend.

‘Maar graaf,’ zeide Constance spottend, ‘politieke redenen - het welzijn van het land...’

‘Daar geef ik niet om,’ riep Zamoyski, zijn bekoorlijke vrouw in zijn armen omvattend.

Drie dagen later deed Constantia, gravin Zamoyski, gewikkeld in vorstelijk hermelijn, uitgestrekt in een vergulde slede, bekleed met donkere pelterijen, haar intrek in het kasteel Ostrog onder het vroolijke gelui der klokken en het bulderen der kanonnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken