Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.63 MB)

Scans (104.80 MB)

ebook (31.15 MB)

XML (2.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ternate.
(Door een officier van het Nederl.-Indische leger.)
Met photo's van den Luit. ter Zee 2e kl. P.A. Bik.

II. (Slot.)

De bevolking van Ternate behoort voor een overwegend deel tot het Papoeasche ras. De mannen zijn krachtig gebouwd en zeer gespierd. In het leger opgenomen worden de Alfoeren van Halemahésa gelijkgesteld met Europeanen, hoewel zij Heidenen zijn, en bij de Amboineesche compagnie ingedeeld, en vooral aan hunnen ontembaren moed hebben de Amboneezen hun nen grooten krijgsroem te danken. De eigenlijke Ternatanen zijn echter Maleiers van oorsprong en volgens Wallace verwant met de Makassaren. Junghuhn rekent ze onder de Maleische cosmopolieten. Halemahésa, wat voor de helft aan den Sultan van Ternate en voor de andere helft aan dien van Tidore behoort, wordt bewoond door Alfoeren, welk volk een soort van overgang vormt tusschen het Papoeasche en Maleische ras. Wallace zegt (Insulinde Dl. II blz. 488) dat de Alfoeren geheel verschillen van de Maleiers, doch ook van de Papoea's. ‘Zij zijn lang en welgemaakt, met Papoesche gelaatstrekken en krullend haar, zij zijn behaard van huid maar schier even licht van kleur als de Maleiers. Zij zijn een arbeidzaam en ondernemend ras, telen rijst en groenten en zijn onvermoeid in het opsporen van wild, visch, tripang en karet.’ De eigenlijke bevolking van Ternate is Mohammedaansch, die van Halemahésa belijdt een eigenaardigen, heidenschen godsdienst. Zij gelooven nml. in een opperwezen ‘Joehoe madi hoetoe’, die in oude tijden een afgezant, genaamd Gosoeong naar Halemahéra zond om den Alfoeren zeven lara's (geboden) mede te deelen. Deze verbieden: overspel, schaking, diefstal, gewapende rooftochten, mishandeling van zijn naaste en oneerbiedigheid jegens de ouders, en zij gebieden het koppensnellen jegens overspelers, toovenaars en vijanden des lands. Verder zijn er nog goede en booze geesten, welke de onmiddelijke bestuurders van 's menschen lotgevallen zijn en aan welke door de gomatir's (priesters) offeranden in den tempel (kokiroba) worden gebracht.

Eigenaardig voor de kennis van het volk is het oordeel, uitgesproken naar aanleiding van de expeditie tegen Tomorie in 1856, waar ongeveer 200 man geregelde troepen van het Indisch leger streden naast 690 man Alfoersche huurtroepen van Ternate. De commandant der expeditionaire zeemacht, de kapitein-luitenant Uhlenbeck schrijft van hen: ‘Gedurende de inspectie had de schoone, rijzige, en krachtige bouw der Alfoeren van Almaheira bijzonder onze aandacht getrokken. Zij maakten met hunne versiering van veeren, haar en grove schelpen, met hunne onbedekte, beschilderde of getatoeëerde bovenlichamen, armen en beenen eene woeste, theatrale vertooning’. Alvorens de troepen te velde trokken leg-

[pagina 156]
[p. 156]
den zij een eed af, eene symbolische handeling, die moest beteekenen: ‘dat zij den Sultan trouw zwoeren, verklarende hunne plichten te vervullen, zonder zich daarvan te laten afleiden, noch door het vuur, noch door het zwaard, noch door het water, noch door den kogel.’ Hiertoe werden: ‘door eenige priesters op zekeren afstand vóór den zetel des Sultans een komfoor met vuur. twee klewangs en een groote bak met water geplaatst. Onder het verrichten van eenige godsdienstige ceremoniën bezweerden zij die zaken, waarna de opperpriester een kogel opnam en dien mede bezwerende, in den bak met water legde; toen namen twee der priesters de nedergelegde klewangs weder op en hieven deze kruiselings naast elkander in de hoogte. Deze plechtigheid afgeloopen zijnde, verzamelden zich de prinsen en groeten van Ternate, die bestemd waren de troepen naar het tooneel des krijgs te begeleiden, tegenover den Sultan, hebbende de gewijde zaken tusschen hen en den vorst, waarna op een gegeven teeken van den Sultan de plechtigheid begon. Een voor een traden eerst de prinsen, en daarna de grooten des rijks naar het komfoor, waar zij zich voor

illustratie
passar te ternate.


nederbogen, kropen toen op handen en voeten onder de klewangs door naar den bak met water, waaruit zij met de hand scheppend eenige druppelen water dronken, namen daarna den kogel uit het water en legden dien weder in den bak na hem met hunne lippen te hebben aangeraakt, waarna zij hunne vroegere posten innamen. De krijgsbenden volgden dit voorbeeld; bij het bereiken der geheiligde plaats hieven zij hun krijgsgeschreeuw aan, elkander met snelheid opvolgende voerden zij hetzelfde uit wat hunne voorgangers hadden verricht, waarna zij door hunne hoofden geleid aftrokken naar het kampement.’ Tot hiertoe het relaas van den heer Uhlenbeck. Bij het verdere verloop van de expeditie gaven de Alfoeren nog enkele malen blijk van hun sympathiek volkskarakter. De overtocht nml. geschiedde in cora cora's, welke gesleept werden door de oorlogsschepen. Hierdoor sloeg een cora, beladen met 62 Alfoeren om. Weitzil, de bekende Indische militaire geschiedschrijver, die ook deze expeditie beschreef, zegt omtrent dit incident: ‘Terwijl de thans geredde Alfoeren nog aan een wissen dood ten prooi schenen, merkte men bij hen menigen trek op, die, hetzij hun geheel eigenaardig karakter, hetzij hunne in vele opzichten goede geaardheid kenmerkte. Zij die zwemmen konden deden het slechts met één hand en hielden met de andere klewang en geweer omvat. Hunne wapens schenen hunne dierbaarste bezittingen te zijn. Onder hen bevonden zich eenige hoogbejaarden, die bij dezen volkstam gewoonlijk in groot aanzien staan. Een jeugdig Alfoer had reeds een hem toegeworpen touw gegrepen en was gereed, daarlangs naar boven te klauteren, toen hij naast zich een grijsaard in het water zag; zonder aarzelen reikte hij hem het touw toe en greep het eerst later opnieuw, toen hij zag dat het zonder gevaar voor zijn anderen landgenoot kon geschieden.’

De Sultans van Ternate en Tidore voeren over dit sympatieke volk een vrij lastig bewind. Door ons aangestelde posthouders innen de belastingen voor hen. Zooveel mogelijk worden door hen de knevelarijen van den vorst tegengegaan, of liever de knevelarijen van de prinsen bedreven in naam van den vorst. Van tijd tot tijd komen ze tegen de ruwe behandeling in opstand, doch worden dan door Hollandsche oorlogschepen weer ten onder gebracht. Dr. van Rijckevorsel vermeldt in zijne Brieven van Insulinde daarvan een eigenaardig staaltje. Ongeveer 25 jaar geleden kwamen de inwoners van Makkian tegen den Sultan van Ternate in verzet, doch zonden tot den resident een bode om te zeggen dat zij niet tegen de regeering in verzet kwamen doch tegen den Sultan. Dat zij weigerden zware belastingen op te brengen, waarvan de grootste helft in verkeerde handen kwam zonder den Sultan te bereiken, maar dat zij die gaarne zouden opbrengen indien zij maar een Hollandsch bestuur hadden. En wat deed de regeering? Zij zond er een oorlogsschip heen, er werd geschoten, gebrand en Makkian behoort nog aan den Sultan.

Ongetwijfeld is het te bejammeren dat de Nederlandsche handel nog met het oog geworpen heeft op deze eilanden en bijv. Halemahésa in het groot exploiteert. De maatschappij die zich ten doel zoude stellen de uitgestrekte verlaten notentuinen op dat eiland te exploiteeren, zoude ongetwijfeld goede zaken maken, welke vooral de nijvere bevolking ten goede zou komen. En gebrek aan werkkrachten is daar niet te vreezen.

De Papoea's van Nieuw-Guinea, vroeger als slaven zeer gezocht, vindt men thans in menigte op Ternate als bedienden. Het ras steekt eigenaardig af bij het Maleische; praatziek, luidruchtig, vroolijk, twistziek, zucht tot opschik zijn alle eigenschappen welke zij bij uitstek bezitten. Zij gaan in den regel geheel naakt, slechts de kustbewoners der Doreibaai, Ajambori en de Geelvinkbaai dragen uit boomschors vervaardigde tjawats. Hun haar wordt lang gedragen en tot een grooten bos bijeengevlochten. In oorlogstooi versieren zij zich met vederen, en versierselen van kralen of wilde zwijnentanden gemaakt. Hunne wapenen waren vroeger pijl en boog, doch sinds de handelaren van Ternate een grooten handel, vooral in paradijsvogels, met hen drijven zijn de ge-

[pagina 157]
[p. 157]

weren er ingevoerd, en treft men er repeteergeweren van de laatste systemen aan.

Het gouvernement tracht zooveel mogelijk den invoer van geweren te beletten, en vooral onder wijlen den resident Bensbach, wiens naam in deze gewesten een groote vermaardheid geniet, werden zooveel mogelijk beletselen dien ruilhandel in den weg gelegd. Echter geheel is natuurlijk een smokkelhandel op deze onbewaakte uitgestrekte kust niet te beletten zoodat menig Chineesch of Engelsch vaartuig beladen met geweren of arak zijn lading aan den wal zet.

Van uit Ternate zenden de daar wonende handelsfirma's hunne agenten en jagers naar de verste streken van de residentie om een uitgebreiden ruilhandel met de inboorlingen te drijven. Eigenaardig is de basis van dien ruilhandel: slechts de gulden en de rijksdaalder door de Papoea genoemd: ‘kleine ronde’ en ‘groote ronde’. Een paradijsvogel is waard drie ‘groote ronde's’. De jacht op dezen schoonen vogel heeft een verbazenden omvang gekregen sedert de damesmode deze vogellijken als hoedversiersel invoerde. Echter kreeg de handel naar mij door een handelaar werd verzekerd, een grooten knak, door de oprichting der vereeniging tot tegengang dezer gruwelijke mode. En wie zoude geen tegenstander van deze zaak worden, wie eenmaal op Ternate de terugkomst der ‘Camphuis’ uit Nieuw Guinea bijwoonde, en in alle winkels en pakhuizen de vloeren bedekt zag met lijken van vogels in zoo schitterende kleuren, als de stoutste verbeeldingskracht zich niet denken kan. Behalve het uitroeien dezer schoone vogels doen de jagers in dat onbeheerschte gebied nog veel kwaad, daar zij de bevolking zooveel mogelijk trachten te knevelen. Overkomt hen van de zijde der inwoners eenig onrecht, zij verschaffen zich zelf recht, en voeren vereenigd strooptochten op groote schaal uit. In dat opzicht zal de nieuw in te voeren bestuursregeling ons voor veel kwaad behoeden, want dat het op deze wijze eenmaal spaak mòet loopen, en het Indisch gouvernement op den duur toch tusschenbeide

illustratie
dansers van den sultan.
danseressen van den sultan
.


zou moeten komen is zonder twijfel.

Enkele zendelingen, waaronder de naam van den eerwaardigen grijsaard Van Hasselt met eerbied behoort genoemd te worden, hebben hun leven gewijd aan de verzachting der zeden van het Papoesche volk. Op eene andere wijze streefde de voormalige resident Bensbach naar hetzelfde doel. Deze groote kenner van den inlander trachtte de bevolking te beschaven door de hoofden te laten voorgaan. Hij voedde jonge Papoea's, zonen van aanzienlijke hoofden, ten zijnen huize op. Deze volgden hem op al zijne tochten, en dat de resident hierdoor de hoofden aan zich bond en de bevolking in bedwang hield, kwam het gouvernement meer dan eens te stade.

Ternate zelf heeft niet het vervallen oud-Hollandsche aanzien wat Ambon bijv. heeft. Dit komt hoofdzakelijk hiervan dat in 1855 de stad door eene uitbarsting van den berg vernield is, zoodat nu alle huizen van hout zijn opgetrokken. Het eiland zelve is nog geen □ G.M. groot en bestaat uit niet anders dan uit den vuurspuwenden berg, op wiens helling de huizen gebouwd zijn. Het leven van de weinige Europeanen daar is dus niet erg benijdenswaardig. Men leeft letterlijk op een vulkaan. De gesprekken komen dan ook steeds op hetzelfde onderwerp neer, nml. den berg. Rookt de berg dan is men gerust, doch nauwelijks verdwijnt de rookzuil, of aller blikken wenden zich ongerust naar den krater, en kan men zeker zeker zijn van na korter of langer tijdstip eenige aardschokken te gevoelen of eenige lava naar beneden te zien vloeien.

Bij de laatste uitbarsting heeft de berg zich verdeeld in drie toppen, de Madina, Arfat en de Kekan. De Arfat is de hoogste top, in wier nabijheid de krater gelegen is, wier opening gelukkig van de plaats afgewend is. De lava, welke de krater uitwerpt volgt steeds een vasten weg, nml. naar den ‘Batoe Angoes, of Verbranden Hoek’. Dit lavabed is onbegroeid en bedekt met rotsblokken.

De natuur is prachtig voor doortrekkende reizigers; ambtenaren en officieren, welke gedoemd zijn een deel van hun leven te slijten op die eilandengroep, vinden het gezicht van al de hun omringende vulkanen op den duur eentonig, en soms onrustbarend. Aan de Noord-Westzijde des eilands vindt men op de helling des bergs een paar kratermeren, door de inlanders meest genoemd met den Portugeeschen naam ‘laguna’. Ook worden zij wel eens genoemd naar de dorpen, welke daar vroeger lagen, doch door eene uitbarsting door den bodem verzwolgen zijn: ‘Soelah Takomi di bawah’ en ‘di atas’. Tal van leguanen leven daar in die meren, terwijl een vlucht kraanvogels zich daar na de uitbarsting der Sangir-eilanden vestigde.

Het fort Oranje, dat tot huisvesting van eene compagnie infanterie dient, is sedert de Compagnie-tijden weinig verbeterd, en even ondoelmatig ingericht met dezelfde verouderde bewapening als de andere forten in onzen Molukschen archipel. Het wordt omringd door eene diepe, doch droge gracht en hooge aarden wallen, die tusschen steenen muren zijn opgeworpen. Zonder bepaald stelsel gebouwd, in het bezit van vier bastions die

[pagina 158]
[p. 158]

de verschillende facen niet eens bestrijken, zoude het te bezien staan of de zwakke bezetting het zelfs tegen een inlandschen vijand zoude houden; intusschen houden de grimmig uitziende gladijzeren kanonnen, waarvan er steeds twee op het vorstelijk paleis gericht zijn, den beheerscher van talrijke geloovige Mohammedanen in bedwang.

Het Chineesche kamp, welks huizen tot zelfs onder de muren van het fort zijn gebouwd, in spijt van alle bepalingen op verboden kringen, heeft hetzelfde uiterlijk als alle andere in den archipel. Ook de Europeesche wijk biedt weinig bezienswaardigs aan. Buiten de plaats vindt men talrijke bouwvallen van huizen die eenmaal de hooggeplaatsten der O.I. Compagnie herbergden, en duiden begroeide oprijlanen van welke de pilaren aan den ingang nog slechts den tand des tijds weerstonden, op lusthoven en buitenplaatsen uit den tijd toen Ternate nog bloeide door den handel in specerijen. Enkele notenperken, waarvan de eigenaren den strijd om het bestaan nog niet opgaven, vindt men op de helling van den berg. Bezienswaardig zijn de oude forten. Kajoeh Merah waarom zooals wij boven zagen dikwerf zoo fel is gestreden ligt tegenover Tidore en bestrijkt de smalle straat tusschen Ternate en dit eiland, welke nog smaller wordt gemaakt door het kleine eilandje Maitara of Noorwegen.

Verder vindt men nog de bouwvallen van een groot fort, waarschijnlijk van Portugeeschen oorsprong nabij Castella.

In den laatsten tijd worden de Moluksche eilanden hoe langer hoe meer bezocht, niet alleen door natuurvorschers welke er een ruim veld voor onderzoekingen vinden, doch ook meer en meer door pleizierreizigers. Vele ingezetenen van Java maken voor hun scheiden van Indië de veelgeroemde Molukkenreis, den bekenden schrijver Brooshooft na, welke zijne indrukken nederlegde in zijn ‘Molukkenreis in vogelvlucht’. Mochten ook eens Nederlanders, welke thans in vreemde minder belangwekkende streken reizen, de prachtigste deelen hunner eigen bezittingen onder den evenaar komen bewonderen! Welk ander land zoude niet trotsch zijn op het bezit van zulke lustoorden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken