Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.63 MB)

Scans (104.80 MB)

ebook (31.15 MB)

XML (2.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 332]
[p. 332]

De vorstinnen van Oranje
door Thérèse Hoven.
Met portretten.
(Vervolg van blz. 327.)

Koningin Wilhelmina, onze eerste Koningin van dien naam, was een lieve, zachte vrouw, die echter nimmer eenig werkdadig deel in de regeering had. Van karakter was ze teruggetrokken en haar wankelende gezondheid belette haar veel in 't publiek op te treden.

De dochter van Koning Willem I, Prinses Marianne, huwde op jeugdigen leeftijd met Prins Albrecht van Pruisen, bij wien zij een zoon had, Albrecht, Prins van Pruisen en regent van Brunswijk. Prinses Marianne toefde, ook na haar huwelijk, vaak en lang in haar geboorteland, voornamelijk op haar landgoederen bij Voorburg, welke nu nog aan haar zoon-behooren.



illustratie
sophia frederika mathilda, geb. prinses van wurtemberg, eerste gemalin van koning willem iii.


De nagedachtenis van Prinses Louise, echtgenoote van Prins Frederik, is hier nog in dankbare herinnering; zij schonk haar naam aan een weeshuis in Den Haag voor de kinderen van vrij-metselaars en kocht er een gebouw voor. De Louise-stichting bestaat nog, doch werd, eenige jaren geleden, naar een grooter gebouw overgebracht.

De echt van Prins Frederik werd, behalve met den reeds vermelden zoon, nog met twee dochters gezegend.

De oudste, Prinses Louise, huwde met Karel XV, Koning van Zweden en Noorwegen, waardoor een Hollandsche Prinses den troon van 't Scandinavische schiereiland beklom. Prinses Louise werd, als jonkvrouw en later ook als echtgenoote, algemeen bemind en geroemd om haar uitstekende hoedanigheden. Ook bleef zij Hollandsch in haar hart en haar grootste vreugde was, wanneer een harer landgenooten het Zweedsche Hof bezocht, of als men het een of ander product zond. Zij kreeg slechts één dochter, die met den Kroonprins van Denemarken is getrouwd en nog leeft; Prinses Louise stierf voor eenige jaren.

De tweede en jongste dochter van Prins Frederik is de Prinses von Wied; Prinses Marie is in ons land te goed bekend en te zeer geliefd, dan dat hier nog niets tot haar lof behoeft te worden gezegd. Haar leven spreekt voor haar, en legt de schoonste getuigenis ten haren gunste af. Zij heeft drie zoons en twee dochters; de opvoeding der laatsten wordt, sedert ongeveer twee jaar, bestuurd door Miss Saxton Winter, de vroegere gouvernante van Koningin Wilhelmina.

Voor het volk in 't algemeen is Prinses Marie een vriendelijke, weldadige Prinses, doch voor haar omgeving is zij de minzaamste, meeste sympathieke vrouw, die men zich denken kan.

En nu nog een enkel woord over de Russische Vorstin, die Nederlands kroon zoo waardig gedragen heeft.

Anna Paulowna onderscheidde zich, behalve door haar fier karakter en hooge hoedanigheden, door een bijzonderen liefdadigheidszin. Zoo stichtte zij de Anna-Paulowna-naaischool, die nog in Scheveningen bestaat.

Haar eenige dochter, Prinses Sophie, werd de gemalin van den Groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, den broeder der gemalin van Keizer Wilhelm I van Duitschland; uit dit huwelijk werd Karel Alexander geboren, die vóór zijn ouders stierf en twee zoons naliet.

Ook van de Groothertogin van Saksen-Weimar valt hier weinig te zeggen; schoon ze meer dan vijftig jaar buiten Nederland doorbracht, bleef ze steeds innig gehecht aan haar land en volk. Haar heengaan (in 1897) was dan ook een groot verlies, en oprecht en welgemeend was de droefheid, welke het Nederlandsche volk bij de tijding van haar afsterven aan den dag legde. Ook in haar tweede vaderland en inzonderheid in de vriendelijke residentie Weimar was de Groothertogin een beminde persoonlijkheid, die haar vele gaven van geest en hart ten dienste van anderen wist te geven. De grijze Groothertog verloor dan ook 't beste, wat hem in 't leven was geschonken, toen zijn trouwe gade hem ontviel. Op 't Koninklijk Slot te Soestdijk bestaat nog een aandoenlijke herinnering aan de Groothertogin, of juister aan de Prinses van Oranje.

Toen Prinses Sophie en haar broeders kinderen waren, hadden ze er namelijk ieder hun klein huisje, waarvan ze baas waren. De Prinsen noemden de hunne: hun ‘jachthuisjes’; dat der Prinses heette en heet nog: ‘het boerderijtje van Prinses Sophie’. Daar speelde zij voor boerinnetje, daar liep ze dartelend met een juk en emmertjes rond, daar voerde zij in onschuldige ongekunsteldheid uit, wat Marie Antoinette te Trianon beoogde. Daar was de vorstelijke jonkvrouw een gelukkig, luchthartig deerntje, daar speelde ze, evenals een gewoon burgerkind.

En thans treedt daar, uit de breede rij van Nederlandsche vorstinnen, nog een grootsche, machtige figuur naar voren; een vrouw, die ongetwijfeld tot de meest intellectueelen van haar huis niet alleen, maar ook van haar sekse behoorde: Koningin Sophie, de eerste gemalin van Willem III.

Waar de reeds besproken Prinsessen en Koninginnen voor het meerendeel slechts een historische herinnering voor ons zijn geworden, daar staat Koningin Sophie velen onzer nog levendig voor. Haar hooge, majestueuze gestalte, haar indrukwekkende manier van optreden, tegelijk waardig en innemend; de vriendelijke glimlach op haar ernstig gelaat, die zoo goeddeed, haar zeldzame gave om terstond met vreemden den rechten toon aan te slaan, dat alles vormt het beeld dat in onze harten gegrift is.

De meest kenmerkende eigenschap van Koningin Sophie was haar onverzadigbare dorst naar kennis. Zelve door de natuur bedeeld met een helder hoofd en meer dan buitengewone bekwaamheden, wist zij die hoedanigheden terstond in anderen te ontdekken en te waardeeren. Haar hoogste

[pagina 333]
[p. 333]

geluk was zich omringd te zien door begaafde en ontwikkelde menschen; haar verstandsblik kende geen grenzen, niets was haar te hoog of te moeilijk. Als zij een particulier persoon was geweest, in plaats van de gemalin van een regeerend Vorst, zou ze zeker een lichtpunt der letterkunde zijn geworden.

De Koningin voerde een uitgebreide briefwisseling met veel geleerden van naam, en schreef zelve ook artikelen, o.a. in de ‘Revue des deux Mondes’. In haar gesprekken straalde haar rijke schat van kennis door, en om op de intieme theepraatjes van H.M. te worden uitgenoodigd, werd door iedereen voor een zeldzame en vereerende onderscheiding gehouden.



illustratie
h.m. emma, tweede gemalin van koning willem iii. (bij haar huwelijk.)


Waar Willem III de kunst hoog hield en schilders en musici beschermde, daar had de Koningin alles veil voor de wetenschap en de letteren. Aan al haar hooge gaven paarde Koningin Sophie een voorbeeldigen eenvoud. Ze had een afkeer van alles, wat naar praal of vertooning zweemde; in haar kleeding was ze zoo anspruchslos mogelijk. Alle zucht naar opschik was haar vreemd. Als zij 's zomers avonds met een harer hofdames langs 't strand te Scheveningen wandelde of er eenigen tijd ging zitten in een der gewone strandstoelen, zou niemand de Souvereine vermoed hebben. Slechts als men dichterbij kwam, was er iets in haar fiere houding, dat haar staat op een niet te miskennen manier verried.

Toen haar eigen zoons nog klein waren en de Vorstin dus dubbel belang stelde in alle kinderen, gebeurde het vaak, dat zij, op haar wandeling, 't een of ander jongetje of meisje aansprak of een schreiend wichtje, met een lief lachje of een vriendelijk woord, tot bedaren bracht.

Gedurende de laatste jaren van haar leven woonde de Koningin voornamelijk op het Huis ten Bosch, waar zij in 1877 ook haar laatsten adem uitblies.

Twee jaar later stierf de Prins van Oranje, in 1881 Prins Frederik, in '83 Prinses Marianne en in '84 Prins Alexander.

Prins Hendrik, die na den dood van Prinses Amalia voor den tweeden keer in 't huwelijk was getreden met Prinses Marie van Pruisen, was nog vóór den Prins van Oranje gestorven. Zijn weduwe woonde eerst nog eenigen tijd te Backershagen bij Voorburg, doch keerde weldra naar haar geboorteland terug.

Het doorluchtige huis van Oranje zou dus, in rechte linie, uitgestorven zijn, indien Koning Willem III zich niet, twee jaar na 't overlijden van zijn eerste gemalin, voor den tweeden keer in den echt had begeven.

De negentienjarige Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck-Pyrmont, door moeders zijde aan de Nassau's vermaagschapt (haar moeder Prinses Helene was de dochter van Willem van Nassau-Weilburg), was voorbestemd om een der roemrijkste Vorstenhuizen van Europa voor uitsterving, in de rechte linie, te bewaren.

In 1879 werd het huwelijk te Arolsen voltrokken; reeds gedurende haar verloving had de Prinses les genomen in het Hollandsch, daardoor het verlangen te kennen gevende zich zooveel mogelijk in te werken in het wezen en in de denkbeelden van haar toekomstige onderdanen. Haar wil was ernstig, haar streven edelmoedig, haar ijver onverpoosd, en in de liefde van het Nederlandsche volk, dat in waarheid haar volk is geworden, zal onze Koningin Emma wel de schoonste belooning hebben gevonden en nog vinden.

En nu H.M. haar taak, die ze met zooveel heilige toewijding wist te vervullen, neergelegd heeft, kunnen we haar geen beter afscheidswoord toeroepen dan: ‘Ze was waardig een Vorstinne van Oranje te zijn.’

Ge hebt nu kroon en schepter nedergelegd, o, Koningin-Moeder van Holland! ge hebt u teruggetrokken van de regeering, ge hebt ons, in uw plaats, uw dochter, uw evenbeeld, ons aangebeden Oranjekind gelaten; in haar zult ge voortleven. En, waar wij onze Koningin zullen huldigen en eerbiedigen, daar zullen onze harten nimmer ophouden, met innige liefde te kloppen voor de vrouw, die niet slechts de moeder was van onze jeugdige Souvereine, doch haar vriendin en leidsvrouw, haar beschermengel en haar voorbeeld.

In uw dochter zullen wij u eeren en liefhebben, en de

[pagina 334]
[p. 334]

naam van Emma, Prinses van Waldeck-Pyrmont, zal voor ons een beteekenis hebben, even hoog en even dierbaar als die van Wilhelmina, Koningin van Nederland, want we zullen ze nimmer scheiden, de namen onzer Vorstinnen!

Ge hebt den troon verlaten, doch uw plaats in onze zielen zult ge ten eeuwigen dage blijven innemen.

De jeugd van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina.

Als een open boek, waarin al haar onderdanen, naar gelieven, bladeren kunnen, ligt de jeugd onzer Koningin voor ons.

Geen wallen, geen muren, geen overdreven hof-étiquette hebben ons Vorstenkind voor ons verborgen gehouden.

Als men de voogdijschap van de Regentes met enkele woorden zou moeten kenschetsen, zou men kunnen zeggen, dat ze, bij de opvoeding harer Koninklijke dochter, de leuze had: ‘De Koningin voor haar volk.’

In al de jaren, welke achter ons liggen, heeft de Regentes er zich op toegelegd om de Koningin geheel voor haar onderdanen te laten leven. Ze wist, hoezeer het Nederlandsche volk gehecht is aan zijn Oranjehuis, hoe groot en klein, rijk en arm uitloopt om één blik op een lid van het Vorstenhuis te werpen, één glimlach van hun lippen op te vangen.

Het is een traditie, die ons in 't hart zit, en die in Koningin Wilhelmina wel haar hoogste punt heeft bereikt.

Ik zal nooit vergeten, hoe ik, voor enkele maanden, langs 't Bezuidenhout in Den Haag wandelde, juist op het oogenblik, dat H.M. in haar open rijtuig voorbijreed. Als een electrische schok ging het door de voetgangers, als door een heilig vuur bezield, stelden ze zich, uit één beweging, in postuur, en vormden, aan weerskanten van den weg, een levende haag. En toen de Koningin reeds voorbij was, toen haar wegsnellende equipage tot een stip aan den horizon geworden was, en ieder zijns weegs weer was gegaan, toen viel mijn oog op een straatveger.... een eenvoudigen man uit de heffe des volks, schamel gekleed en slecht gevoed. Een man, over wien de lijdensschool des levens een zekere stoïcijnsche onverschilligheid had gebracht, welke in zijn geheele wezen doorstraalde. Ik had dien man vaak daar op die plek gezien, den rug gebogen, als neergedrukt door 't noodlot, de oogen dof starende op den grond, zijn arbeid met werktuiglijke gelatenheid verrichtende. Maar nu.... recht was zijn gestalte, helder zijn oog; op zijn gezicht vertoonde zich een glimlach, wellicht de eerste sedert jaren. Hij keek 't verdwijnende rijtuig na, en mompelde als in een soort van extase: ‘Ik hèt der gezien, ze hèt me toegeknikt, och, God!’ En in de eenvoudige vreugde van dien man vond ik de liefde van ons volk voor de Koningin symbolisch weergegeven.

Haar vreugdige meisjeslach is als een zonnestraal, die overal binnendringt, ook in de somberste harten. Haar aanwezigheid verblijdt het volk, en het verheft 't ook, en dat heeft de Regentes ingezien. Met bewonderenswaardige lieftalligheid heeft ze haar dochter overal laten optreden, waar haar verschijning verlangd werd. In alle provinciën, bijna in elke groote stad van ons vaderland is H.M. geweest, en de luisterrijke ontvangst, welke haar overal te beurt viel, bewees voldoende, in welke hooge mate men de eer van het vorstelijk bezoek op prijs stelde.

De geschiedschrijver kan dan ook gerust van Koningin Emma getuigen, dat zij niet enkel haar plichten als moeder van Koningin Wilhelmina heeft vervuld, maar dat zij in waarheid een Landesmoeder is geweest, altijd gereed om aan de wenschen van het volk te voldoen en steeds bereid zijn belangen in 't oog te houden.

Toen zij in 1890 weduwe werd en ze zich aan het hoofd van haar tweede vaderland en van het Nederlandsche volk zag geplaatst, nam ze, met flinkheid en moed, de teugels van 't bewind in handen, en haar dankbare onderdanen kunnen niet anders dan haar leiding zegenen.

Het bestuur der Regentes is, in alle opzichten, een gelukkig tijdperk voor ons land geweest, en de Koninklijke moeder zelve een edel voorbeeld van toewijding en plichtsbetrachting in den hoogsten zin.

Waar ze, aan den eenen kant, als een waakzame moeder zich geheel aan de opvoeding van haar kind wijdde, waarvoor ze vader en moeder tegelijk moest zijn, daar vergat ze nooit, dat haar kind een hooge, een heilige roeping had te vervullen, dat over de vijf millioen menschenzielen heur heil van haar verwachtten. Terwijl ze haar dochtertje door geleerde professoren liet onderrichten, in wat tot een beschaafde opvoeding behoorde, en door de aristocraten van 't intellect den geest van 't jonge meisje deed vormen, nam zij zelve de vorming van heur hart op zich, en prentte ze haar de schoonste lessen in van zelfopoffering en zelfverloochening.

‘De Koningin voor 't Volk’, dat was de leuze der Regentes; wij kunnen haar trouwe zorgen en onvermoeiden ijver voor ons Vorstinnetje niet beter beloonen, dan, na haar troonsbeklimming, tot onze leus te maken:

Het Volk voor de Koningin.

 

Prinses Wilhelmina Helena Paulina Maria, dochter van Koning Willem III en Koningin Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck Pyrmont, werd den 31sten Augustus 1880, 's avonds om ruim 6 uur, in Den Haag geboren.

Nauwelijks had de jeugdige Prinses de oogen geopend, of de blijde mare verspreidde zich met bliksemsnelheid door het land. De opgetogenheid was algemeen en ongeveinsd; te Scheveningen weerklonk het eerst het: Wilhelmus en het Wien Neerlandsch Bloed, aangeheven door de kapel van 't badhuis.

Die verandering van het programma verkondigde het publiek, dat er een goede gebeurtenis had plaats gehad, die eerlang een groote verandering in de geschiedenis van ons Vorstenhuis en van Nederland zou teweegbrengen.

Als een bewijs van de opgewonden tevredenheid onder de burgerij, verhaalt een kroniekschrijver van die dagen, dat verscheiden café-houders hun gasten dien avond op beschuit met muisjes onthaalden.

Des avonds, te halfnegen, stond het heuglijke feit in de ‘Staatscourant’ vermeld, en het stadhuis prijkte dienzelfden avond nog met een passende gas-illuminatie: ‘De ooievaar’, het Haagsche wapen, aan beide zijden geflankeerd door een zon, de symbolische Oranjezon, die schooner dan ooit aan de kimme zou verrijzen en met haar stralen het gansche volk zou verkwikken. Den volgenden dag (1 Sept.) werd er ter eere van de jonggeborene een groote parade in de Maliebaan gehouden, en werden alle publieke gebouwen en vele particuliere huizen met vlaggen en wimpels getooid.

De Koning zond aan de Staten-Generaal, door de volgende woorden, bericht van de goede tijding:

Het is voor ons eene groote vreugde, u de blijde tijding te kunnen mededeelen, dat H.M. de Koningin, onze beminde gemalin, heden namiddag bevallen is van een Prinses.
Wij zijn overtuigd dat de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal van harte deelen in de gevoelens, die deze heuglijke gebeurtenis bij ons opwekt, en met ons dankbaar den zegen erkennen, die door den Allerhoogste aan ons huis en het vaderland is geschonken.
's Gravenhage, den 31 Aug. 1880.
(Get.) WILLEM.

Onnoodig te zeggen, dat de beide Kamers der Staten-Generaal, benevens alle autoriteiten van het geheele land, zich niet onbetuigd lieten, en dat er van alle kanten tele-

[pagina 335]
[p. 335]

grammen en gelukwenschen naar het Paleis in het Noordeinde toestroomden.

De Grootmeesteres der Koningin hield er 's middags een receptie voor alle dames der hofhouding en in 't algemeen voor alle dames, die persoonlijk naar den welstand van Moeder en Kind wilden komen informeeren.

Professor Nicolaas Beets drukte zijn gevoelen uit door de volgende woorden:

 
Laat Oost en West de blijmaar hooren,
 
Die kroon en volk vervult met vreugd;
 
Den Koning is een kind geboren,
 
Een dochter, die zijn hart verheugt.
 
Wees welkom, welkom, Koningskind,
 
Vóór uw geboorte reeds bemind!
 
 
 
God doe Zijn zegen nederdalen
 
Op 't wiegje, waar ge in nederligt,
 
Bewake uw sluimrend ademhalen
 
En 't blosjen op uw jong gezicht!
 
Bloei, groei voorspoedig, Vorstenloot!
 
Elk wenscht u schoon te zien en groot.
 
 
 
Met dankbren lach op 't vriendlijk wezen,
 
Hou straks, naar aller wensch en hoop,
 
Gezond van 't kraambed opgerezen,
 
De liefste Moeder u ten doop!
 
Gelijk haar; druk, o, Koningsspruit,
 
Naar lijf en ziel haar wezen uit.

Dat was de eerste zang, die er aangeheven werd voor ons Koninginnetje. Sedert is zij ontelbare malen bezongen, evenals zij tallooze keeren afgebeeld werd.

Het portret der Koningin! Is er een hut of stulpje, één kamertje zelfs in 't Vereenigde Koninkrijk of in de Koloniën, waar het niet te vinden is, waar het niet de eereplaats bekleedt aan den muur, tusschen geliefde familieleden of op een étagère te midden van kleine erfstukken of dierbare souvenirs?

Het eerste geschilderde portret, dat er van H.M. gemaakt werd, en dat indertijd door den Koning werd besteld, is dat door den Haagschen schilder Josselin de Jong. Het hangt in een der particuliere vertrekken van de Regentes. Later genoten Otto Eerelman, Thérèse Schwartze, David Bles e.a. het voorrecht een portret in olieverf van de Koningin te mogen maken.

Van de eerste jaren van Prinses Pauline, zooals zij eerst genoemd werd, valt weinig te vertellen. Alles ging zoo voorspoedig, als het gaan kon, en weldra was het luierkindje veranderd in een mollige baby, waaruit zich achtereenvolgens het gratieuze kind en het aanvallige maagdelijn ontwikkelde. In alle phasen was zij het volk dierbaar, en ten allen tijde vond iedereen het een bijzonder voorrecht en een prettig instrooisel in den dag om ‘'t Prinsesje te zien’.

Hoe ze haar klein-kinderjaren hoofdzakelijk op 't Loo doorbracht, hoe ze haar grijzen vader opvroolijkte door haar ongekunsteld gesnap, hoe ze haar moeder verbaasde door haar onschuldig-ernstige vragen over de toekomst, die ze toen al reeds zag gloren, hoe ze met haar poppen speelde, en hoe heur hartje hing aan haar gevleugelde en viervoetige lievelingen, dat alles is overbekend. Zoodra de Prinses haar voetjes alleen wist te verzetten, zocht en vond ze den weg naar dat gedeelte van 't Park van 't Loo, waar de kippenren was, en vóór ze praten kon, voerde ze zelve haar hoenders. Dezelfde genegenheid bracht ze later op haar honden en paarden over, van welke dieren H.M. nog een hartstochtelijke liefhebster is.

Zelfs nu kan men onze Koningin nog vaak haar rijpaard of haar koetspaarden, na een prettig tochtje, zien beloonen met een paar klontjes.

Ook voor haar poppen koesterde de Prinses een groote voorliefde, en onuitputtelijk was ze in het bedenken van spelletjes, belooningen en, als het noodig was, straffen.

Koken, inzonderheid het maken van taartjes en koekjes, behoorde verder tot de meest gezochte tijdverdrijven der Prinses, vooral op 't Loo.

Doch wat H.M. als Prinses 't liefste deed en als Koningin nog 't liefste doet, is paardrijden en mennen. De bewoners van het Loo en omstreken kunnen er zich, evenals de Residentiebewoners, vaak van overtuigen. Gewoonlijk rijdt H.M. tweemaal per dag uit. Ook houdt de Koningin veel van roeien, en zij is een liefhebster van bloemen.

Wat haar opvoeding betreft, zoo was de baronesse van Heemstra haar eerste gouvernante; juffrouw Besier haar eerste kinderjuffrouw. Toen de Prinses zes jaar oud was, werd er een Engelsche gouvernante, Miss Saxton Winter, aangesteld; deze bleef tot de Koningin 16 jaar oud was. Toen kwam er een Fransche gouvernante aan 't Hof; deze bleef slechts eenige maanden. H.M. de Regentes onderrichtte haar dochter zelve in 't Duitsch, in de handwerken en ook in de beginselen der Bijbelsche geschiedenis. Naarmate H.M. ouder werd, werden haar verschillende professoren toegevoegd, benevens vakmannen, die de aanstaande Koningin inlichtten omtrent de samenstelling van Leger en Vloot, enz.

Ook in muziek en teekenen kreeg H.M. les; vooral in het teekenen had en heeft zij nog veel pleizier. In talen is zij een virtuose; trouwens talenkennis is altijd een kenmerk der Oranjes geweest.

Een andere, en voor een Vorst of Vorstin niet genoeg te waardeeren eigenschap der Koningin is, dat zij 't talent bezit om altijd een tactvol woordje te zeggen, en dat zij een zeldzaam geheugen omtrent personen heeft.

Verder is H.M. moedig in 't doorstaan van physieke pijn en nauwgezet en ijverig, daar waar het de vervulling van haar leer- en andere plichten geldt. Geregeld als een klok was haar leven als kind en als jong meisje. Elk uur hàd zijn bestemming, elke dag zijn taak, en van haar vroegste jeugd af schikte de Koningin er zich met bewonderenswaardige gehoorzaamheid in.

En nu de opvoeding Harer Majesteit geëindigd is, is het wel 't oogenblik om haar hulde te brengen voor de verstandige en onzelfzuchtige manier, waarop zij zich, reeds als kind, voor haar grootsche roeping voorbereidde.

Als andere meisjes van haar leeftijd speelden en dartelden, dan was zij bezig haar geest te vullen met edele denkbeelden en te verrijken met nuttige kennis.

Door de lotsbeschikking der Voorzienigheid was ze voorbestemd om een kroon, om Neerlands kroon te dragen; door haar eigen streven, geleid door haar doorluchtige moeder, is zij die onderscheiding waardig geworden.

Ook een Koningin heeft een strijd te voeren, ook haar pad is vaak doornig, en moeilijk is haar taak; doch onze Koningin treedt fier en onversaagd 't arena des levens in, gewapend en toegerust met de machtigste wapenen: Moed, Zelfverloochening en Liefde.

De gehechtheid van haar onderdanen omhult haar met een ondoordringbaar pantser en is haar grootste veiligheid. En zal ook zij, gelijk alle stervelingen, moeten lijden door 't wreede noodlot, zal ook voor haar de ure aanbreken, waarop ze met weemoed op 't verleden zal staren en met angst de toekomst tegemoet zal zien, dan zal haar volk haar steunen en haar verdriet zal het hunne zijn. In tijden van vreugde zal het met zijn Koningin jubelen en juichen, en in tijden van smart zal het met haar treuren. Dus zal ze lach voor lach en traan voor traan ontvangen, en zal ze in de gemoederen van haar volk den weerklank vinden van hetgeen er omgaat in haar gemoed.

Het volk voor de Koningin! genietende van haar geluk, mee voelende haar rampen, één van stemming, één van ziel, dat is de droom, dien we droomen!

[pagina 336]
[p. 336]

De meeste bijzonderheden, welke wij omtrent H.M. weten, zijn opgemerkt en verhaald geworden tijdens de verschillende officieele buitenlandsche reizen der Vorstin en gedurende de bezoeken, welke H.M. in de hoofd- en provinciesteden van ons land aflegde. Dit toch volgt uit den aard der zaak, daar het leven der Koningin dan meer in 't publiek geleid wordt, en haar doen en laten door een wijderen kring van toeschouwers wordt bijgewoond.

Dit feit plaatst den hedendaagschen kroniekschrijver voor de groote moeilijkheid.

De voornaamste incidenten toch uit de jeugd der Koningin zijn van algemeene bekendheid, en dus voor de lezers der biographie van H.M. van weinig belang, en van het intieme leven onzer Souvereine, van haar denken en willen, waar iedereen zoo gaarne iets meer van zou weten, kan niemand iets vertellen. Zelfs in het leven onzer Koningin, dat gelijk ik hierboven opmerkte, als een geopend boek voor het volk uitgespreid ligt, zijn gedeelten, waar een: ‘tot hiertoe en niet verder’ ons tegenklinkt.

Terwijl H.M. uitrijdt, behoort zij aan 't publiek, om zoo te zeggen; men kan haar volgen, men kan precies weten waar zij heen is

illustratie
EEN HONDERDJARIGE: J. VAN DE WATER.
Naar een photographie van den heer J. van Diggelen. te Schiedam.


gereden, hoelang de rit geduurd heeft, welk toilet zij droeg, van welk rijtuig zij zich bediende, welke paarden er voor waren enz., enz. Doch zoodra H.M. thuis is gekomen, verdwijnt zij achter de deuren van het Paleis en trekt zij zich terug in haar apartementen. Dan begint haar eigenlijke leven eerst en daarin is het aan niemand, behalve aan haar hofhouding, veroorloofd een blik te slaan. Gelukkig!

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Thérèse Hoven

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden