Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.63 MB)

Scans (104.80 MB)

ebook (31.15 MB)

XML (2.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1

(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 340]
[p. 340]

De vorstinnen van Oranje
door Thérèse Hoven.
Met portretten.
(Vervolg van blz. 336.)

Laten wij die afzondering eerbiedigen, als iets heiligs, als iets onaantastbaars, en laten we ons voor en met de Koningin verheugen in de wetenschap, dat het H.M. gegeven is om, naast het openbare leven, dat ze als Vorstin leidt, ook haar eigen meisjesleven, in de gezellige intimiteit eener kleine omgeving, te leiden. Laten we ons dus niet verdiepen in gissingen, welke even onvruchtbaar als onkiesch zouden zijn; laten we geen gewicht hechten aan enkele klanken, welke daar buiten het Paleis zijn doorgedrongen, en die zijn als vage, onverstaanbare echo's van 'tgeen daar werkelijk gehoord is; laten we geen geloof slaan aan hier en daar opgevangen woorden en praatjes. In één woord, laten wij, als trouwe onderdanen onzer jeugdige Souvereine, niet meer willen vragen dan ons met zoo volle mate geschonken wordt, en laten we niet willen doordringen in haar privaatleven, dat moet zijn als een tempel, waarvan zij alleen, als priesteres, den sleutel heeft.

De Koningin leeft voor haar volk, doch het achttienjarige maagdelijn zal wel haar eigen leven van droomen en illusies doormaken, en dat komt haar toe. Geen profane hand trachte dezen tabernakel te ontsluiten.

Bepalen wij ons dus tot het opsommen van de belangrijkste, openbare voorvallen uit de jeugd van Koningin Wihelmina.

Als klein meisje ging zij eenmaal, tijdens het leven van haar vader, naar Engeland, maar dat was in haar Baby-jaren, dus daarvan zal H.M. zich wel niets herinneren.

Kort na den dood van Z.M. den Koning, in '92, begaf de Regentes zich met haar dochter naar Duitschland, o.a. naar Berlijn, nadat de Keizer en Keizerin in Juli '91 een bezoek aan ons land hadden gebracht. Men zegt, dat Keizer Wilhelm bijzonder ingenomen was met zijn klein Hollandsch nichtje en dat de jonge Prinsen, die toen zelf nog geen zusje hadden, haar met een zekere verwonderde belangstelling gadesloegen.

De eerste maal, dat onze jeugdige Koningin in ons land officieel optrad, was in Juni '92 te Utrecht, waar zij den gedenksteen plaatste voor het nieuwe Universiteitsgebouw. Aardig was het voor Utrecht en voor ons land in 't algemeen, dat de eerste stap, welken onze Koningin in 't openbaar deed, in dienst der wetenschap was. De grijze bisschopsstad ontving haar Vorstinnen met gepaste vreugde, niet weinig trotsch op deze onderscheiding. De geheele stad was versierd en alles en iedereen was in feestgewaad gestoken.

Als herinnering van het hooggewaardeerd bezoek der Koninginnen aan de Domstad, werd H.H.M.M. door een Commissie uit de burgerij een adres van hulde aangeboden, voorzien van duizend handteekeningen, benevens drie medailles als souvenirs, nl. één van goud, één van zilver en één van brons. De jonge Koningin ontving een afzonderlijk geschenk in den vorm van een pressepapier, den Domtoren in miniatuur, van goud gemaakt, weergevende, rustende op een steen van den Dom zelf.

Een week later begaven de Koninginnen zich - want tot nu toe werd Koningin Wilhelmina, bij officiëele gelegenheden, steeds door haar moeder vergezeld - van Soestdijk, waar H.H M.M. den zomer doorbrachten, naar het Noorden van ons land. Daar was de vreugde nog grooter en uitbundiger dan in Utrecht. Het was een ware triomftocht! In Leeuwarden, werwaarts de Vorstelijke bezoeksters zich het eerst begaven, liep iedereen uit om de: ‘Ljeawe Keninginne en de eable Regentesse yn 't Frysce lân te wolkomme.’ De pers ging voorop in het huldebetoon; op den avond vóór de aankomst der Koninginnen stond er in de Leeuwarder Courant een poëtische welkomstgroet, beginnende:

Hoezee! Daar komt de jonge Koningin!
Een glimlach op 't gelaat; de blonde lokken
Vrij zwierend om den nek; het open oog
Vol glans en leven, vroolijk om zich kijkend,
Nog onbewust, hoe zwaar een kroon soms drukt.
De zon omlijst met goud haar zachte trekken,
De geestdrift van het volk vervult de lucht
En draagt Haar Majesteit op duizend trouwe handen.

en eindigende:

Ja, welkom, dierbre telg uit 't oude Vorstenhuis!
Nu Gij op Frieslands grond eerbiedig wordt gehuldigd;
Ons lacht de toekomst toe met U als Koningin,
Want naast de trouw des Volks bewaakt U moedertrouw,
Voert kloek als Regentes uw Moeder 't Rijksbestier.
Zij wijst U 't spoor van plicht, zelv' nooit Haar plicht verzakend,
Vormt U tot Koningin, wijl zelv' Vorstin zij is.
Heil daarom! driewerf heil de beide Majesteiten!

Voor Friesland was het niet alleen een groote eer om de Koninginnen te ontvangen, doch 't was het herleven van een oude traditie. In Koningin Wilhelmina toch zagen ze, behalve een Prinses van Oranje-Nassau, nog, ja misschien bovenal, een telg der Friso's, een naam die voor de trouwe Friezen, door eeuwen heen, een gouden klank had. En in de laatste jaren was Friesland niet verwend in dat opzicht; het laatste bezoek van Willem III was in 1873 geweest. In 1841 had Koning Willem II er eenigen tijd vertoefd met zijn gemalin, Anna Paulowna, en zijn beide jongste kinderen, Prins Alexander en Prinses Sophie.

Dus was 't een halve eeuw geleden, sedert Leeuwarden het voorrecht genoten had, Vorstinnen te herbergen. Geen wonder, dat de ontvangst schitterend was en dat de liederen, die de Koninginnen toegezongen werden, rechtstreeks uit 't hart kwamen. H.H.M.M. waren er de gasten van den Commissaris der Koningin, Mr. B.Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten.

Bij elken stap, welken de koninklijke bezoeksters deden, werden ze levendig toegejuicht, maar de geestdrift steeg ten top, toen Koningin Wilhelmina zich bij de harddraverij, welke ter harer eere gehouden werd, in 't nationaal Friesch kostuum, met de kap op, vertoonde. Dat stal het hart der stoere Friezen, om de fraaie kleeding, welke hoe langer hoe meer bij de hoogere standen in onbruik raakt, te zien dragen door 't: ‘Keninginnetje,’ dat bracht een glimlach op aller lippen, doch ook een traan in aller oog. 't Was als een stuk ‘folklore’, belichaamd en levendig geworden uit oude tijden, om een Vorstin als echte Friezin te zien. Ook Prinses Sophie had zich, tijdens haar bezoek te Leeuwarden, in de nationale kleederdracht laten afbeelden; haar portret wordt er nog in 't stedelijk museum bewaard; maar of ze zich, in 't kostuum gekleed, aan 't volk vertoonde, gelijk Koningin Wilhelmina deed, zou ik niet kunnen zeggen.

Het toilet was een geschenk van 8000 Friesche vrouwen; het bestond uit het traditioneele, lange jak en rok, beide van lila changeant zijde, met een boezelaar en halsdoekje van kant. Verder 't gouden oorijzer met een gekroonde W op de knoppen, een diamanten hoofdstuk, samengesteld uit 120 steenen en voorstellende een hoorn van overvloed, een paar juweelen mutsspelden en een kanten bovenmuts. Voorts een

[pagina 341]
[p. 341]

diamanten halsslotje met kettingen, en om alles compleet te hebben was er nog een gouden beugel bij, een chatelaine van 'tzelfde metaal met schaar en naaldenkoker en een speldenkussen, behoorende bij de chatelaine.

Met vorstelijke gratie aanvaardde de Koningin deze waarlijk vorstelijke gift; een album met de namen der geefsters werd er H.M. bij gegeven.



illustratie
h.m. koningin wilhelmina.


Door het bijwonen der harddraverij toonden de Vorstinnen, dat zij gaarne deelden in het genoegen harer onderdanen, doch vóór ze Frieslands hoofdstad verlieten, wilden ze bewijzen, dat ze ook voelden voor hun leed en dat ook de ongelukkigen haar nauw aan 't harte lagen. De Koninginnen bezochten namelijk het Nieuwe Stads-Weeshuis en het oud Burgerweeshuis en spraken de ouderlooze kinderen vriendelijk toe. Sedert heeft het bezoeken van Wees- en ook van Gasthuizen en andere inrichtingen van weldadigheid een voornaam nummer uitgemaakt van het levensprogramma onzer jeugdige Koningin, in welke edele taak H.M. steeds voorgegaan werd door de Regentes.

Van Leeuwarden begaven de Koninginnen zich naar Sneek, maakten een tochtje op het Sneekermeer en woonden er een hard-zeilwedstrijd bij. Van Friesland ging de zegetocht - want als zoodanig mag het bezoek der Koninginnen aan de Noordelijke provinciën wel aangemerkt worden - naar Groningen. Het afscheid van Leeuwarden's bevolking was hartelijk en roerend tegelijk; de burgemeester, de leden van het gewestelijk bestuur en andere civiele en militaire autoriteiten deden H.H.M.M. uitgeleide tot in

[pagina 342]
[p. 342]

de prachtig versierde wachtkamer van het stationsgebouw.

Ofschoon het bezoek nauwelijks vijf dagen geduurd had, was deze korte tijd rijk aan gebeurtenissen geweest; telkenmale toch dat de Koninginnen zich in 't publiek vertoonden, was 't een heuglijke gebeurtenis voor 't volk.

Om een staaltje te geven van de manier, waarop H.H.M.M. bij dergelijke bezoeken met haar tijd weten te woekeren, diene de volgende lijst van hetgeen de Koninginnen verricht en meegemaakt hebben tijdens haar verblijf in Friesland.

17 Juni. De Intocht, Audiëntie, Bezoek aan Werkmanslust (een vereeniging, opgericht met het doel den werkman goede, practische en goedkoope woningen te verschaffen), Diner ten Paleize, Illuminatie.

18 Juni. Aubade, Harddraverij, Diner der Staten, Vuurwerk.

19 Juni. Godsdienstoefening, Nieuwe Stads-Weeshuis, Oldburger-Weeshuis, Friesch Museum, Matinée Musicale in den Prinsen-tuin, Diner der stad.

20 Juni. Bezoek aan Sneek, Hardzeilpartij op het Sneekermeer, Terugtocht naar Leeuwarden, Diner ten Paleize, Receptie.

21 Juni. Vertrek.

Eigenaardig was de echte, Friesche zang, die aangeheven werd bij de komst van H.H.M.M.

Wolkoms-liet oan us Keninginnen, us Utfenhuzers.

 
Wolkom, ljeauwe Keninginne!
 
Neerlâns ljeafst en wirdlichst pân!
 
Welkom, eable Regentesse!
 
Wolkom beide yn 't Frysce lân!
 
 
 
Smeits hjir dei oan dei nouw Willen?
 
Ploaits de blommen, dy 't wy ha!
 
Wy, wy ljeawje ús Keninginnen,
 
Winskje lok en heil Hjar ta.

En nu behoorde het vurig verbeide bezoek alweer tot 't verleden en stroomde de Koninklijke trein met zijn kostbaren last naar de zuster-provincie. Op de grenzen van Groningen reeds werden de Koninginnen verwelkomd door den Commissaris der Provincie, Jhr. Van Panhuys, en andere hooggeplaatste heeren, terwijl een honderd kinderen een welkomstlied zongen.

Een uur later kwamen de Koninginnen in de hoofdstad; een open rijtuig, met vier paarden bespannen, voerde H.H.M.M. van 't station naar de woning van Jhr. Van Panhuys, die de eer zou genieten zijn Souvereine te mogen logeeren. Evenals in Leeuwarden en in Sneek, werden der Koninginnen bouquetten aangeboden.

De bevolking, die als één man was uitgeloopen om de Vorstinnen te zien, was niet minder geestdriftig dan hun Friesche buren. Geen oud vrouwtje was aan 't spinnewiel gebleven, zooals 't volksgezegde luidt. En 't waren ook de oude vrouwtjes, die op de duidelijkste manier haar ingenomenheid met 't jonge Koninginnetje lieten blijken. Ze geneerden zich niet, de besjes. Uitroepen als: ‘Och! God, wat nuver wicht!’ ‘Wat 'n lief kind.’ ‘Je zollen ze je zoo smokken’ (kussen), konden te kust en te keur opgevangen worden.

De hulde der Groningers was al even eigenaardig als die der Friezen geweest was, en dat de belangstelling in de laagste standen niet het flauwst was, bewees een groep van een twintig vischvrouwen, allen gekleed in haar schilderachtig beroepsuniform, bestaande uit de traditioneele ‘viefschaften’, rokken met bonte jakken en witte boezelaars en mutsen. Deze groep had zich voor 't Gouvernementshuis opgesteld, en bood de jonge Koningin een kroon van bloemen aan.

In het Gouvernementshuis zelf wachtte Koningin Wilhelmina een andere verrassing en een, geheel aan haar leeftijd passende. Daar stond voor het twaalfjarig maagdelijn, dat nog zoo gaarne met poppen speelde, een volledig ingericht poppenhuis, voorstellende het gemeentehuis van Groningen in 't heel klein en bestemd om als woning te dienen van eenige prachtige poppen, die er speciaal voor uit Berlijn waren besteld. De vreugde van 't Koninginnetje, bij 't aanschouwen van dit heerlijke geschenk, moet echt-kinderlijk geweest zijn; maar 't kind-zijn mocht niet lang duren: 's avonds werd H.M. weer geheel als Koningin behandeld en werd haar, met de noodige deftigheid, een huldeblijk van Groningens ingezetenen aangeboden, in den vorm van een zilveren afbeelding van den Martintoren, de glorie van stad en lande. De Regentes ontving bij die gelegenheid een gouden gedenkpenning.

Des avonds maakten de Vorstinnen een rijtoer door de prachtig versierde en geïllumineerde straten der stad. Behalve de stad Groningen, waar de Koninginnen o.a. een bezoek brachten aan het Doofstommen-Instituut, genoten Winschoten en Heiligerlee ook nog de eer de Vorstelijke reizigers te ontvangen. Heiligerlee vooral was, uit een geschiedkundig oogpunt, belangrijk voor H.M.

Uitgaande van 't bekende: vox populi, vox Dei, kan de geestdrift van de Groningers niet beter weergegeven worden dan door de volgende woorden, die bij het vertrek van de Koninginnen door een vrouw uit 't volk werden geuit: ‘Och Heere, 't is zunde dat zoo'n nuver wicht nijt hier kan blieven; ik ken mie nijt begriepen, woarom ze dat leive wicht altied in 'n Hoag onder de groode lu willen hoalen; bin wie, Grunegers, nijt krek zoo goud, as dat volk doar gunder?’

De ziel vergat, dat wij Hagenaars ook niet altijd het voorrecht genieten: ‘dat leive wicht’ in ons midden te zien. Slechts van vóór Kerstmis (begin December) tot na Paschen vertoeft de Koningin gewoonlijk in de Residentie.

In Augustus van 't zelfde jaar '92 opende Koningin Wilhelmina het voltooide gedeelte van het Merwede-Kanaal. H.H.M.M. gingen van Amsterdam uit op een salonboot naar Vreeswijk, waar de jonge Koningin een gedenksteen onthulde en daarna het kanaal voor geopend verklaarde.

In den loop van den zomer vereerden de Koninginnen de Internationale sporttentoonstelling, welke toen in Scheveningen gehouden werd, verscheiden maal met haar tegenwoordigheid. O. a. woonden H.H.M.M. het ‘Concours Hippique’ bij.

In September was Haarlem aan de beurt; de oude Spaarnestad handhaafde haar bijnaam van bloemenstad ook nu weer; heel Haarlem was in een bloemenhof herschapen, en de feeststemming der burgerij was in harmonie met de versiering van straten en pleinen. De Koninginnen bezochten achtereenvolgens: het Raadhuis, Teyler's Museum, de Groote Kerk met het beroemde orgel, dat zijn zilveren tonen bij die gelegenheid liet hooren, en verder de drukkerij van de firma Enschedé & Zoon en de rijtuigfabriek der firma Beynes. Als besluit maakten H.H.M.M. een rijtoer door Haarlem's overschoone omstreken.

Een maand later begaven de Koninginnen zich naar 't buitenland, en wel om het Gouden Huwelijksfeest bij te wonen van den Groot-Hertog en Hertogin van Saksen-Weimar.

Men vertelt dat de Gouden Bruid, onze Prinses Sophie, verklaarde, dat geen der geschenken, welke haar bij deze gelegenheid zoo ruimschoots van alle kanten toestroomden, haar zooveel genoegen deed als het fraaie handwerk, dat haar nichtje, Koningin Wilhelmina, eigenhandig voor haar gemaakt had.

En na deze reis was het officieele werk van dat vermoeiende jaar 1892 voor H.H.M.M. nog niet volbracht.

De Koninginnen hadden beloofd tegenwoordig te zijn bij het te water laten van het pantserdekschip Koningin Wilhelmina, welke plechtigheid den 22sten October op de Marinewerf te Amsterdam zou plaats hebben. En ofschoon het weer buitengewoon slecht en onstuimig was en het den geheelen dag gestortregend had, deden H.H.M.M. niet alleen haar Koninklijk woord gestand, doch gingen zij zelfs per boot van 't station naar de werf.

[pagina 343]
[p. 343]

De Koninklijke sloep, geheel wit en goud geschilderd en gestoffeerd met donkerrood fluweel, zag er kranig uit en de jeugdige Janmaatjes, die de eer genoten hun Souvereinen te mogen roeien, deden flink hun best. De Koningin zag er dien dag allerliefst uit in haar marinejekkertje met haar adelborstenpet op.

Het was een gezicht om nooit te vergeten, 't logge ijzeren gevaarte van 't oorlogschip, nog liggende in rust, vastgebonden door honderden touwen, en daarboven op de tribune, rechts van 't schip, 't slanke Koningskind, dat door een kleine beweging van haar meisjeshandje de reusachtige hulk, als 't ware leven zou schenken. Met een uitdrukking van spanning en verbazing volgde de Koningin, evenals de duizenden toeschouwers, het interessante proces.

Langzamerhand, één voor één, werden de houten stutten van onder 't schip weggenomen en de touwen weggekapt, tot er nog één kabel over was, als 't ware den laatsten band vormende tusschen den wal en 't zeegevaarte. En aan dien kabel een dun touwtje, en daaraan een zilveren draadje. Een oude admiraal, gegrijsd in 's lands dienst, stond met den Minister van Marine en andere autoriteiten naast de Koningin om haar 't sein te geven. 't Gewichtig oogenblik was genaderd; kalm, zonder gejaagdheid of zenuwachtigheid sneed de Koningin 't draadje door, en

illustratie
uitreiking der vaandels en standaarden op 21 september 1893.


toen.... ja, waarlijk, er kwam leven in de doode massa daar beneden.

Langzaam, statig, als een reusachtige vogel gleed het schip voorwaarts, geleidelijk en deftig, gelijk het een petekind eener Koningin betaamde. ‘Het gaat prachtig! 't Kon niet mooier!’ riepen de deskundigen elkander verheugd toe.

De ‘Wilhelmina’ debuteerde op een glansrijke en roemvolle manier en de helling van 't dok afglijdende, kwam ze rustig en kalm in 't water terecht. De Koningin keek met een glimlach van voldoening op haar werk neer. Zij toch had er the finishing touch aan gegeven.

In April van het volgende jaar gingen H.H.M.M. voor 't eerst naar Arnhem, en wel om de manoeuvres bij te wonen, welke er gehouden zouden worden ter eere van het honderdjarig bestaan der rijdende artillerie. De Koninginnen bezochten ook de militaire rijschool en woonden er 't carousselrijden bij.

In het begin van Mei '93 begaven de Vorstinnen zich naar 't buitenland.

De indeeling van het leven onzer Majesteiten is, na den dood van den Koning, vrij geregeld geweest.

's Winters in Den Haag tot na Paschen, dan gewoonlijk voor een week naar Amsterdam, van daar uit naar Duitschland, Zwitserland of Italië. In 't buitenland reizen H.H.M.M. als de Gravinnen van Buren.

Gewoonlijk keerden H.H.M.M. in 't begin van Juni terug, vóór het toeristen-seizoen begon; den zomer brachten zij op 't Loo of in Soestdijk door, met periodieke, officieele bezoeken aan de een of andere stad.

De opening der Kamers van de Staten-Generaal in September woonde de Regentes steeds in persoon bij; de beide Koninginnen kwamen dan voor eenige dagen in de Residentie, want van haar geboorte af heeft de Koningin nimmer een dag zonder haar moeder doorgebracht. In 1897 werd de Regentes, bij de opening der Staten, voor 't eerst door de Koningin vergezeld. Evenals in vorige jaren las de Regentes de troonrede voor, met een heldere, duidelijke stem, bijna zonder vreemd accent.

De buitenlandsche tournée van de Koninginnen in '93 werd begonnen met het bezoek aan het Wurtembergsche Hof; van daar gingen H.H.M.M. naar Flims (Zwitserland). Aldaar ontving Koningin Emma de treurige tijding van het overlijden van haar vader, den regeerenden Vorst van Waldeck-Pyrmont.

Tegen het einde van Juni keerden de Koninginnen in ons land terug. Zij gingen naar het Loo en bleven er tot 25 Augustus; toen werd het tweede, beloofde bezoek aan Gelderland's hoofdstad gebracht. Ter eere van het Vorstelijk bezoek werden er wedrennen gehouden, waarbij o.a. om de ‘Queen's Cup’ zou worden gereden. Ook Arnhem's burgerij toonde veel belangstelling en hartelijkheid, evenals overal, waar de Koninginnen verschijnen.

Ruim een maand na het uitreiken van de ‘Queen's Cup’, hetgeen door de jonge Koningin zelve werd gedaan, werd haar een ernstige taak opgedragen, namelijk het uitreiken van de nieuwe vaandels aan de verschillende regimenten.

Deze plechtigheid had plaats den 21sten September '93 op 't Malieveld in Den Haag. Het was een schitterende, militaire demonstratie, gelijk er, sedert jaren, geen in ons land gezien was. Het leger knielde, figuurlijkerwijze gesproken, als uit één beweging voor zijn Souvereine neder, en er was geen militair, die niet bij zich zelf den eed zwoer om het vaandel lief te hebben en te dienen in dagen van vrede, en het in dagen van strijd met zijn hartebloed te verdedigen. Het simpele doek ontving door de aanraking van de Koninklijke hand een hooge wijding, en dit wijdingsfeest bestendigde de innige verhouding tusschen het Huis van Oranje en het Nederlandsche leger.

De lente van het volgende jaar, '94, werd door H.M. hoogst poëtisch ingewijd; de Koningin bracht met haar Moeder een bezoek aan de omstreken van Haarlem, en wel in den schoonsten tijd van 't jaar, als de tulpen en hyacinten bloeien en de streek tusschen den Rijn en 't Spaarne herschapen is in één reusachtig mozaïek van schitterende kleuren, waaromheen de met helm begroeide duinen van Kennemerland als een rand van smaragd vormen.

Het gebruikelijke verblijf te Amsterdam bleef in 1894 achterwege, daar H.H. MM. vroeger dan anders naar 't buitenland vertrokken. Ook ditmaal was Zwitserland het doel der reis, doch eerst vertoefden de Koninginnen eenige dagen te Neuwied, waar de Koning van Zweden en Noorwegen en de Koning van Rumenië zich insgelijks bevonden. Te Davos werd H.M. door eenige Hollandsche dames een kussen van Alpenrozen aangeboden; van Davos gingen de Koninginnen naar Tarasp, waar zij tot half Juli bleven.

(Wordt vervolgd.)

[pagina 344]
[p. 344]


illustratie
voor de almhut. Naar een schilderij van Ernst Meiszner.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Thérèse Hoven

  • over Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden

  • beeld van Wilhelmina van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden