Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Geen tijd!
Schets in één bedrijf, door C.v.K.

Personen: MARIE en JOHAN.

Het tooneel is een huiskamer, met een deur rechts opzij. De theetafel (links) staat gereed.
Marie
(is bezig thee te schenken en roept):

Kom je nu thee drinken, man?

Johan
(vanuit de andere kamer).

Jawel, dadelijk!

Marie.

Ik heb je al ingeschonken, hoor! Kom nu toch, man, laat je schrijftafel nu eens een oogenblik alleen.

Johan
(knorrig, als voren).

Och ja.

Marie
(zucht).

Hè, hè! 't Is wel gezellig. Overdag op 't kantoor en 's avonds in zijn studeerkamer. Zoo heeft een vrouw wat aan haar man. Haastig ontbijten, want mijnheer staat laat op. Den lunch gebruikt hij op 't kantoor. Haastig eten en dan naar zijn kamer om te schrijven aan weet ik wat. Thee drinken duurt ook niet langer dan noodig is om een kopje uit te drinken en dan maar weer weg; schrijven, vergaderingen, God weet wat!

Johan
(als voren).

Zeg, Marie, breng mijn thee maar even hier.

Marie.

Nu nog mooier. Daar komt niets van in.

(Luide.)
Dank je wel, ik heb vandaag nu al genoeg geloopen. Wil ik soms bij je komen zitten ook? Niets zeggen en kousen stoppen voor de gezelligheid?
(Men hoort een stoel kwaad wegschuiven. Johan komt haastig binnen.)

Johan.

Waar is nu je thee?

Marie.

Hier, hier! Maak maar zoo'n drukte niet.

Johan
(grijpt haastig het kopje, drinkt en brandt zich).

Verd...., die thee is nog gloeiend.

Marie.

Dan zal ik er nog wat melk bij doen.

Johan.

Neen, laat maar, 'k zal ze straks wel opdrinken. Anders lijkt het wel thee van de koe, als je er nog meer melk bij doet.

(Gaat haastig weg.)

Marie.

Hu, wat een brompot.

(Luid.)
Kom je nu niet even bij mij zitten?

Johan
(uit de andere kamer).

Neen, 'k heb geen tijd. En doe me nu een plezier en houd een oogenblikje je mond. Ik kan zoo niet werken.

Marie.

Ik kan zoo niet werken. Dat is zijn stopwoord. Daarmede houdt alle redeneering op. En waarom werkt hij

[pagina 30]
[p. 30]

zoo? Naar hij zegt, om mij veel te doen uitgaan en mooie kleeren te geven en een mooi huis en mooie meubels. Wat heb ik daaraan. Uitgaan! Alleen of met kennissen! En dan zie ik vrouwen die zich amuseeren omdat haar mannen bij haar zijn en zich ook amuseeren; en ik zelf, ik zie veel en ik hoor veel, maar amuseeren doe ik mij nooit. En wat heb ik aan een mooi huis en mooie meubels! Als ik alleen ben! En veel bezoek komt er ook niet, want men zegt: je man is zoo ongezellig, als er iemand komt gaat hij schrijven en werken, of hij is uit naar een vergadering. Voor zijn pleizier gaat hij nooit uit. Altijd maar voor zaken!

En toch is hij zoo goed! Wat ik wil hebben krijg ik en nog veel meer. Ja, soms zegt hij: Ik wilde, dat je me wat meer vroeg, wat kostbaars, wat rijks, op de kosten zie ik niet. Maar wat zou ik willen? Ja, één ding, dat hij meer gezellig was, meer bij mij, dat hij de gezelligheid van zijn huis meer genoot. En dat heb ik hem wel duizendmaal gevraagd, maar dan was het: ‘zeur niet, vrouw, ik moet noodzakelijk weg, men wacht mij.’ En de schuld ligt niet bij mij. Want alles heb ik gedaan om hem zijn huis zoo gezellig mogelijk te maken.

Maar hij is president hiervan, secretaris daarvan, lid van die commissie en adviseur van een andere. Hij zegt mij meermalen: ‘vrouw, ik wil nuttig zijn in de maatschappij,’ en met al die vereenigingen en comité's is hij tegenwoordig een man van gewicht. Als ik eens met hem wandel, dan groet iedereen hem eerbiedig en ik zie afgunstige blikken van andere vrouwen op mij gevestigd, op mij, wie het geluk te beurt viel zoo'n algemeen gerespecteerd man haar echtgenoot te kunnen noemen. Maar wat geef ik er om! Met al zijn kunde en bekwaamheden bemerkt hij niet dat zijn vrouw een eenzaam leven leidt.

Johan
(uit de andere kamer).

Marie!

Marie.

Ja man!

Johan
(als voren).

Is er iets met mijn schrijftafel gebeurd?

Marie.

Hoe dan?

Johan
(als voren).

De eene poot is geheel en al los en het ding wankelt verschrikkelijk. Ik kan zoo niet werken.

Marie
(voor zich).

Oh, Goddank!

(Luid.)
Schei er dan uit!

Johan
(komt binnen).

Stuur je morgen eens om den meubelmaker?

Marie.

Jawel. 'k Zal 't doen.

Johan
(proeft zijn thee).

Maar Marie, die thee is ijskoud!

Marie.

Geen wonder, als jij ze maar laat staan. Ze blijft toch vanzelf niet warm, is 't wel? Als je daareven nu een oogenblikje hier was gekomen en niet zoo haastig weer was weggeloopen, dan hadt je warme thee gedronken en was het voor mij gezelliger geweest. 'k Zal er nu nog wat warme bij doen.

(Zij schenkt er wat bij.)

Johan.

Ja maar, Marie, ik heb heusch geen tijd. Ik ben aan iets bezig dat noodzakelijk af moet.

Marie.

En wat is dat dan wel?

Johan.

Och, dat interesseert je immers toch niet.

Marie.

Dat beweer je altijd, maar hoe kom je daar toch aan? Waarom zouden jou zaken mij niet interesseeren?

Johan.

Omdat het meest alle dingen zijn waarvan vrouwen geen verstand hebben. Of wilde je jezelf ook met politiek gaan bemoeien?

Marie.

Aha! Dus het is een politieke aangelegenheid. Je bent toch niet van plan jezelf nu nog met politiek ook af te gaan geven?

Johan.

En als dat nu eens zoo was?

Marie.

Dan zou ik zeggen: ‘Johan, ik heb altijd tegen je opgezien omdat je zoo knap bent, maar nu kom ik tot de conclusie dat je dom bent.’

Johan.

En dus moet ik mijn politieke aspiraties maar aan den kapstok hangen en tegen mijn politieke vrienden zeggen: ‘Mijn vrouw zegt dat ik dom ben als ik aan politiek ga doen, dus.... ik schei er uit.’

(Lachend.)
Maar vrouwtje, wees toch wijzer en bemoei je daar niet mee.

Marie.

Ik heb altijd gehoord dat politiek en eerlijkheid niet kunnen samengaan.

Johan.

Kletspraat. Al doe je nog zoo je best, dat is een terrein dat voor jullui vrouwen niet geschikt is. Naderhand, als je kunt zeggen, over een poosje: ‘mijn man, het lid van den raad,’ dan mag je met je collega's echtgenooten van raadsleden politiek drijven.

Marie.

Je wilt dus lid van den gemeenteraad worden?

Johan.

Och, ik wil eigenlijk niet, 'k heb 't toch druk genoeg...

Marie.

Waarom doe je het dan?

Johan.

Ach ja, dat zijn weer van die finesses, die je niet begrijpt. Als de kiezers het nu willen...?

Marie.

Maar wat heeft dat nu uit te staan met je werk, dat noodzakelijk nog af moet?

Johan.

Je begrijpt, dat ik als aanstaand lid van den raad mijne meening heb over verschillende zaken. Mijn kiezers zijn daar nieuwsgierig naar, en om hun mijn meening kenbaar te maken zal ik een brochure schrijven en uitgeven. De tijd dringt, dus moet ik mij haasten om nog tijdig mijne gevoelens aan de opinie der kiezers te onderwerpen.

Marie.

Maar ik dacht, dat de kiezers je per sé wilden hebben. Dan behoeft je toch geen moeite te doen om hun goedkeuring voor je wijze van denken te vragen?

Johan.

Nu ja, ik moet toch een zeker program ontwikkelen. Ze moeten toch weten dat ze iemand stemmen, die 't met hen eens is!

Marie.

Hoor eens, ik vind het tegenstrijdig dat jij alleen lid van den raad wilt worden omdat de kiezers het willen, en dat je aan den anderen kant jezelf alle moeite geeft om de kiezers over te halen op jou te stemmen. Of heeft de politiek je nu je eerste leugen doen begaan?

Johan.

Vrouwtje, je hebt... eigenlijk gelijk, maar je hebt van die dingen geen verstand. Ik zal mijn schrijfgereedschap maar hier halen en hier verder werken. Zal je dan niet te veel praten? 'k Heb heusch te weinig tijd

(af)
.

Marie.

Gezellig! Als stommetje hier te zitten, terwijl hij schrijft. Enfin, een ding is gewonnen. We zitten tenminste nu bij elkaar. En de eerste dagen wordt de poot van zijn schrijftafel nog niet gemaakt.

Johan
(komt binnen met schrijfgereedschap en plaatst het op een tafeltje rechts).

Ziezoo, nu kan ik nog een paar uurtjes rustig werken. Heb je nog een kopje thee voor me, Marie?

Marie
(schenkt zwijgend een kopje in en zet dat bij hem).
Johan.

Waar was ik ook weer gebleven? Oh juist: alleen door beschaving is de lagere klasse uit de kroegen te houden... Vindt je dat ook niet, Marie?

Marie
(zwijgt).
Johan.

Nu, waarom zeg je niets?

Marie.

Op je bevel. Het hindert immers als ik spreek.

Johan
(staat op).

Komaan, is mijn vrouwtje boos?

(geeft haar een kus)
. Je mag me wel antwoord geven.

Marie.

Och neen, boos ben ik niet. Maar verdrietig. Verdrietig, dat je me steeds buiten je werk houdt, dat ik niet weet wat je denkt of doet.

Johan.

Maar Marie, zou je jezelf nu wezenlijk voor alle sociale toestanden kunnen interesseeren?

Marie.

Ja, ik ben dom, dat weet ik, maar waarom probeer je dan niet mij wijzer te maken! Of is dat zoo'n onbegonnen werk? Je hebt het nooit geprobeerd.

Johan.

Omdat het geen zaken zijn waar een vrouw zich in verdiepen moet. Een vrouw moet zijn bij haar keuken, bij haar kelder, bij haar huishouden.

Marie.

En moet dus de huishoudster van den man zijn?

Johan.

In de eerste plaats. En vervolgens maakt ze het zichzelf en haar man zoo aangenaam mogelijk en toont geen zuur gezicht als hij thuiskomt.

Marie.

Dus als de vrouw maar voor de materieele belangen zorgt, zal de man dat wel doen voor de moreele. Zou

[pagina 31]
[p. 31]

je dan denken dat zoo een vrouw gelukkig kan zijn?

Johan.

Ach, de opvoeding der vrouw is meer op het materieele ingericht, terwijl de man meer stoffelijke zoowel als geestelijke zorgen moet voorkomen.

Marie.

Dat is een vreemde verdeeling van den arbeid, die je voorstelt. De vrouw de stoffelijke, de man beide zorgen, in plaats dat elk van beiden de helft draagt. Kunnen wij dan niet zooveel begrijpen als de mannen? En verkondig je die stelling ook in je brochure?

Johan.

O ja, mijn brochure. Weet je wat, ik zal je vertellen waar die over handelt. Kijk eens, ik ben een groot ijveraar voor het ontwikkelen van het minst gegoede deel onzer medeburgers. En die beschaving wil ik verkrijgen door ze kosteloos te doen genieten van concerten, comedies, lezingen en door een vereenigingslokaal te stichten waar ze aangenaam en nuttig worden beziggehouden. Dat zal ze uit de kroegen en van de straat houden en hun welvaart ten goede komen.

Marie.

En wat wordt dan van het gezin? Als de vader 's avonds naar concert of lezing gaat, wat moeten dan de moeder en de kinderen?

Johan.

Nu, maar de moeder kan ook meegaan en de kinderen ook als ze groot zijn.

Marie.

En als ze klein zijn?

Johan.

Och kom, dan gaan ze natuurlijk niet, of er is wel een buurvrouw die op wil passen.

Marie.

En is dat nu je opvoeding van de volksklasse? Moeten die menschen opgevoed worden buitenshuis? Maar man, je begaat eenzelfde fout als die, waartegen je strijden wilt. Je wilt ze uit de herbergen houden, goed! Maar je brengt ze ergens anders, waar wel is waar geen sterke drank verkocht wordt en waar ze nuttig en aangenaam worden beziggehouden, maar je haalt ze alweer uit huis, uit hun gezin. En nu niet alleen de vaders, maar ook de moeders en de kinderen. En je zegt wel: ‘als de kinderen klein zijn gaan de ouders natuurlijk niet,’ maar dat is zoo natuurlijk niet, want je brengt ze in de verzoeking om te gaan en dan is er wel een mouw aan te passen door het aannemen van vreemde hulp om op eigen kinderen te passen.

Johan.

Vrouwtje, je overdrijft. En je cijfert al het nut weg, wat dergelijke instellingen doen.

Marie.

Dat doe ik niet. Maar geloof je zelf niet dat het noodig is in de eerste plaats de menschen aangenaam bezig te houden, om ze naar je vereenigingslokaal te lokken en zoo af en toe het nuttige er aan te paren?

Johan.

Daarin heb je geen ongelijk, helaas! De menschen loopen meer naar 't plezier dan naar 't nuttige.

Marie.

En geloof je dan dat er zooveel nuttigs uitgaat van een vroolijke voordracht of van een aardig mopje muziek?

Johan.

Marie, je bent bezig mij vast te praten. Maar laat ik je een paar zinnen uit mijn brochure voorlezen. Hier beweer ik bijvoorbeeld: ‘De kunst is voor het grootste deel der mingegoeden een gesloten boek, ze hebben niet geleerd die te begrijpen. Vandaar wansmaak en onnatuur. Laten wij ze opvoeden door tentoonstellingen van reproducties naar groote meesters, door voordrachten der schoonste gedichten, door muziekuitvoeringen enz.’

Marie.

Die zij dan zoo dadelijk maar begrijpen zullen! En je zegt zelf: de kunst is voor hen een gesloten boek.

Johan.

Jawel, maar wanneer ze in de kunst worden rondgeleid zullen de schoonheden hun aangewezen worden.

Marie.

En wie zijn die geleiders?

Johan.

Dat zijn wij. De bestuurders. De mannen en vrouwen die de vereeniging oprichten.

Marie.

Dus allemaal dilettanten, zoowel op het gebied van kunst als van volksopvoeding. En denken jullui dan aan te kunnen wijzen in een schilderij: Zie, dit is mooi, en dat is schoon! En als je dat kunt, ben je dan voorbereid op de vraag: Waarom? Want al zie jij of ik dat iets mooi is, dan ziet een blinde in de kunst dat niet. En dan vraagt hij; want in de kunst, waarin hij zelfs nog geen dilettant is, gelooft hij niet op gezag, zooals sommige dilettanten.

Johan.

Maar wat zou jij dan willen?

Marie.

Nu vraag je me iets... dat ik niet in twee woorden kan zeggen. Laat ik je eerst een vraag doen. Is het doel van je brochure je verkiezing of... het geluk van de minstbedeelden onder ons?

Johan.

Laten wij aannemen dat dit laatste het geval is.

Marie.

Hoe kunnen wij dus iemand den weg naar het geluk wijzen, niet waar?

Johan.

Ja, ga je gang maar eens.

Marie.

Dan zou ik zeggen: Het geluk begint bij een gezellig huiselijk leven, met een minimum van eischen voor ontspanning en vermaak. In een gezelligen kring vindt de man bij de terugkomst van zijn werk zijn ontspanning en rust de vrouw uit van de huiselijke beslommeringen, terwijl zij samen de kinderen opvoeden.

Johan.

Zeer mooi als ideaalstaat. Indien die niet verbroken wordt door schreeuwende en lastige kinderen.

Marie.

In een goed gezin zorgt de moeder dat die bijtijds te bed gaan en zal een niet te toegevende opvoeding de lastigheid wel doen wijken.

Johan.

En denkt je dan dat elke man en vader maar dadelijk na afloop van zijn werk huiswaarts gaat en niet eerst nog even een borrel pakt, soms meer, waarna hij lastig en brommerig thuiskomt?

Marie.

Daar wil ik alleen tegen inbrengen dat je de kroegloopers toch niet naar je vereenigingslokaal trekt, waar geen sterke drank te krijgen is, terwijl daarbij komt (en dat is mijn hoofdmotief) dat je de gezinnen waar iedereen 's avonds thuis is, door gratis of goedkoope voorstellingen en feestjes verlokt uithuizig te worden. Die menschen hebben je opvoeding niet noodig, ze zijn tevreden en gelukkig. Maar geloof je zelf niet dat een gezin, waar vader of moeder of beiden ontbreken, ongelukkig is?

Johan.

Wel zeker.

Marie.

Begin maar bij onszelf.

Johan.

Maar wij hebben toch geen gezin. En wat hoor ik, ben jij ongelukkig? Dat is voor 't eerst dat ik dat bemerk.

Marie.

Och ja, ik ben geen vrouw om theatraal op de knieën te vallen en met ten hemel geslagen handen uit te roepen: ‘Mijn God, mijn God, wat ben ik ongelukkig!’

Johan.

Maar wat ontbreekt je dan?

Marie.

Wat me ontbreekt? Een man, die zich met zijn vrouw bemoeit, die altijd met haar spreekt zooals hij nu met haar gesproken heeft, die haar erkent als zijn tweede ik, als zijn helpster in 't leven en niet als zijn huishoudster, die al zijn vrijen tijd aan haar geeft en niet alle mogelijke middelen aangrijpt om zich aan iedereen te wijden behalve aan haar. Een man, die zijn zorgen en genoegens met haar deelt; die haar niet alleen zich wil laten amuseeren, maar die haar vermaken tot de zijne maakt. Dat ontbreekt me.

Johan
(staat versteld, driftig).

Maar Marie, je bent onredelijk, je....

(bedenkt zich, dan ernstig)
Marie, je hebt gelijk. Ik heb je niet genoeg gewaardeerd. Wel heb ik je altijd liefgehad, maar steeds heb ik gedacht dat je lager stondt dan ik. Maar daareven heb ik bemerkt, dat een gezond verstand tot beter conclusies kan komen dan een geschoold verstand. Je hebt me overtuigd dat ik op den verkeerden weg was; ik dank je daarvoor. Meer liefhebben dan vroeger kan ik je niet, maar waar ik je vroeger een trapje lager plaatste dan mezelf, zal ik voortaan naast je gaan en je raad vragen in alles.

Marie.

Dat eisch ik volstrekt niet. Je zult misschien zeer vaak domme antwoorden van me krijgen, maar ik vraag je, laat je dat niet afschrikken; evenwel, voor je begint te vragen, vertel me, vertel me van alles wat jou interesseert, want dat doet het mij ook.

Johan.

Dat zal ik, vrouwtje. En om je nu te laten zien dat het voortaan mijn doel zal zijn alleen voor mijn vrouw

[pagina 32]
[p. 32]

te leven en haar mijn vrijen tijd te wijden, zal ik beginnen met voor al de vereenigingen en commissies, waar ik lid van ben, te bedanken.

(Hij zet zich aan het tafeltje.)
En in de eerste plaats mijn candidatuur. Dan is er de commissie voor verbetering van volkswoningen, de kiesvereeniging, het comité tot ondersteuning van werkeloozen, de kunstkring, de....

Marie.

Man, ik geloof dat je in je overijling weer verkeerd doet. Je wilt nu voor alles tegelijk bedanken. Wil je dan al die menschen tegelijk voor het feit stellen om voor jou een ander te vinden? En wil je daardoor aan 't idée voedsel geven, dat je door den invloed van je vrouw tot dien ommekeer gekomen bent? Zou je het pleizierig vinden als de menschen achter je rug vertelden, dat je voor je vrouw niet meer mag doen wat je verkiest. Begin voorloopig met je candidatuur in te trekken. Zoo langzamerhand kan dan het een en ander volgen.

Johan.

Maar ik heb een hekel gekregen aan al die dingen na ons gesprek van zooeven. En ik zal al de uren betreuren, die ik er nog aan moet geven en die jij alleen zult zijn.

Marie.

Blijf er dan voorloopig lid van, alleen om mij plezier te doen

(lachend)
. Wees maar niet bang. Zoo langzamerhand zal ik je vrijwel geheel inpalmen. En dan zal je misschien, als je jezelf hier bij mij zit te vervelen, nog weleens terug verlangen naar de gevierde rol die je tot nog toe ten koste van je vrouw in 't leven gespeeld hebt.

Johan
(geeft haar een kus).

Nooit, Marie! Ik vegeef 't me nooit dat ik je niet eer zoo heb gekend. 't Is mijn schuld geweest, ik zal boete doen en een model echtgenoot zijn.

Marie
(schertsend).

Daar geloof ik niets van. De oude Adam zal vaak genoeg weer bovenkomen, maar zoodra als je weer geen tijd meer voor me hebt, bezorg ik je nog een boetvaardiger stemming dan van avond.

(ernstig)
Enfin, we kunnen er over gekheid maken en lachen, maar ik dank den hemel dat ik mijn man terug heb.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken