Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De gedachtenlezer.
Uit de herinneringen van een dokter.

Onder de aanteekeningen van een Engelschen dokter, die in 't jaar 1889 in Peking woonde, bevindt zich de volgend interessante geschiedenis. Vooraf moet worden meegedeeld, dat de verhaler een overtuigd spiritist was, en dat hij dus zeer geneigd was voor goede munt op te nemen wat een ander mogelijk in een heel ander licht zou hebben gezien.

‘Ik had,’ zoo verhaalt hij, ‘een Chinees, Sing-Fou leeren kennen, die als koopman in zijn onderhoud voorzag, maar tevens als priester dienst deed. Deze Chinees was een bizonder verstandig en op zijn manier beschaafd mensch, zoodat ik zoo dikwijls mogelijk zijn gezelschap zocht, omdat ik aan hem een massa mededeelingen over anders weinig bekende Chineesche eigenaardigheden te danken had. Bij een van zulke gelegenheden had de man mij ook verteld van de bijzondere kunst der Chineesche priesters om gedachten te lezen. Toen hij bemerkte, dat ik mij daarvoor zeer interesseerde, bood hij aan mij zelf het bewijs zijner kunde te leveren, wat ik natuurlijk met graagte aannam. Sing-Fou verklaarde, dat hij tien dagen noodig had om zich op de heilige zaak voor te bereiden. Ik mocht hem gedurende dien tijd geen enkele maal bezoeken, moest mij van het drinken van wijn en andere spiritualiën onthouden en op den dag van de uitvoering een bad nemen. Op den afgesproken tijd was ik in zijn kantoor en hij bracht mij van daar in den naastbijzijnden tempel. Toen ik dit gebouw betrad, moesten we onze schoenen uit- en een paar sandalen aantrekken. Een wit zijden kleed, dat bijna tot op den grond reikte, werd mijn begeleider in plaats van zijn straatkleed aangedaan. Daarna moesten wij door den tamelijk kalen tempel loopen, in welks achtergedeelte zich een soort van verhooging bevond, waarop drie afgodsbeelden in zittende houding stonden; anders was er niets. Achter deze verhooging was een kleine ruimte afgebakend, waar geen daglicht kon doordringen. De muren van dit nauwe vertrek waren van boven tot onder met kostbare zijden kleeden behangen, terwijl de vloer belegd was met matten, waarin figuren van zeer origineele Chineesche teekening gevlochten waren. Het eenige meubilair in deze doodstille, kleine ruimte bestond uit een bamboe-tafeltje, bedekt met twee platte, van deksels voorziene vazen en een brandende lamp.

Zoodra wij binnengetreden waren en de deur achter ons gesloten hadden, verbrak mijn geleider zijn tot nu toe bewaard zwijgen, en beval mij, met over elkaar gekruiste beenen op den vloer plaats te nemen, zoo dicht mogelijk bij de tafel. Daarna bond hij mij een doek voor de oogen en verbood mij niet alleen een woord te spreken, maar ook de geringste beweging te maken.

Door het zonderlinge van de zaak al mijn zinnen inspannend, hoorde ik hem de deksels van de vazen nemen, voelde ik hoe hij het haar op mijn schedel vochtig maakte en het met zachte hand stijf aandrukte. Daarna liet het zich aanvoelen alsof hij een vochtigen doek op mijn hoofd uitspreidde, en als een pleister op een wond met de vingers vastduwde. Ten laatste legde hij zijn vlakke hand op de toegedekte plaats en drukte mijn hoofd krachtig naar beneden, terwijl hij mij beval levendig te denken aan een kerk, die mij in de gedachte kwam; ik moest mij daarbij ook zooveel mogelijk alle kleine bizonderheden voor den geest roepen.

Daar ik slechts een paar minuten geleden door den Chineeschen tempel geloopen was en met verklaarbare belangstelling om mij heen gekeken had, hield ik mij in mijn verbeelding met dit Godshuis bezig. De indrukwekkende stilte, die mij omgaf, de zachtjes op mijn schedel rustende hand van den priester, maakten mij de voorstelling tamelijk gemakkelijk.

Na ongeveer twee minuten voelde ik hoe de pleister van mijn hoofd verwijderd werd en spoedig daarop werd ook de blinddoek van mijn oogen genomen. Sing-Fou beval mij op te staan. Ik voegde mij bij hem en keek nieuwsgierig

illustratie
een sonneberger monsterkamer.


[pagina 102]
[p. 102]

naar de veranderingen, die op het bamboe-tafeltje hadden plaats gehad. De vazen waren nu onbedekt, terwijl de gelakte en beschilderde deksels in pijnlijke nauwkeurigheid er achter stonden; de lamp als voorheen recht in het midden.

In de eene vaas bevonden zich een menigte blaadjes van zeer dun wit papier, ongeveer drie duim in 't vierkant; in de andere was een waterachtige vloeistof en daarin zwom een der blaadjes uit de andere vaas. Sing-Fou haalde het voor mijn oogen eruit, en hield het boven de lamp om te drogen. Daarop gaf hij het mij in de hand en beval mij het goed te bekijken. In zwakke omtrekken, wat onduidelijk en onvolledig, stond de Chinesche tempel er op, zooals ik hem gedurende de zitting voor mijn geestesoog gezien had.

‘Aha,’ dacht ik, ‘dat is sluwe berekening, een goed voorbereide zaak.’ Dit idee lag ook vrij wel voor de hand. Daar ik zooeven voor den eersten keer in een Chineeschen tempel geweest was, liet het zich eenigermate aanzien, dat ik in mijn geest er mee bezig zou zijn. Dit deelde ik ook aan mijn vriend mede. Zijn eenig antwoord was een goedmoedig, half medelijdend lachje, waarna hij uit een la der tafel een sterk vergrootglas te voorschijn haalde, en terwijl hij met mij in den tempel ging, gebood hij mij het plaatje te bestudeeren en het te vergelijken met datgene, wat ik nu bij nauwkeurige waarneming in het heiligdom ontdekken zou. En toen zag ik dat het plaatje in mijn hand een getrouw conterfeitsel was van datgene, wat ik mij bij het vluchtig doorloopen van den tempel in het geheugen geprent had, maar volstrekt niet overeenstemde met hetgeen ik bij een nauwkeurige beschouwing waarnam.

Mijn twijfel was dus op de vlucht gejaagd en daardoor had de zaak zooveel aan aantrekkelijkheid gewonnen, dat ik met veel genoegen inging op het voorstel van den priester om het experiment te herhalen. Hoe hoopte ik bij deze gelegenheid den sleutel te vinden van het raadsel, dat mij tot nu toe geheel ondoorgrondelijk was. Weer moest ik met gekruiste beenen op de mat gaan zitten, mij het haar laten vochtig maken en platdrukken en mij de natte pleister op den schedel laten leggen. Toen ik mij weer een kerk voor den geest moest halen, concentreerde ik al mijn gedachten op de St. Paul's kerk te Londen, waarvan ik zeker wist dat Sing-Fou ze nooit gezien had, en die mij zoo trouw en duidelijk voor oogen stond, als had ik ze gisteren nog gezien.

Door woorden kon ik aan mijn verbazing geen lucht geven, toen ik na afloop der verdere plichtplegingen het raadselachtige blaadje in de hand hield, en ik de mij zoo welbekende kerk tot in de kleinste bizonderheden voor mij zag.

Mijn groote verbazing scheen den priester genoegen te doen; hij stelde mij tenminste voor verdere proeven te nemen, ditmaal evenwel met een of ander vrouwelijk wezen. Ik nam het aanbod dankbaar aan, maar bemerkte dat ditmaal de voorbereidende maatregelen een verandering ondergingen in zoover, dat de priester het haar van het achterhoofd bevochtigde en de natte pleister ver op het achterhoofd tot half in den nek legde. Het resultaat was evenwel hetzelfde; ik had mij namelijk een beroemde Engelsche tooneelspeelster voorgesteld, en het was haar sprekend gelijkend portret, dat mij van het boven de lamp gedroogde papiertje begroette.

Wij namen er evenwel nog geen genoegen mee, maar beproefden het met gelijk resultaat met alle denkbare personen en localiteiten, algemeen bekende personen of lieden alleen aan mij bekend, en geen enkelen keer liet de kunst van den priester hem in den steek, behalve wanneer het overleden personen gold; met hen hadden wij niet het minste succes.

Als laatste proef riep ik mij een versje uit een mijner schoolboeken in de herinnering terug, hoewel ik twee regels geheel vergeten was. Toen mij het blaadje ter hand gesteld werd, bleek het, dat het versje er juist op stond, zooals het in mijn oud leesboek gestaan had, benevens het plaatje dat als illustratie er bij gediend had; de beide vergeten regels waren ook in deze zeldzame copie weggelaten, en een paar woorden, die ik mij niet duidelijk meer herinneren kon, waren ook hier door verkeerden vervangen, terwijl zij mij intusschen te binnen geschoten waren.

Een duidelijker bewijs voor de onaantastbare vertrouwbaarheid der proefnemingen kon mij wel niet gegeven worden. Ik verklaarde mij dus voor tevredengesteld en verzocht alleen de oplossing van het raadsel.

In de allereerste plaats weigerde de priester mij mee te deelen wat hij gebruikte om het voor deze gedachtenlezerij gebruikte papier te praepareeren. Dat was een geheim, dat reeds meer dan drie duizend jaar met het priesterschap erfelijk was en dat hij natuurlijk niet mocht prijsgeven. Ook verried hij mij niets omtrent de wijze, waardoor deze wonderlijke gedachtenuitstraling ontstond - waarschijnlijk omdat hij het zelf evenmin wist. In dit opzicht bleef ik dus geheel onbevredigd.

Natuurlijk gaf hetgeen ik beleefd had, mij veel stof tot nadenken, maar hoe ik er ook over peinsde, ik kwam tot geen resultaat.

Om de opvatting van een met de materie vertrouwd persoon te weten, vertelde ik het gebeurde later aan professor Durand te Boston, die er zich zeer voor interesseerde en het, bij een algemeene vergadering der ‘Eclectic Psychological Association’ tot onderwerp van een lange voordracht maakte. Ik woonde deze vergadering bij en kreeg bizonder treffende en bevredigende wenken door de levendige discussie, die zich gedurende de voordracht ontspon. Een klein gedeelte van de toehoorders, voor zoover die aan het debat deelnamen, was van meening dat de hersens van den priester als medium dienst gedaan, en evenals een filter, mijn gedachten opgenomen en op papier gebracht hadden.

Het grootste deel der aanwezigen was het er evenwel over eens, dat de gedachten een soort van beweging hebben, zoo goed als het licht en het geluid, en dat ze eenvoudig door mijn schedel gestraald waren om op het gepraepareerd papier een afdruksel na te laten, juist op dezelfde wijze als het licht het op de gevoelige plaat eener camera doet.

Ik voor mij moet bekennen, dat ik in de verste verte niet weet hoe de zaak te moeten uitleggen; ik weet alleen dat ik ze wakend heb doorgemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken