Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het geheim.

Dus was ten laatste toch het huwelijk van Melle de Saint-Faille en Philippe de Rochemont op dezen winter bepaald, nadat de familie van den jongen man een poos geaarzeld had. Deze aarzeling had geen anderen grond dan den leeftijd van de jonge dame, want deze zou den aanstaanden zomer drie-en-twintig worden, terwijl Philippe zes-en-twintig was.

Men vond dit verschil niet voldoende, maar de jongelieden pasten overigens voortreffelijk bij elkander, zoodat de oude graaf de Rochemont zich er ten slotte in geschikt had eene meerderjarige schoondochter te krijgen.

Marguerite de Saint-Faille had, wat men noemt eene degelijke opvoeding genoten, hetgeen geheel met haar geestesrichting overeenkwam. Zij leest alleen voorname lectuur, speelt de zwaarste stukken van het blad en zou hare hoeden zelve kunnen maken, indien zij meer tijd en minder geld had. Twee jaren geleden is zij begonnen bloemen te schilderen. Zij heeft een grootmoeder die doof en een vader die blind is.... in liefde voor zijn eenig kind. Alles bijeengenomen is zij het ideaal van het huis en haar oude grootmoeder; de geestige barones de Cornouailles heeft nog slechts één wensch op aarde: haar lieve Marguerite getrouwd te zien. Een gelukkig toeval bracht de jongelieden bij elkander en zij leerden elkander spoedig waardeeren en liefhebben.

Philippe was van een zwaarmoedig, droomerig karakter. De eerste, wien hij - afgezien van zijne familie - zijn huwelijksplannen mededeelde, was zijn boezemvriend Roger St. Clair.

‘Je bent gek,’ zei deze hem, ‘je trouwt juist op een leeftijd, dat je niet trouwen moet.’

‘Wat bedoel je? Spreek nader...’

‘Je zult er boos om worden, maar dat is mij onverschillig. Beste vriend, je bent zes-en-twintig jaren, je bent te jong voor het huwelijk.’

‘Geloof je dat?’

‘Zeker. Wat je aanstaande betreft, haar persoontje er buiten gelaten, is zij te oud voor je. Kunt ge haar vormen naar jou inzichten? Neen! Bovendien wantrouw ik in beginsel elk meisje, dat niet arm en niet leelijk is geworden, zonder een man te hebben gevonden harer waardig. Ik vraag je, waarom?’

Philippe haalde zijne schouders op, wenschte zijn vriend naar de maan, en maakte zijne schoone, gesteund door prachtige bouquetten, verder het hof. In zijn hart was hij boos op zijn vriend Roger en wreekte zich op hem, door hem niet aan zijne aanstaande voor te stellen, wat hij anders zou gedaan hebben. Elken avond dineerde hij bij den markies, dan ging zijn aanstaande schoonvader naar de club en liet de verloofden onder de hoede van de barones de Cornouailles.

De jongelieden waren in den zevenden hemel en namen zich voor, der wereld eens een gelukkig huwelijk te toonen!

Maar tegen Maart meende Philippe te bemerken, dat Marguerite veranderd was. Zij werd verstrooid, nerveus, dikwijls treurig of uitgelaten. Hij vroeg haar naar de oorzaak; zij antwoordde kortaf:

‘Is het vreemd, dat men kort voor een gewichtigen stap wat ontroerd is?’

Maar de zaak werd ernstiger toen een week later zijn vriend Roger zeide: ‘Hoor eens, oude jongen, je wrokt in je zelf; je hebt me niet eens aan je verloofde willen voorstellen. Gelukkig dat ik haar vandaag te zien heb gekregen; ik was met iemand die mij haar aanwees.’

‘Zoo, hebt gij haar gezien?’

‘Ja, tegen twee uur in Batignolles!’

‘Met haar vader?’

Is de markies een knap man, met flinken knevel en het Legioen van Eer?’

‘Neen, hij is klein met een kaal hoofd, zestig jaar en zijn knoopsgat is zoo kaal als zijn kin.’

‘Dan was het zeker een ander, die het meisje begeleidde. Maar stel je gerust, zij had een oud gebrild wezen bij zich, zoo iets als eene gezelschapsdame.’

‘O, dat is miss Waterfall. En je weet niet wat zij daar deden?’

‘Dat kon ik toch niet vragen. Ik hoorde alleen dat de Engelsche zei: “O dear, what a blessing to have got such a sustainer.” Ken je Engelsch, niet? Dat wil zeggen: Wat een geluk, lieve, dat je zulk een beschermer gevonden hebt!’

[pagina 167]
[p. 167]

Philippe verviel in gepeins. Die geheimzinnige beschermer en de opmerking van miss Waterfall bevielen hem niet. En verstrooid verliet hij zijn vriend.

Des avonds om 7 uur was hij reeds bij Marguerite. Toch was hij besloten om behoedzaam te werk te gaan. Dus vroeg hij, toen hij met zijn meisje alleen was: ‘Wel, wat is er voor nieuws? Wat heb je vandaag gedaan?’

‘Niets bijzonders,’ antwoordde zij, ‘ik heb met miss Waterfall een paar winkels bezocht.’

‘Hebt gij niemand gezien?’

‘Niemand. O, ja toch wel, de mooie mevrouw Morell, die haar costume in het hippodrome probeerde. Het spijt mij half dat ik er ook zoo geen genomen heb. Stel je voor een rok....’

De arme Marguerite had hem evengoed wat anders kunnen vertellen, hij luisterde niet naar haar. Den volgenden morgen al vroeg was hij bij zijn vriend Roger, die dadelijk zag dat Philippe dien nacht geen oog had dichtgedaan.

‘Roger,’ begon hij, ‘antwoord mij zonder omwegen. Hoe zag die dame er uit, die je gisteren in Batignolles gezien hebt met dien geknevelden heer?’

‘Tamelijk lang, flink gebouwd, blond, ronde zwarte hoed met twee vogeltjes, zwart-fluweelen mantel gegarneerd met chenille.’

‘Zoo was het,’ steunde Philippe, ‘o, Roger...’

‘Ben je zoo jaloersch?’ maar vriend, als je eenmaal getrouwd bent, zal je vrouw het recht hebben te gaan waarheen zij wil. En nu vind je het verschrikkelijk, dat zij vijf minuten gesproken heeft met een gedecoreerden heer, zonder je dat te vertellen.’

‘Vijf minuten? Wat weet je daarvan? Waarom noemde die miss hem beschermer tegen mij?’

Als een waanzinnige was hij voortgegaan. Maar hij was verliefd, en om zeven uur weder in het huis zijner verloofde.

Marguerite zag, dat hij gedrukt was, en verdubbelde hare teederheid. Zij was allerliefst en men moest stapelgek zijn om argwaan tegen haar te hebben.

Twintigmaal was hij op het punt haar zijn angst mee te deelen, maar schaamte hield hem terug.

Zaterdag vóór Palm-Zondag kwam Philippe toevallig een half uur vroeger bij Marguerite dan gewoonlijk. En juist toen hij wilde aanschellen, kwam een lang, knap man met knevel en ridderlintje het huis uit. Nu zou het geheim ontsluierd worden - men moest hem toch in elk geval den naam zeggen van dien bezoeker.

Tamelijk opgewonden kwam hij in het salon. Er was niemand, maar in het aangrenzende boudoir, waar zich de oude barones ophield, hoorde hij praten en snikken. Het was Marguerite die weende.

‘Ik wist het wel,’ steende zij, ‘elken dag werd mijn angst grooter, en toen hij straks kwam, raadde ik al wat hij zeggen zou.’

‘Maar hij kan het toch niet helpen, liefste,’ zei de markies, ‘en wat hindert het, als niemand er iets van hoort?’

‘Waarom breek je daar je hoofd mee?’ bromde de barones; ‘was je dan niet gelukkig genoeg met je rustig leven, met je lieven bruidegom, die je aanbidt en je zoo graag gelukkig zou maken? In mijn tijd hadden de jonge meisjes zoo iets niet.’

‘Goede hemel, mama, u is van uw tijd en Marguerite van den haren, dat is duidelijk. In 1850 zou elk meisje alle begrippen van fatsoen vertreden hebben als zij gedaan had wat mijne dochter gedaan heeft. Nu zijn wij niet meer zoo streng. Ik wil wedden, dat zelfs Philippe, ondanks zijn strengheid...’

‘O, papa, hij mag het nooit hooren!’

‘Zooals je wilt, als je het hem zelf later maar niet bekent! Bedenk dat er op het oogenblik op den Faubourg St. Germain misschien twintig jonge meisjes zijn, die evenals gij hare illusies beweenen; maar wees gerust, zij zullen toch trouwen.’

Half waanzinnig vluchtte Philippe weg en stopte zijn ooren dicht om niets meer te hooren. Eerst in de vestibule, waar hij een bediende zag, kwam hij tot bezinning en vroeg: ‘Zeg aan mijnheer den markies, dat ik gekomen was om hem te zeggen, hij met het diner niet op mij moet wachten,’ en na kort beraad, vroeg hij: ‘Waar woont die heer, die daareven wegging? Hij heeft papieren vergeten, die ik hem wou terugbrengen.’

Zonder aarzeling noemde de man den naam van een schilder, die even beroemd was om zijn groot talent, als om zijn meesterschap op den degen.

‘Ik ben vast besloten,’ mompelde Philippe; ‘binnen twaalf uur moet een van ons beiden dood zijn!’

De beroemde schilder Guérineau zat met zijne kinderen en zijne bekoorlijke vrouw in het salon, toen hem het kaartje van den vicomte gebracht werd. Hij gaf last den bezoeker in zijn atelier te brengen, waar hij zich bij hem voegde.

‘Wat verschaft mij de eer?’

Maar Philippe liet hem geen tijd uit te spreken; bleek en ademloos, riep hij schor: ‘Mijnheer, ik ben of liever ik was de bruidegom van freule de Saint Faille... ik kom u vragen wat er tusschen u en die dame is voorgevallen!’

‘De vraag zelve en de vorm ervan is wel wat eigenaardig,’ antwoordde de schilder. ‘Stel u in mijne plaats, zoudt u dan antwoorden? Freule de Saint Faille heeft een vader, en gij zult mij toegeven, het natuurlijker ware geweest....’

‘Dat is mijne zaak, ik wend mij tot u; wilt gij mij antwoorden?’

‘Is het u niet bekend, mijnheer, dat uwe bruid een schilderij op de tentoonstelling heeft aangeboden?’

Philippe schudde ontkennend het hoofd.

‘Het was een geheim,’ hernam de schilder, ‘maar de verhouding van u tot de familie geeft mij het recht het u te onthullen. Een jaar lang heb ik de eer gehad freule de Saint Faille met mijn raad ter zijde te staan. Zoo straks moest ik haar tot mijn leedwezen gaan mededeelen - ik ben lid van de jury - het stuk niet aangenomen is.’

‘Mijnheer,’ zei Philippe, ‘vergeef mijne bruuskheid van straks en vergun mij u te groeten, daar mijnheer de Saint Faille mij aan tafel wacht!’

Drie dagen later deelde de kunstkooper aan Marguerite mede, dat een onbekend kooper haar duizend francs voor het afgewezen schilderstuk bood.

‘Kind, kind, dat is goed betaald,’ zei de markies tot zijne dochter, ‘het is zeker een Amerikaan!!!’

Maar daarin vergiste zich de brave man. Als de vicomtesse van haar huwelijksreis door Italië terugkomt, zal zij in haar bekoorlijk boudoir haar schilderij ‘Rozen en Lelies’ vinden. Maar nu staat als naam op de vergulde lijst: ‘Eerste en laatste argwaan!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken